"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Grand Hotel Europa

Vrijdag, 1 februari, 2019

Geschreven door: Ilja Leonard Pfeijffer
Artikel door: Just Houben

De dood van Venetië

[Recensie] Wie station Santa Lucia in Venetië uitkomt, moet binnenkort entree betalen, variërend van € 2,50 tot € 10 op de drukste momenten. Hoe de toegang in de praktijk betaald moet gaan worden, is nog niet bekend, maar met deze maatregel hoopt het stadsbestuur de enorme toeristenstromen te beteugelen. Jaarlijks bezoeken 30 miljoen toeristen de stad, wat ernstig ten koste gaat van de leefbaarheid voor de bewoners. Zij trekken dan ook massaal weg. Was La Serenissima in 1422 met 199.000 inwoners de een na grootste stad van Europa, tegenwoordig heeft Venetië nog minder dan 55.000 inwoners. Het is in ditzelfde Venetië waar Ilja Leonard Pfeijffer een groot deel van zijn nieuwe roman Grand Hotel Europa situeert.

Aan het begin van deze vuistdikke roman neemt Ilja Leonard Pfeijffer, personage en schrijver tegelijk, zijn intrek in Grand Hotel Europa – eens een statige verblijfplaats voor de Europese elite, thans een hotel in verval dat de nieuwe Chinese eigenaar nieuw leven probeert in te blazen door het aan te passen aan de smaak en verwachtingen van Chinese en Amerikaanse toeristen. Ilja Leonard Pfeijffer is hier neergestreken om zijn op de klippen gelopen relatie met Clio te overdenken en aan zijn nieuwe roman te werken.

Bloemist

Omdat zijn geliefde Clio een baan krijgt aan de Accademia in Venetië verlaten de twee hun geliefde Genua. Ging La Superba, Pfeijffers roman uit 2013 waar hij de Libris Literatuur Prijs mee won, grotendeels over de vluchtelingen en migranten in zijn thuisstad, in zijn fictieve nieuwe woonplaats neemt de toerist een prominente plaats in. “Vind je niet dat het iets triests heeft? Als je Piazza San Marco zo overziet, zou je objectief gezien moeten vaststellen dat het er druk is,” zegt Clio als ze net in de stad zijn aangekomen. “Toch maakt het plein een wezenloze en verlaten indruk, alsof het met zijn gedachten ergens anders is.” Met deze haast achteloze zin introduceert Pfeijffer een van de belangrijkste thema’s van Grand Hotel Europa.

Hoe het toerisme de ziel van Venetië aantast speelt een belangrijke rol in de terugblikken aan de tijd met Clio. Prachtig is de scène waarin Ilja Leonard Pfeijffer voordat zijn geliefde thuiskomt een bos bloemen wil kopen om de zoveelste ruzie goed te maken. Maar omdat de economie volledig gericht is op het toerisme, is er haast geen bloemist meer in de stad – een souvenirwinkel met plastic gondels kun je echter op elke hoek vinden. Vechtend tegen de klok en tegen de drommen selfies makende toeristen op teenslippers, haast hij zich door de stad naar een andere bloemist omdat één van de drie bloemenstalletjes die hij op Google had gevonden inmiddels ook al verdwenen is. Het toont een stad die allang geen stad meer is, maar een pretpark voor bezoekers uit alle delen van de wereld.  Ze vergapen zich aan de grandeur uit een ver verleden, echter zonder daar al te veel achting voor te hebben.

Nutella

Clio doet Ilja de suggestie om voor zijn volgende roman massatoerisme als onderwerp te nemen. Tegelijkertijd is een Nederlandse documentairemaker geïnteresseerd om een documentaire te maken over Pfeijffer en toerisme. Het onderzoek voor deze documentaire en zijn roman voert hen naar onder andere Giethoorn waar Pfeijffer getuige is hoe het dorpje veranderd is door de toestroom van alle Chinezen. Ook interviewt hij twee stellen aldaar die elkaar proberen te overtroeven met hun meest authentieke reiservaring – een geestige satire op de neiging van de toerist om vooral geen toerist te willen zijn en het ware leven elders te leren kennen.

In Amsterdam verwondert Pfeijffer zich over de veranderingen in de stad ten faveure van de toerist. Zo hebben in de Damstraat meerdere Nutellawinkels de andere verdrongen die er waren de bewoners van de stad. Het is nu verleidelijk om het toerisme als het Grote Kwaad te zien, maar Grand Hotel Europa laat zien dat het iets genuanceerder ligt. In de roman komt een medewerker van de gemeente Amsterdam aan het woord die uitlegt hoe het zo ver heeft kunnen komen met al die Nutellawinkels. Monte Pelmo, de beste gelateria van Amsterdam dreigde gesloten te worden, omdat het geen horeca-vergunning had. Na protest besloot de gemeente dat voor dit soort zaken, geen horecavergunning meer nodig was, maar eenzelfde regelgeving zou krijgen als gewone winkels. En daarmee kwam de deur open te staan voor de wafel-met-nutella-verkopers in het centrum.

