"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Godinnen van de Art Nouveau

Donderdag, 17 juni, 2021

Geschreven door: Wim Hupperetz
Artikel door: Chris Reinewald

Geboren uit zonnegloren – en gepatenteerde belichting

[Recensie] Het Amsterdamse Museum Allard Pierson selecteerde – met droomvrouwen gedecoreerde – voor de expositie Godinnen van de Art Nouveau sieraden, kleisculpturen, affiches, schemerlampjes en typografie van de art nouveau alias jugendstil (1880-1905). De eerder verschenen publicatie met essays daarbij kan men los van de daadwerkelijke expositie lezen.

“Doe altijd eerst een stap naar achteren voor je een grote sprong maakt.”

Dit Franse spreekwoord onderstreept hoe de behoudende mens aanvankelijk elke nieuwigheid schuwt.

Op het scharniermoment van de 19de naar de 20ste eeuw veroorzaakten ontwikkelingen in wetenschap en economie angst en onrust in de oude, zo vertrouwde wereld. Volgens evolutiebioloog Charles Darwin waren wij mensen geen schepselen Gods maar stamden we af van de apen. In 1867 lanceerde Karl Marx zijn antikapitalistische, communistische denkbeelden, terwijl boerenzonen naar de steden trokken om in de industrie achter machines te werken..

Schrijven Magazine

En in 1895 schokte ’s werelds eerste psychiater Sigmund Freud in Wenen met zijn theorieën over ons onderbewustzijn, dromen en seksuele oerdriften. Maar was niet het allerergste dat lelijke massaproducten bezig waren het edele handwerk te verdringen? Al halverwege de 19de eeuw ontstond in Engeland de Arts & Crafts Movement die zich van de moderne techniek afkeerde en het propageerde. Ook in de opkomst van de Art Nouveau lijkt die stellingname aanwezig.

Kunsten en ambachten

Sierkunstenaar William Morris en zijn Arts & Crafts kunstnijverheidswerkplaats schiep misschien wel de eerste pre-moderne droomvrouw: Jane Burden – rossige krullen, bleek, stuurse oogopslag, mannelijke kaaklijn. Hij leerde het dorpsmeisje artistiek borduren en stimuleerde dat ze model zat: voor de fotograaf John Robert Parsons en de schilder Edward Burne-Jones. Op een geëxposeerd, later gemaakt, wandkleed naar zijn ontwerp zien we Jane als androgyne wezen in wijdvallend, blauw gewaad, naar een blond vrouwenhoofd in een grote roos staren. Het mystieke tafereel verwees naar de middeleeuwse, hoofse, vergeestelijkte liefde. Morris’ rustieke Arts & Crafts-beweging kreeg in 1895 een joyeus vervolg met de art nouveau-stijl, genoemd naar een Parijse luxe kunstnijverheidswinkel van de galeriehouder Siegfried Bing.

Duitstalige en Scandinavische landen gebruikten voor dezelfde stijl de term jugendstil naar Jugend, [jeugd] een invloedrijk kunst- en literatuurtijdschrift uit München. De kwetsbaar geraakte omslagen zijn in gedempt licht te zien op de expositie maar staan helder afgedrukt in het boek.

Typerende jugendstil-objecten uit Duitse musea, op de expositie, zijn twee kleinsculpturen en een sieraad. Emil-Paul Börner boetseerde uit roomwit Meissen-porselein een ontwakende vrouw met goudluster kapsel. Voor een hanger verstrengelde Philippe Wolfers een meisjeskopje in een gevleugelde orchidee. Sophie Burger-Hartmann modelleerde letterlijk een “naakte juffer”: een najaarskrokus in vrouwengedaante. Sierkunstenaars beeldden zulke wonderlijke transformaties vaak uit door onbeschroomd verschillende materialen – marmer, goud, brons, emaille, kristal, edelstenen – bij elkaar te gebruiken.

Salomé en haar wraakzusters

De onberekenbaarheid van het vrouwelijk wezen als maagd, madonna, minnares – en loeder fascineerde mannelijke kunstenaars zeer. In 1891 baseerde Oscar Wilde zijn eenakter Salomé op een fatale koningsdochter van Herodes en Herodias uit een apocrief Bijbelverhaal. (In de Bijbel zelf heeft zij geen naam.) Uit pure wellust laat Salomé het hoofd van de kuise Johannes de Doper afhakken… om zijn koude, dode lippen te kunnen kussen. Dit quasireligieuze verhaal bestond al als schilderkunstig thema, maar voegde zich perfect bij de decadente tijdgeest. Maar misschien grijpt het verhaal ook terug naar het Middeleeuwse verhaal van Heer Halewijn waarin een afgehouwen zelfs op tafel wordt gezet.

Aubrey Beardsley, die stierf op zijn 26e, illustreerde Wilde’s scandaleuze toneeltekst. Met vaste hand tekende hij ononderbroken, asymmetrische slingerlijnen, geaccentueerd met zwart-witte of gedecoreerde vlakken. Je herkent Oosterse prentkunst, Keltisch vlechtwerk met ornamentiek uit de Middeleeuwen en Renaissance als invloeden.

Een Nederlands Beardsley-adept Carel de Nerée tot Babberich, ook jonggestorven, illustreerde Louis Couperus’ noodlotsromans. De nu wat puberaal ervaren Beardsley-stijl beleefde in de hippiejaren zestig van de 20ste eeuw een grote herwaardering. In Parijs smeekte Sarah Bernhardt, Frans toneeldiva, Wilde de uitdagende Salomé te mogen spelen, maar vooralsnog was het verboden dit “godslasterlijke” toneelstuk op te voeren. Als personage effende Salomé evenwel de weg voor historische wraakzusters Medusa, Judith, Cleopatra, Messalina, Circe en Theodora, de prostituée die het tot keizerin van het Byzantijnse Rijk schopte. Via haar herontdekten schilders en ontwerpers de gouden luister van de Byzantijnse kunst. Ook mythologische metamorfosen prikkelden de fantasie zoals de harpij: een roofvogel met ontblote borsten en het gezicht van een geniepige vrouw.

