"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Godverdomse dagen op een godverdomse bol

Dinsdag, 13 oktober, 2009

Geschreven door: Dimitri Verhulst
Artikel door: Julia Homoet

De luchtige gal der mensheid

Godverdomse dagen op een godverdomse bol is geen reguliere roman. Het boek laat zich beter omschrijven als essayistische geschiedschrijving; in dit geval over de geschiedenis van de mensheid. Het is Verhulsts versie van de evolutie en de ontwikkeling van de mens, die van lompe visachtige is geworden tot een nog even lompe, bommenwerpende tweevoeter.

Verhulst geschiedschrijving kent geen personages: de hoofdpersoon is ‘de mensheid’ in zijn geheel, die Verhulst louter aanduidt met ‘t’. Daarnaast ontbreken jaartallen en expliciete verwijzingen naar landen, personen en historische gebeurtenissen. Toch is het duidelijk wie er worden bedoeld (‘diegenen die geloven dat ze hun vrouwen moeten scheren’ laat weinig te raden) en naar welke hoogtepunten uit de menselijke geschiedenis wordt verwezen. Een greep: de Middeleeuwen, de Industriële Revolutie en, uiteraard, de twee wereldoorlogen. Compleet is de geschiedschrijving zeker niet, maar volledigheid is in dit boek dan ook van ondergeschikt belang.

Eerder dan een educatief, is het immers een kritisch boek. Ondanks de onverschillige toon waarop verteld wordt, klinkt door het verhaal heen kritiek op de aard en het gedrag van de mens. Die wordt hier niet al te beschaafd neergezet. Het is een botte boer, die vooral bezig is te overleven. En daar komt, naast een beetje eten en oorlogje spelen, niet al te veel bij kijken. De mens is vies en dom. Hij zit vol met zweren, luizen, bacillen en dodelijke ziekten. Uit onwetendheid en vraag naar identiteit brengt het enkele goden tot leven, die vervolgens weer leiden tot nog meer oorlog. ‘T’ is een vernietigend wezen, dieren en planten moeten het met de dood bekopen, evenals ‘t zelf.

Het boek leest zoals men een stuk van Shakespeare of een Griekse tragedie bekijkt: het verhaal is bekend; toch is het veelal interessant een nieuwe bewerking van één van deze klassiekers te zien. Men kan zich immers verheugen op de unieke interpretatie van de regisseur (in dit geval van Verhulst) en zijn uitwerking van het bekende verhaal.
In tegenstelling tot Shakespeare, biedt Verhulst ons weinig mogelijkheden ons met de hoofdpersoon te identificeren. ‘’T’ gaat geen relaties aan met andere personages, is niet verwikkeld in complexe intriges en toont nauwelijks menselijke eigenschappen. Zodra wij deze ongebruikelijke opzet accepteren, kunnen wij ons overgeven aan de buitengewone stijl van Verhulst:

Pf

‘Een beeldhouwwerk, allez toe nu.

’t Kijkt naar dat schoons, en ’t lacht zich een kriek. Want wat ziet ‘t? Een bloot vrouwmens in steen. Komaan, zeg. Dat staat daar zomaar uitgebeeld, vrijelijk met haar borsten te grabbel en een opening tussen haar benen op een manier waaruit toch wreed weinig tegenstribbeling spreekt. Een vrouw, inferioriteit der natuur. Als de kunst zich nu al met dergelijke taferelen gaat bezighouden…’

Verhulst liet in Mevrouw Verona daalt de heuvel af (2006) al zien over een typisch Vlaamse, lyrische stijl te beschikken. In Godverdomse dagen op een godverdomse bol wordt het volkse vertellen vervangen door een onverschillig opsommen, maar blijft zijn schrijven melodieus. Het is dit uitbundige, bijna dichterlijke Vlaams, doorspekt met velerlei gerijm, one-liners en joligheden (‘Zo gaat ‘t goed, zo gaat ‘t beter, alweer een kilometer!’), dat ons bij de les houdt. Daarnaast geeft zijn geestige stijl deze wrange geschiedenis (want dat is het) een prettige luchtigheid mee:

‘Bidden moet ‘t. Bidden en wroeten. En op blote knieën smeken om vergeving aller zonden, want ’t doet zoveel waardoor ’t nog voor geen seconde het paradijs in raakt. De wenkbrauwen epileren? Zonde! De haarlijn een eind verleggen om er beter uit te zien? Zonde! Kalfsmedaillon op vrijdag? Nageslacht fokken op een feestdag? […] Zonden! Stuk voor stuk afgrijselijke zonden waarvoor ‘t het te gepasten tijde nog zal uitschreeuwen van de zeer. Tenzij ‘t geld heeft.’

Knap aan dit werk is dat Verhulst, door zijn manier van vertellen, een gevoel van vervreemding oproept, maar tevens in staat is te beroeren. Ongemerkt krijgen wij iets mee van Verhulsts zorg of kwaadheid over hoe de mensheid geworden is. Verhulst houdt zich ogenschijnlijk onverschillig, maar maakt zich stiekem druk om materialisme, militarisme, imperialisme en godsdienstwaanzin. En ook al is zijn schets van de mensheid ongenuanceerd zwart, de beschrijvingen zijn toch vaak pijnlijk herkenbaar. Dat maakt dat het boek niet alleen op merkwaardige wijze amuseert, maar tevens confronteert en bewust maakt van de zorgelijke eigenschappen van de mens. Verhulst biedt met zijn laatste boek dan ook niet alleen een continuering, maar tevens een verrijking van zijn met recht geprezen oeuvre.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De pruimenpluk

De Laatkomer