"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Fris Edam Keramiek

Donderdag, 4 november, 2021

Geschreven door: Andrea van der Veen, Ove Lucas
Artikel door: Chris Reinewald

Wel tinkelend, nooit tuitelend

[Recensie] Dankzij een schenking van verzamelaar Wil Schagen verwierf Museum Edam de nagenoeg complete collectie gebruikskeramiek van de plaatselijke aardewerkfirma Fris (1947-1969). Op een expositie in Edam zie je hoe vernieuwend tijdloos hun pastelkleurige serviezen en vazen waren.

De catalogus graaft dieper met aandacht voor het ontwerpproces, sociaaleconomische aspecten en een uitgebreid collectie-overzicht.

Vergeet even de kogelronde kaas, denk aan keramiek. Tweeëntwintig jaar was de aardewerkfabriek Fris in Edam een grote werkgever voor aanvankelijk werkeloze Zuiderzeevissers in Edam en Volendam. Zij leerden een nieuwe stiel: het vormen, gieten, glazuren, bakken en verpakken van het luxere, moderne serviesgoed.

Het bedrijf werd in 1947 aan de Baandervesting – nu een woonwijkje – gesticht door Gerrit Fris senior en junior. Ze hadden al eerder in Gouda een aardewerkfabriek opgekocht maar wisten er technisch nog weinig van. Al voor de verhuizing naar Edam trokken ze in 1943 de ontwerper/keramist Willem Hendrik de Vries als artistiek leider aan.

Dans Magazine

De Vries kreeg de vrije hand om een duidelijke moderne stijl te bepalen. Vanuit zijn praktische achtergrond zag hij geen waardeverschil tussen handgedraaide of semi-industriële gegoten keramiek. Als streng estheet bepaalde hij de vormgeving en zo de ‘productplacement’ van Fris. Effen, nooit schreeuwerige tinten, geen tierelantijnen, decoraties alleen als ze zinvol waren, zoals de poppetjes en motiefjes die Nel Bruynzeel vaardig in bekers en vaasjes kerfde. Vanuit haar mal voerden handarbeiders die dan weer in serie uit.  

Functie en goede kwaliteit stonden bovenaan. In den beginne moest De Vries veel serviezen afkeuren. De medewerkers waren – begrijpelijk – nog niet bedreven genoeg. Dat veranderde door hun werkervaring en de gehele overgang op het gieten in mallen.

Deksels

De invloedrijke stichting Goed Wonen, dat met een eigen tijdschrift woonadviezen gaf in het Nederland van de wederopbouw, prees de Fris-producten. Terecht. Zonder wiebelen het deksel van een soepterrine omgekeerd ondersteboven op tafel leggen dankzij een afgeplatte handgreep.

De kekke eierschaaltjes, een bestseller, zijn opstabelbaar dus ruimtebesparend. Het schoteltje vangt druipend eigeel op. De Vries kon zich dan ook serieus opwinden over de kledderige, gebruiksonvriendelijkheid van de traditionele eierdopjes.

Verder maakte Fris de deksels van thee-en koffiepotjes en koffiefilters zoveel mogelijk identiek om zo  de serieproductie te versimpelen en voor makkelijke, onderlinge uitwisselbaarheid.

75 jaar na de oprichting oogt Fris – inderdaad – nog steeds fris: kwalitatief hoogwaardige kopjes, schotels, schaaltjes, vazen en pindasetjes. De diabolo-vormgeving van gegoten pastelkleurige vazen past bij het optimistische Nederlandse design van de wederopbouwjaren vijftig met ook De Ploeg-stoffen, Leerdam glas, Gispen lampen en Tomado-rekjes. Daardoor lijkt de kleine expositie in een bovenzaal warempel een presentatie op de Jaarbeurs Utrecht, waar inkopers Fris aanvankelijk te vooruitstrevend vonden. Onze grootouders schaften destijds een gemiddeld 24-delig servies aan bij kleinere, luxe huishoudspeciaalzaken. Dit koopgedrag zou rond 1970 flink verwateren.

Bij introductie viel Fris weliswaar in het prijzige segment van de gebruikskunstnijverheid, maar verkocht meteen goed.

Tinkelend

De Vries bewonderde het serviesgoed van de Finse Arabia. Dat is af te zien aan zijn puntige Jubilant-servies (1958):  het meest succesvolle Fris-ontwerp, ook vanwege de sterkte. Fris won bij de ontwikkeling advies in van een Duitse keramiekingenieur. Hij ried hen aan  klei met een hardere ‘scherf’ te nemen om het serviesgoed sterker te maken.