Dans met zeven sluiers

In het liberale Wenen werkte componist Richard Strauss in 1905 Salomé om tot schokkende opera. Kort voor de onthoofdingscène laat hij de schandalige vrouw een verleidingsdans met zeven sluiers opvoeren: symbool voor de zeven stadia van het liefdesspel.

De veelbesproken sluierdans ging een eigen leven leiden. Centraal in expositie en boek staat een vergelijkbare, gefilmde verleidingsdans. De oorspronkelijke danseres was de Amerikaanse Loïe Fuller, een ietwat plompe verschijning. Tijdens performances in de Parijse nachtclub Folies Bergère fladderde zij als een hitsige paradijsvogel, met enorme banen sluierstof wapperend, in het rond. De sterk gestileerde bewegingstechniek lijkt op die in de Chinese opera wordt gebruikt.

Fullers act blijkt meer inventief dan mysterieus. Zij had haar sluiers in een gepatenteerd, lichtgevend goedje gedompeld voor een nog spectaculairder effect. Door de, eveneens gepatenteerde, elektrische belichting veranderde haar uitdossing steeds van kleur. De benodigde extreem felle theaterlichten verblindden Fuller, hetgeen ze accepteerde als part of the show. Kunstenaars als De Toulouse-Lautrec, Jules Chéret en Koloman Moser legden Fullers spektakeldans vast op tekeningen en druksels. Zo werd zwierigheid werd regel binnen art nouveau en jugendstil.

Mythe kust techniek

Op te expositie prijkt een verguld bronzen lamp uit 1901 waarop Fuller met haar sluier een elektrische gloeilamp, destijds een grote noviteit, bedekt. Mythe en moderne techniek kussen elkaar.

Een voorover gebogen dame draagt een sluier die, door de snelheid omhoog geblazen, transformeert tot vleugel. Charles-Robert Sykes modelleerde dit wereldberoemd radiatorornament op de Rolls Royce, the best car in the world. Zijn ‘geest van de extase’ lijkt een hedendaagse versie van de Grieks antieke Niké van Samothrace. Dergelijke (klein)sculpturen vereisten poseersessies met lenige en expressieve vrouwen, waarvoor kunstenaars danseressen en actrices vroegen.

De topballerina Cléo de Merode poseerde voor schilders, beeldhouwers en pionierfotograaf Nadar, maker van Sarah Bernhardt’s “staatsieportret.”. Georges Despret legde Cléo’s serene trekken vast in levensechte blond- en bruinharige koppen van glaspasta.

Jaroslava Mucha, jong danseres en model, stuwde haar vaders affichekunst op tot grote hoogten. De Tsjech Alphonse Mucha benutte de art nouveau in verschillende disciplines: salonbeeldjes, sieraden, keramische tableaus en grafische kunsten. Hij verhuisde van Praag naar Parijs, waar zijn theateraffiches van Sarah Bernhardt hem in 1894 op slag beroemd maakten. Opdrachten, ook voor reclameaffiches (biscuit, bier, champagne, fietsen, parfum, sigaartjes, het casino van Monte Carlo) stroomden binnen. Mucha bereidde zijn realistisch ontwerpen nauwgezet voor. Hij bouwde een decor en plaatste daar een luchtig gekleed model in: Jaroslava. Zij kon zich bewegen als een slangenmens van de kermis maar hield zo’n houding natuurlijk maar kort vol.

Dus fotografeerde hij haar poses. Met een ruitjespatroon over de foto kopieerde Mucha daarna de voorstelling op doek. Tenslotte sierde hij zijn godin op met bloemenguirlandes waardoor het een allegorie van overvloed en welbehagen werd. Arbeidsintensieve procedés maakten art nouveau echter tot een kostbare aangelegenheid. Relatief gauw trad rond 1905 trad onvermijdelijk ook een saaiig maniërisme op en bereikte de stijl zijn visuele houdbaarheidsdatum. Andere kenners beweren dat het na de grote wereldtentoonstelling in Parijs (1900) al voorbij was.

Na de Eerste Wereldoorlog durfde men de eerder uitgestelde stap naar het moderne pas echt te maken. De strak-geometrische art déco loste de – niet meer zo – nieuwe kunstvorm af. Art nouveau werd nostalgie. Jugendstil bleef de eeuwige jeugd.

Aangestoken door een subversief, terug-naar-de-natuurgevoel gingen hippies in 1967 de hangerige, zwierletters van hun overgrootouders opnieuw gebruiken. Die zijn te zien op een parallel expositie van Bijzondere Collecties. Boek en expositie betrekken ook het eerste feminisme bij de Art Nouveau wat wenkbrauwen doet fronsen. Een verbinding met de vrouwelijke kunstenaars die bij de verwante Wiener Werkstätte en Deutsche Werkbund actief waren had meer voor de hand gelegen.

De curator van de expositie, Yvonne Brentjens, suggereert in haar artikel in Eigenbouwer, januari 2021 (www.eigenbouwer.nl, € 13,50, ISSN 2351 9657) dat de dominerende mannelijke blik op de mysterieuze vrouwspersonen vooral iets zegt over het mannelijk ongemak.

De tentoonstelling is nog te zien tot en met 29 augustus

Eerder in andere vorm verschenen in Museumtijdschrift