"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Goed gek, Verhalen uit de psychiatrie

Dinsdag, 5 november, 2019

Geschreven door: Rian Meulenbroeks
Artikel door: Marjon Nooij

Ooit een normaal mens ontmoet? En… beviel het?

[Recensie] Al ruim dertig jaar werkt Rian Meulenbroeks als activiteitenbegeleidster, creatief therapeut en groepsbegeleider binnen de GGZ. In 1988 start ze haar eerste dag als stagiaire op de PAAZ en stelt zich voor aan de eerste persoon die ze tegenkomt. Enigszins in verwarring hoort ze het wedergeluid van de man aan.

“‘Pas maar op, je wordt in de gaten gehouden,’ zei hij, mijn uitgestoken hand negerend. ‘Er hangen hier overal camera’s!’ En vervolgens: ‘Je bent écht goed gek als je hier wilt werken!’
Hoofdschuddend liep hij door.
Was dit nou een patiënt of een verpleegkundige? Ik had me ingesteld op patiënten die pasten in het stereotype beeld dat ik had; verward, extreem gekleed of onverzorgd. Angstig of agressief. Manisch of hysterisch.”

Onder andere dit voorbeeld is voor Meulenbroeks de drijfveer geweest om dit boek te schrijven en hiermee te trachten de beeldvorming en de stereotype beelden, ideeën en vooroordelen die velen nog steeds hebben bij de psychiatrie te nuanceren.

Met veel compassie, empathie en bevlogenheid beschrijft ze aan de hand van korte hoofdstukken, diverse verhalen en ervaringen van de werkvloer en in patiëntencontact. Er wordt gehuild en gescholden, onzekerheden worden geuit en allerlei ziektebeelden komen voorbij, maar vooral wordt er ook gelachen binnen de psychiatrie.

Boekenkrant

Met het volgende klassieke voorbeeld brengt de auteur iemand in beeld die te kampen heeft met psychoses en bevestiging zoekt dat hij het zich inbeeldt.

“‘Die prikkelende kriebels in mijn hoofd zijn normaal, toch? Ik bedoel, dat heb jij toch ook wel eens; van die trillingen achter je oren?’
‘Hoe bedoel je, Ivo?’
‘Ik bedoel die inwendige jeuk alsof er een kriebel door je hoofd trilt waar je met krabben niet bij kan komen.’
‘Ik heb wel eens een kloppend ooglid, bedoel je zoiets?’
‘Misschien ja, maar dan in mijn hoofd. Dat betekent toch niet dat er kankercelletjes aan het groeien zijn of zoiets hè?’
‘Volgens mij niet hoor Ivo, maar zo te horen maak je je wel zorgen?’
‘Nee hoor. Ik zeg gekke dingen hè? Laat maar!'”

Psychiatrische patiënten hebben niet per definitie een laag IQ. Ook zeer intelligente mensen kunnen te maken krijgen met depressies, psychoses, wanen, bipolaire stoornis, hallucinaties, automutilatie, angsten of paniekaanvallen, al dan niet getriggerd door (externe) factoren, zoals bijvoorbeeld een verstoorde thuissituatie/relatie, trauma’s, middelengebruik of domweg genetische aanleg. Zo kan gebeuren dat iemand jarenlang een directeursfunctie bekleedt en jaren later tóch psychisch decompenseert.

Sommigen krijgen orders vanuit een ander universum of krijgen te maken met een verstoord zelfbeeld. Anderen zijn zó depressief dat ze tot niets kunnen komen en apathisch voor zich uitkijken, veel huilen of zich steeds negatief uiten. Het hoeft niet, maar het kán. Ook suïcides komen helaas voor. Als begeleider schrik je daarvan, het raakt je diep in je ziel, maar het laat ook een scherpe vore achter bij de medepatiënten.

Op het DAC (Dag Activiteiten Centrum) heeft Meulenbroeks met allerlei ziektebeelden te maken en probeert ze door middel van het aanbieden van een therapeutische activiteit de zinnen te verzetten. Ook het bieden van een luisterend oor behoort tot de taken. Dat het meebewegen, inleven en meevoelen met de patiënt, ook haar als begeleider niet altijd goed lukt en soms zelfs leidt tot wanhoop en machteloosheid, beschrijft ze op een oprechte manier. Toch lukt het haar ook veelal weer om de draad op te pakken, de patiënt naar het hier en nu terug te halen en zodoende het gedrag om te buigen.

“Ik (Rian/red.) voel me machteloos als ze mij confronteert met haar last. Iedereen lijkt dat zo te ervaren. Natuurlijk doe ik mijn best iets voor haar te betekenen, maar wat ik ook probeer, verder dan ‘ik zie allemaal strepen’, gevolgd door een diepe zucht komt ze niet. Een gesprek voeren is bijna niet mogelijk. bij elke voorzichtige poging van mij om het gesprek naar een ander onderwerp te kantelen, zoekt ze contact met haar waterige ogen en valt weer helemaal terug […]. Ik heb geen remedie, weet het niet meer, voel me voortdurend tekort schieten.”

Door in helder taalgebruik haar ervaringen te beschrijven haalt ze een stukje angel uit het stigma dat de psychiatrie nog altijd niet is kwijtgeraakt. Onbekend maakt immers vaak onbemind.

Verhalen schrijven is voor haar altijd al een passie geweest, dus het moest er gewoon eens van komen dat ze haar werkervaringen aan het papier toevertrouwde. Vanzelfsprekend zijn de namen die ze noemt vanwege haar beroepsgeheim gefingeerd en de verhalen niet terug te leiden naar specifieke personen. Haar onvrede met de negatieve geluiden die er nog altijd over de psychiatrie rondwaren, hebben haar doen besluiten om haar verhalen gebundeld uit te geven.

In het voorwoord benadrukt Esther Fenema, psychiater, dat Goed Gek “een lofrede is op de dagelijkse praktijk en met veel liefde, respect en warmte een ode brengt aan mensen die toevallig patiënt zijn geworden. Toevallig? Ze denkt van wel. Maar het is natuurlijk veilig en comfortabel om die denkbeeldige scheidslijn tussen mentaal ziek en gezond zo scherp mogelijk te trekken: ‘psychiatrische patiënten zijn ziek en ik niet.”

Liefde, respect en warmte; ik kan het niet beter omschrijven, want Meulenbroeks toont het allemaal voor de meest kwetsbaren van onze maatschappij. Ze geeft middels dit boek een gezicht aan ‘de gek’. Chapeau en een diepe buiging!

Achterin het boek is een bronnenlijst en verklarende woordenlijst opgenomen.

Eerder verschenen op Met de neus in de boeken