Een dode stad vermoord

Later gaan Clio en Ilja naar Cinque Terre, vijf kleine dorpjes op de rotsen aan de Ligurische kust. Ook daar komen ze erachter dat het toerisme weliswaar schade aanricht, maar toch niet alleen als iets slechts bestempeld kan worden. De vijf dorpjes, die op de Werelderfgoedlijst staan, zijn weliswaar volkomen gedomineerd door de toeristenstroom die deze fotogenieke plaatsjes op Instagram zet, maar wat is het alternatief? Een taxichauffeur legt uit:

“‘Weten jullie hoeveel vissers er tien jaar geleden nog over waren in Monterosso? Twee. De rest was ermee gestopt. Ze konden de concurrentie niet aan met de grote moderne vissersschepen uit La Spezia en Genua. Ze konden zelf niet moderniseren, want het haventje van Monterosso was te klein voor zulke schepen. En het haventje kon niet worden uitgebreid omdat Monterosso nu eenmaal ligt waar het ligt. De stad was ten dode opgeschreven. Het toerisme heeft Monterosso gered.’
‘Het toerisme heeft een dode stad vermoord,’ zei ik.
‘Zo is het precies.'”

Wat rest een stad als er geen andere economie is? Wat rest een continent voor economisch alternatief, wanneer het veel productie heeft zien verdwijnen naar goedkopere delen van de wereld? En in hoeverre is wat in Venetië, Cinque Terre en tot op zekere hoogte in Amsterdam is gebeurd, exemplarisch voor het oude continent Europa? Een continent zonder toekomst, maar met een enorm verleden. Het is dat verleden dat te gelde wordt gemaakt door middel van toerisme. Door deze vragen centraal te stellen brengt Grand Hotel Europa de negatieve gevolgen van globalisering indringend in beeld.

Migratie

Pfeijffer stelt de toeristenstroom tegenover de stroom migranten en vluchtelingen die in Europa op een betere toekomst hopen. De piccolo Abdul is zo’n vluchteling wiens verhaal je te lezen krijgt. Ook later, aan het diner in Grand Hotel Europa, is migratie onderwerp van gesprek tussen Ilja Leonard Pfeijffer en een oudere, intellectuele en eloquente gast, Patelski genaamd. Volgens Patelski zouden de migranten juist de toekomst kunnen vormen voor het vergrijzende continent. Daarmee grijpt Pfeijffer deels terug naar de thematiek van zijn eerdere roman La Superba.

Deels, want de verschillen tussen de twee romans mogen er zijn. Niet alleen is Grand Hotel Europa qua opzet veel groter, ook in de manier waarop de thema’s aan de orde komen verschillen de romans. Meer dan in La Superba worden in Grand Hotel Europa visies en ideeën expliciet verwoord. De roman kent veel essayistische passages, soms woordelijk elders als essay gepubliceerd, zoals het verslag van het bezoek aan de tentoonstelling van Damien Hirsts Treasures from the Wreck of the Unbelievable. Maar Grand Hotel Europa kun je zeker geen lang uitgevallen essay noemen. Je zou daarmee voorbijgaan aan de kwaliteiten die het als roman zeker heeft.

De spanningsboog van de roman wordt gevormd door het verloop van de relatie tussen Ilja en Clio. Ruzies worden afgewisseld met gelukkige momenten. Het gelukkigst zijn de twee wanneer ze samen hun ‘spel’ spelen: kunsthistorica Clio heeft een theorie over het laatste schilderij dat Caravaggio maakte. Speurwerk in historische documenten op zoek naar aanwijzingen wordt afgewisseld met uitstapjes naar plaatsen waar dit onbekende schilderij verstopt zou kunnen zijn.

Bovendien is Pfeijffer een te groot stilist om zijn verhaal niet op fenomenale wijze te vertellen, met rake observaties en scherpe tekeningen. “‘En ik ben het volledig met u eens dat het een uitstekend idee en een leerzame ervaring zou zijn om in contact te treden met de lokale bevolking. Helaas gebeurt dat niet, al zullen compulsieve reizigers daar onophoudelijk over opsnijden. De contacten met de lokale bevolking die zij hebben, blijken, als je doorvraagt, beperkt tot een handvol oppervlakkige gesprekjes in de internationale lingua franca van het rugzakengels,’ zegt Patelski in gesprek met Pfeijffer.”

Groots en overdadig

Wanneer Ilja en Clio de tentoonstelling van Damien Hirst bezoeken in Venetië, realiseert hij zich wat zijn opdracht is als schrijver:

“Zo moet ik schrijven, dacht ik, in de geest van dit machtsvertoon, deze gulheid en dit plezier in het avontuur. Ik moet de klassieke vormen en zucht naar monumentale perfectie niet mijden uit angst om niet modern te lijken, maar de moed hebben om de tijd waarin ik leef te vatten in marmeren zinnen, bronzen woorden en beelden van goud zilver en jade, en met de beste materialen uit het verleden een gedenkteken op te richten voor het nu. Groots moet het zijn, en overdadig, een overweldigende orgie van fantasie met de technische perfectie van de commercieelste kitsch. Ik moet verbluffen. Dat is mijn taak.”

En van die taak kwijt hij zich met verve. Grand Hotel Europa is in alles groots en overdadig. Het bouwt voort op de Europese romantraditie, waarnaar het veelvuldig verwijst. Tegelijk schuwt het geen enkel cliché om groots aan te zetten. Het levert een scherp beeld op van de huidige tijd. Rest natuurlijk de vraag: wat te doen?

Je kunt je niet angstig blijven vastklampen aan het verleden, maar je kunt wel de waarde van dat verleden erkennen en er met eerbied mee omgaan. Geen slippers en zwembroek, maar tegen de stroom in kleedt Ilja Leonard Pfeijffer zich als toerist onberispelijk. Tegen de stroom in neemt hij geen snelle selfie bij een standbeeld, maar richt hij met de roman die de lezer in handen heeft een monument op voor Europa en alles wat het continent maakt tot wat het is. En tegen de stroom in verlaat hij Grand Hotel Europa.

Voor het eerst gepubliceerde op De Leesclub van Alles