"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Goede Hoop, Zuid-Afrika en Nederland vanaf 1600

Donderdag, 16 februari, 2017

Geschreven door: Martine Gosselink
Artikel door: Chris Reinewald

Goede Hoop op ons andere Andersland

[Recensie] Goede Hoop, een expositie met een hoopvolle naam in het Rijksmuseum beperkt het perspectief tot de visie en de contacten vanuit Nederland. De daarbij verschenen essaybundel, met proloog van Adriaan van Dis, lijkt hierbij als leidraad onontbeerlijk.

Zoeken naar een culturele identiteit lijkt zo oud als Zuid-Afrika zelf. In 1978 formuleerde de Afrikaanstalige dichter Pirow Bekker (1935) nieuwe namen voor zijn prachtige “wye, droewe en beschamende vaderland: .. knersvlakte, moordenaarskaroo, vrijheid, armoedsvlakte, bosmanland [..] ek moet vir jou ’n nuwe naam bedenk […] dis anderland […] my anderse anderland.”

Voor Nederland is Zuid-Afrika dat meest ‘anderse andersland’, bijna zo dat ze elkaar religieus en cultureel willen spiegelen, niet begrijpend dat de echte ontmoeting nooit zal lukken.

De tien Zuid-Afrikaanse talen, waaronder het ons vertrouwd lijkende Afrikaans, tot voor kort overheidstaal, bewijzen al hoe cultureel-historisch geschakeerd de huidige Regenboognatie is. Wie weet bijvoorbeeld dat het wel degelijk uitmaakt dat een president als Mandela tot de Xhosa behoorde of tot de Zulu meerderheid, zoals de huidige Jacob Zuma? In haar magistrale studie Met woorde soos kerse, Kwela Boeke, Kaapstad 2002 selecteerde en vertaalde de Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog oorlogsballades, heldendichten en ‘prijsliederen’ van de Xhosa, San, Zulu, Ndbele, Swati, Vende, Tsonga, Tswana, Noord-en Zuid Sotho in Afrikaans. Met deze Nobelprijs-waardige bundel vertelt Krog de geschiedenis van alle volkeren bijna van binnenuit.

Boekenkrant

Onze geschiedenis met Zuid-Afrika begint met de Culemborger Jan van Riebeeck, die na de Portugezen, in 1652 voet zette aan de Kaap. Zo legde hij de fundamenten van een empathische tot antipathieke verhouding tussen ons land en zij daar. In het Rijksmuseum illustreren hoofdzakelijk nederige voorwerpen, prenten, meubels, schilderijen, archeologische vondsten (rotstekeningen) en tenslotte filmbeelden en actuele foto’s van Pieter Hugo de gecompliceerde wording van Zuid-Afrika.

Centraal staan de handgetekende kust-, land- en zeekaarten en botanische en faunatekeningen van Robert Jacob Gordon, een in Gelderland geboren onderzoeker van Schotse komaf. Hij verenigde dus al meerdere nationaliteiten in zich. Hij leerde zich meerdere inheemse talen aan en waagde zich in het achter- en binnenland van de Kaap om Zuid-Afrika letterlijk in kaart te brengen. De bewoners vroeg hij naar hun namen van het land, de heuvels, de vlaktes, de rivieren waar ze woonden.

Was er nog geen naam dan gaf hij die een nationalistische Nederlandse naam. Van de kustlijn maakte hij meterslange topografische waterverftekeningen, ten behoeve van de VOC-schepen, voor wie Kaapstad een tussenstop was om voedsel en drank in te laden op weg naar Indië.  Ook schoot Gordon een ‘kameelpeerd’, een giraf,  in de knie om het vervolgens te doden. Na het villen werd het karkas uiteen genomen en opgestuurd als geschenk naar Stadhouder Willem V. Hier werd het dier als curiositeit in elkaar gezet – en later door Napoleon meegenomen voor het Natuurhistorisch Museum in Parijs. Van Gordons pionierswerk is een aan Google Maps gekoppelde website de lucht ingegaan www.robertjacobgordon.nl waar behalve de panorama’s ook zijn brieven en dagboeken zijn na te lezen. Gordon raakte daadwerkelijk in de ban van Zuid-Afrika. Je begrijpt zijn halsstarrigheid waarmee hij uiteindelijk overheidsvertegenwoordigers tegen zich in het harnas jaagden. Toen de Engelsen Zuid-Afrika in 1795 binnenvielen werd zijn positie als Schotse Gelderlander nog onhoudbaarder en doodde hij zichzelf. Zijn Groote Kaart bleef onvoltooid.

