Grote, wellustige, Europese roman
[Recensie] Grand Hotel Europa, de nieuwe, grote roman van Ilja Leonard Pfeijffer is megalomaan te noemen en barst haast uit zijn voegen, ook de gelauwerde en geziene schrijver zelf is te betrappen op wat grootheidswaanzin terwijl hij zijn intrek neemt in het Grand Hotel Europa. De schrijver en protagonist noemt zich Ilja Leonard Pfeijffer, maar staat zeer veraf én dichtbij de auteur en persoonlijkheid Ilja Leonard Pfeijffer in wat daarom een zeer fictionele autofictie te noemen is. Grand Hotel Europa zit vol grote thema’s en is een liefdesgeschiedenis, een kunstgeschiedenis, een Europese ode, en een jacht op een verloren gewaand schilderij ineen. In afwisselende hoofdstukken volgt de lezer de protagonist Pfeijffer wanneer hij zich na een pijnlijk liefdeseinde terugtrekt in het klassieke hotel om zich te bezinnen en te schrijven.
Pfeijffer zet verschillende plotlijnen op: zijn intrek in het Grand Hotel Europa en diens karakteristieke majordomus Montebello, de gevluchte piccolo Abdul – na in La Superba komt ook in deze roman de vluchtelingencrisis voorbij–, en het bijzonder stel vaste gasten in het hotel; zijn tijd in Venetië met zijn grote geliefde en muze Clio – die van de negen mythische muzen de muze van de geschiedschrijving is, het ligt er soms aardig dik bovenop in deze roman – waar hun liefde een gevecht wordt in een prachtig decor omringd door gondels en toeristen. Pfeijffer probeert via een omweg die toeristen in Venetië én in het nutellaparadijs Amsterdam een rol te geven in de roman, maar faalt hierin waardoor deze lijn vooral blijft klinken als een ergernis en persoonlijke aanklacht van de schrijver, die zijn heil zoekt in de vergane grandeur van het Grand Hotel Europa. Dat Venetië weet hij tot een haast levend personage te scheppen, La Sirenissima evenaart hier het Genua uit zijn vorige, grote roman La Superba; maar is een stad die meteen ook doods voelt wanneer zijn Clio eruit vertrokken is. En een plek voor een martelgedachte-experiment: wanneer Pfeijffer op een aanlegsteiger aan de Canal Grande – na een helse zoektocht naar bloemen in deze toeristenstad – een zonnend toeristenpaar aantreft, komt hij tot een historisch verantwoorde marteling van deze zondaars, in zijn gedachten.
Gedachten die net zo makkelijk naar seks kunnen uitgaan: wanneer Pfeijffer alleen in Macedonië momenten met zijn gids doorbrengt, wordt zo’n scène in gedachten zo levendig dat hij even overweegt zijn geliefde te bellen om te zeggen dat hij het níet deed, het wél kon. Niet dat er niet eerder en later in de roman al voldoende, tenenkrommend slechte seksscènes – daar bestaat overigens een literaire prijs voor – voorbijkomen, die steevast eindigen met de twee partners die in hun breekbare naaktheid als gewonde dieren in elkaars armen liggend: bijvoorbeeld na die seksscène met de Amerikaanse Lolita – “she’s too cute to be a minute over seventeen” – Memphis die het best met de hoofdstuktitel is te beschrijven: “pornoschoenen met poezenbont,” überkitsch.
De laatste belangrijke plotlijn is een kunsthistorische: Pfeijffers geliefde en kunsthistorica Clio komt op het spoor van de serie drie laatste schilderijen van de meesterschilder en bad boy Caravaggio: twee Johannes de Dopers en een Maria Magdalena voor zijn leven. Een serieus kunsthistorisch college midden in de romanvorm mondt uit in een zeventiende-eeuws complot om Caravaggio niet alleen te vermoorden maar hem ook die drie schilderijen afhandig te maken, waarna de Maria Magdalena verdween. Pfeijffer en Clio fabuleren een plausibel-klinkend spoor bij elkaar in de hoop dat schilderij te vinden, helaas is dat achterdoek vooral te kunsthistorisch-technisch en te vol informatie waardoor het verhaal wat instort.
Er is nog de stijl van Grand Hotel Europa: het literaire machismo overweldigt, Ilja Leonard Pfeijffer schrijft in een eloquente maar ook behoorlijk overdadige stijl vol ornamenten. Grand Hotel Europa is barok en de dandy Pfeijffer heeft een talent voor de decadentie waarmee hij de eenvoudige liefdesplot omkleedt. Maar het is ook een taal vol vergane grandeur – en die Memphis de uitroep: “Praat nou eens een keer normaal” ontlokt – die past bij de ode aan het Europese verleden. Ook het contrast met Abu Dhabi leest als de ultieme liefdesverklaring aan Europa, om wat het was en nooit zal zijn. Het is daarom dat een grote ode als in deze mozaïekromanvorm met een langzame, maar zekere en soms wat voorspelbare ontrolling van de plotlijnen, moet eindigen met de eveneens wat voorspelbare dood van Europa. Ilja Leonard Pfeijffer draagt de idee Europa als een personage naar het graf. Grand Hotel Europa is een grote, wellustige en Europees-klassieke roman geworden.
—
Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles
Bazarow Populaire Fictie
Bazarow Literatuur & Non-fictie
Bazarow Kinderboeken