"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Generaal zonder leger

Vrijdag, 6 maart, 2020

Geschreven door: Ozcan Akyol
Artikel door: Remus Thijssen

Wie storm zaait zal een briesje oogsten

In Generaal zonder leger, het Boekenweekessay van 2020 door Özcan Akyol, valt de schrijver en programmamaker de gevestigde orde van de literaire wereld aan. Akyol debuteerde met de succesvolle autobiografische schelmenroman Eus (2012) en is sindsdien niet meer van de televisie weg te slaan. In deze boekenweek zal hij een serie interviews afleggen voor de NPO in het programma Dwarse denkers. Akyol’s romans – Eus heeft een vervolg genaamd Turis (2016) – zijn in de media even omstreden als zijn verschijningen op de buis. De gemene deler is dat hij geen blad voor de mond neemt.

Dit maakte hem bij uitstek geschikt als schrijver van het essay voor de Boekenweek 2020 met als thema Rebellen en Dwarsdenkers. In zijn essay betreurt Eus het ontbreken van recalcitrante schrijvers die er toe doen in de hedendaagse Nederlandse literatuur. Hij beschuldigt de mensen die zichzelf belezen noemen, en zich daarom beter achten dan mensen met een serie Lucinda Riley’s in de kast. Academici, die deze zienswijze in stand houden, zouden studenten “alle vreugde die een roman kan opleveren” ontnemen. Maar ook de jonge generatie krijgt er van langs. Volgens Eus wonen onze jonge literaire talenten allemaal in de randstad, schrijven alleen maar over elkaar en voor elkaar en feliciteren elkaar met mooie prijzen. De leeslijsten van middelbare scholen worden gedomineerd door stoffige kadavers en skeletten als Elsschot en Couperus. Kortom, we moeten in het boekenvak het roer omgooien richting tolerantie en diversiteit, weg van prestige en esoterie.

Met zelfmoordneigingen zat Eus in de schoolbanken van de Vrije Universiteit bij de daar inmiddels opgeheven studie Nederlands. De academie is dan ook een van de grote boosdoeners in de neergang van de Nederlands literatuur, zij houden het eerdergenoemde prestige in gang als bewakers van achterhaalde wetenschappelijke idealen.

Boekenkrant

Slaapverwekkende letterkundige artikelen zijn mij als voormalig literatuurstudent niet vreemd, maar de vruchten van de studie der letteren worden hier wel over een kam geschoren, en in de haard geworpen. Ik voel me toch geneigd de studie die ik, niet altijd met plezier maar over het algemeen met genoegen, heb gevolgd te verdedigen. Het beeld dat hier geschilderd wordt van de letteren is nogal nauw. Ik snap dat het de bedoeling was provocatief te zijn, maar Özcan maakt van literatuurstudies een droge bruine boterham en verstopt het beleg. 

Akyol’s argumenten worden veelal geïntroduceerd met persoonlijke anekdotes. Zo illustreert Eus zijn de kritiek op de literaire wereld door zijn eigen toetreden tot het schrijversgilde. De mediagenieke Özcan verscheen na zijn debuut veel op de buis, en dit vond de literaire elite uiterst ongepast. In het essay wordt uitvoerig ingegaan op dit, zo blijkt, bekende fenomeen. Uiteindelijk komen we uit op een oude discussie genaamd ‘vorm of vent’. Misschien verwarrend, maar de ‘vorm’ slaat hier op de inhoud. Vanuit de elite wordt gepleit voor zo min mogelijk aandacht voor de ‘vent’, de schrijver, en zo veel mogelijk voor de ‘vorm’. Akyol wil deze idealistische bedoeling omver gooien, sterker nog, hij wil dat we deze scheiding niet meer als ideaal zien. De literaire wereld moet volgens hem de commercialisering van de media omarmen als men wil dat mensen blijven lezen. Hij stelt zelfs voor dat uitgevers de “stamelende sloebers in hun stal” mediatraining gaan geven, zodat zij ook met hun kop op de tv kunnen zonder een modderfiguur te slaan.

Er ontbreekt een mate van nuance in dit betoog, ongetwijfeld ook om extra dwars over te komen. Stel we gaan echt alle schrijvers met een goed manuscript mediatraining geven, en alleen lezen als ze ook leuk zijn op Facebook en Instagram. Zou dat niet voor een gelijke mate aan vlakheid en conformisme zorgen als de huidige elite? Kijk eens naar de film- en de muziekindustrie, daar is aan de top ook niet veel nieuws meer te vinden, want de grote maatschappijen weten niet of dat wel gaat verkopen. In het essay wordt de noodzaak van een populistische aanpak niet betreurd, maar verwelkomd. Hierin lijkt Eus een tikkeltje zelfingenomen. Lollig doen op de tv is zíjn ding, maar hij vindt dat we hem allemaal als voorbeeld moeten nemen om lezen en schrijven weer leuk te maken. Van het stigma op alle moderne vormen van promotie moeten we af, dat lijkt me onomstotelijk. Maar kan dat niet op een manier waarmee we juist de diversiteit van literatuur aanmoedigen?

We eindigen met misschien het meest oplosbare probleem uit het essay: het literatuuronderwijs. De leeslijst van veel middelbare scholen is zo hopeloos achterhaald dat we de jeugd het bijna niet kwalijk kunnen nemen dat ze denken dat lezen saai is. Akyol vertelt hoe hij zonder winstoogmerk het land afreist om bij onze arme middelbare scholieren de liefde voor literatuur te verspreiden. Dat zouden meer mensen moeten doen, natuurlijk. Zo wordt wederom het punt gemaakt dat schrijvers wat beter uit hun woorden zouden moeten komen, dan zouden ze wel wat teweeg kunnen brengen door net als Özcan voor de klas te gaan staan. Maar dit terzijde. Zoals zelfs het Nederlands Letterenfonds al doorheeft kan het merendeel van de jeugd tegenwoordig niet meer geboeid worden door Elsschot en Bordewijk. De leeslijsten moeten vernieuwd, met name voor lagere opleidingsniveaus, lijkt me een schot voor open doel.

Akyol schrijft met een vlotte en bekwame pen, maar in zijn drang om polemisch en rebels te zijn, slaagt hij er eerder in bot en zelfingenomen over te komen. Zijn punten worden ten overvloede onderbouwd met eigen ervaringen, wat ervoor zorgt dat de aanwezige nuttige kritiek te veel plaats moet maken voor het persoonlijke. Het betoog is over het algemeen gemakkelijk te onderschrijven. De literatuur loopt achter op andere media, maar sommige maatregelen die hier worden geopperd lijken onnodig drastisch. Misschien kunnen we onze minder sprankelende schrijvers gewoon uitnodigen voor een leuke rustige podcast, en de exhibitionistische capriolen overlaten aan schrijvers als Akyol. De televisie zal het immers ook niet lang meer maken.

Remus Thijssen behaalde in december zijn bachelor Engelse literatuur, en is nu stagiair bij Bazarow/De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur:

Generaal zonder leger