Door de Britten veranderde het perspectief op Zuid-Afrika. Terwijl de Nederlanders zich deels vermengden met de lokale bevolking en eigen republiekjes Oranje Vrijstaat en Transvaal stichtten, raakte het land op drift. Bij de Boerenoorlog (1890-1902) Afrikaanstalige Boeren tegen de Engelse ontginners ging de Nederlandse solidariteit naar onze Zuid-Afrikaanse ‘neven’, die (bijna) onze taal spraken. 80.000 Boeren, Britten, Afrikanen kwamen om. Als eersten richtten de Britten concentratiekampen in. Kitscherige beeldjes, vlaggen, bordspelen laten zien hoe heel Nederland, inclusief de jonge koningin Wilhelmina, begaan was met president Paul Kruger.

Bij gevolg kregen toenmalige nieuwbouwwijken straten met namen van Zuid-Afrikaanse Boerenhelden. Zo’n zeventig jaar erna werden die zo snel mogelijk omgedoopt naar namen van zwarte Zuid-Afrikanen die omkwamen in hun strijd tegen de Apartheid. Deze ‘pragmatische’ manier van rassenscheiding werd in 1948 door de in Amsterdam geboren premier Verwoerd ontwikkeld. Hijzelf zag het als een vorm van goed nabuurschap tussen zwart en blank, al trokken de laatsten daarbij aan het langste eind. Verwoerd zelf overleefde een tweede moordaanslag niet.

Vergeleken met de rest van de wereld verzette Nederland-broederland zich schandalig laat tegen de Apartheid en zijn gewelddadige rassenscheiding. Nederlandse boze posters, acties en aanslagen lijken in hevigheid met de situatie in Zuid-Afrika te spiegelen. Op tv raakte Zuid-Afrika expert en literator Adriaan van Dis in hevige discussie met W.F. Hermans toen deze het ‘gewaagd’ had om tijdens de culturele boycot (die achteraf bezien ook constructieve projecten smoorde) lezingen aan Zuid-Afrikaanse universiteiten te geven. Een daarop volgende lezing in De Balie in Amsterdam werd door een bomdreiging afgeblazen. Dat WFH door zijn huwelijk met een Antilliaanse de laatste was die je van racisme kon betichten, ontging de witte gelijkhebbers.

De wat misleidende publiciteit- en omslagfoto van ANC-president Nelson Mandela, gezien op de rug, een volgestroomd Leidseplein overkijkend, bewijst hoe ons land de verhouding met een nieuw Zuid-Afrika weer had bijgelegd. Na 1990 kwamen de verhoudingen, vindt men in Zuid-Afrika althans, wel op een erg laag pitje te staan.

De rijk geïllustreerde bundel met 21 essays en intermezzi begint met een proloog door Adriaan van Dis. Ook hij kijkt zichzelf aan: “Hoe goed zijn wij Nederlanders altijd in het wijzen naar onrecht buiten ons eigen erf.” Betweterige Nederlandse bezoekers kent Zuid-Afrika trouwens al eeuwen. De geschiedenis en cultuur van Zuid-Afrika blijft er een van onverwachte ongerijmdheden.

Antjie Krog verwoordde dat mooi in een gedicht met als strekking dat je als in Zuid-Afrika geboren blanke niet mag en kan houden van dat verdeelde vaderland waar je cultureel-historisch niet thuishoort.

Overigens verdient Gordon, niet de huidige dwanglacher op vakantie aan de Kaap, maar de Gelders- Schotse pionier uit de 18de eeuw een eigen roman of speelfilm.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

De tentoonstelling Goede Hoop, Zuid-Afrika en Nederland vanaf 1600 is tot 22 mei te zien in het  Rijksmuseum, Amsterdam. www.rijksmuseum.nl. De Engelse vertaling van de hier besproken essaybundel verschijnt gelijktijdig als: Good Hope. South Africa and The Netherlands from 1600


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.