In een, in de catalogus, herdrukt artikel uit Goed Wonen somt De Vries (!) op waaraan zoiets eenvoudigs als een kop en schotel moet voldoen: “Het kopje mag niet tuitelig zijn (hoog of smal voetje).” Als je het met je vinger aantikt moet het een hoog tinkelend geluid geven. Dof duidt op slecht aardewerk dat snel barst of breekt .

Als estheet selecteerde De Vries spannende kleurcombinaties. Bij een bloempot liet hij de – tijdens gebruik amper zichtbare – binnenkant donkergroen glazuren, afstekend tegen de crême-witte buitenzijde. Een glazuurspecialist mengde hiervoor de juiste kleuren.

De Vries vasthoudendheid botste uiteindelijk met Gerrit Fris’ zakelijkheid waardoor de ontwerper in 1962 opstapte.

Rode cijfers

Als ondernemer had Fris het goed met zijn medewerkers voor. Vanaf 1951 gaf zijn honderd arbeiders een winstdeling voor hun pensioen, hetgeen echter maar vier jaar duurde. Een brand in de fabriek, (geblust door de eigen medewerkers als vrijwillige brandweer van Edam) en een veranderende markt dirigeerden Fris richting rode cijfers. Het koperspubliek ambieerde inmiddels wel dat tuitelende porselein met tuttige bloemetjesdécors. Op hun succesvolle eierschaaltje kreeg Fris in Nederland geen octrooi verleend waardoor onfrisse concurrenten het straffeloos gingen namaken, zelfs in kunststof.

Na De Vries werkte Fris met externen die de andere smaak wel begrepen. Industrial designers Emile Truyen en Jan Lucassen ontwikkelden het afgeronde Marijke-servies (1963), dat echter een winkeldochter bleek. Uiteindelijk werd Leerdam-glasontwerper Floris Meydam binnengehaald voor luxe woonaccessoires in uitgesproken kleuren. Maar het was al te laat.

Grote detaillisten als Blokker en HEMA kochten bulkvoorraden gebruiksgoed bij lage lonen-producenten in Italië en Oost-Europa. Dit betekende de nekslag voor vrijwel de gehele Nederlandse keramiekindustrie waaronder Fris.

Midcentury design

In de catalogus komen de bedrijfshistorie en profielen van Gerrit Fris senior en junior en uiteraard Willem Hendrik de Vries aan bod. Zonder al te technisch te worden bespreken de auteurs ook het maakproces. Mooie zwart-witfoto’s tonen de stoffige fabriek met het serviesgoed in volle glorie.

Het sociale verhaal wordt geïllustreerd met sympathiek geschreven en fotoportretten van inmiddels bejaarde medewerkers en een relatief jonge verzamelaar. Een bedrijf bestaat immers niet alleen door zijn gemaakte producten maar vertegenwoordigt ook cultureel erfgoed en sociaal kapitaal.

Iedere oud-medewerker prijst vader en zoon Fris, tot en met de correcte financiële afwikkeling bij de gedwongen sluiting.

Dankzij vorige exposities in Purmerend (1986) ’s-Hertogenbosch (1988) en Edam (1999) herontdekten verzamelaars Fris serviesgoed. Verzamelaar/schenker Wil Schagen was al langer actief om zijn collectie stuk voor stuk op te bouwen. Op Koninginnedag 1999 kon dat nog op de vrijmarkt in Edam. Inmiddels kom je Fris ook nog maar zelden tegen in de kringloop; wel als ‘midcentury design’ op veilingsites als Marktplaats, Catawiki en eBay: voor een paar tientjes. Afgezet tegen de toenmalige verkooprijzen in guldens – op oude brochures in het boek – behield Fris ook in dat opzicht zijn waarde. Voor potentiële verzamelaars is het daarom erg nuttig dat de catalogus afsluit met een gedetailleerd foto-overzicht met vrijwel alle Fris-producten erin.

Als kortere versie gepubliceerd in Museumtijdschrift

Expositie: Fris Springlevend, 75 jaar Fris Edam, t/m 20 maart 2022 in Museum Edam (alleen kaartverkoop!) stadhuis en locaties in Edam, www.edamsmuseum.nl, www.frisedam.nl