"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Haagse liefde & De vieze engel

Vrijdag, 13 maart, 2009

Geschreven door: P.F. Thomése
Artikel door: Pieter Wybenga

Het lot van de mindere meesters

Is dit nu alles?’ En: ‘Waarom heb ik niet meer uit mijn leven gehaald?’ Het zijn de levensvragen van een doorsnee bestaan, en er zijn in ieder geval inmiddels boekenplanken over vol geklaagd, over nietigheid en mislukking. Ook P.F. Thomése doet met de gebundelde novellen Haagse liefde & De vieze engel een duit in het zakje. Een fijne, welkome, duit. En hoewel Thomése al vanaf het begin geen twijfel meer laat bestaan over zijn thema, wordt dat toch het mooist verwoord in het laatste deel van het tweeluik, wanneer de vieze engel het hoofdpersonage Bovenkamp de kritische spiegel voorhoud:

‘“Gelooft u in de Ware Gedaante?” Het scheen een retorische vraag te zijn en Bovenkamp wachtte met gefronste wenkbrauwen op een vervolg. “Heeft niet iedereen een beeld van hoe hij eigenlijk hoort te zijn, maar door omstandigheden niet geworden is? De levensloop als afwijking van de juiste bestemming? De meesten verzoenen zich ermee, omdat ze de omstandigheden als onaantastbaar en onveranderlijk beschouwen, maar diep in hun hart haten zij zichzelf hierom en voelen zij zich schuldig.”’

Bovenkamp (die zijn leve lang inderdaad strijd voert met, hoe symbolisch, iets boven hem – zijn beroep is restaurator van plafondschilderingen) wordt door Kist, of eigenlijk Galimatias zoals deze zelfverklaarde en weinig verzorgde engel schijnt te heten, uitgedaagd van zijn steiger af te dalen en de plafonds in te wisselen voor zijn ware roeping, kunstschilder. Bovenkamp, hechtte juistaan onveranderlijkheid, achtte conserveren het hoogste goed, is niet voor niets restaurator. Toch, ondanks zijn vernieuwingsangst, laat hij zich inpalmen en begeeft zich na enig aarzelen op het gladde ijs van zijn ‘eigenlijke’, maar nog onbekende leven: hij gaat creëren!.

Op een heerlijk trage wijze knutselt Thomése vervolgens aan de gedachtestroom van de hoofdpersoon die zichzelf langzaamaan meer overtuigt van de gemiste kansen in zijn leven tot nu toe en aan de onherroepelijke ontsporing die volgt op de poging er nu wel wat van te maken. Zo ook in deel 1, waar de lezer rondjes fietst in de steeds claustrofobischer makende hersenpan van de heer Van Poel van Avezaath, werkzaam bij een verzekeringsbureau, niet in de laatste plaats omdat hij zijn leven met overtuiging volgens vaststaande procedures leeft. Alleen, zo blijkt al in de eerste zin ‘pasten de meldingen van precieze aard niet meer binnen de aangegeven lijntjes’.

Boekenkrant

Het knaagt, ook hij wil meer dan het vast omkaderde bestaan dat hij kent en altijd na heeft gestreefd. Hier is het echter geen ‘verlepte nepengel’ die zijn ingeslapen leven komt verstoren en hem aanzet tot mislukking, met fatale gevolgen in dit geval, maar een dooie vrouw. Wel een hele mooie. Overigens is het in De vieze engel uiteindelijk ook een vrouw die Bovenkamp het definitieve zetje richting afgrond geeft. Misschien zou iemand Thomése eens expliciet moeten vragen naar zijn mening over de rol van de vrouw in ‘s mans’ strijd om er wat van te maken. (Al schijnt zijn nieuwste, J. Kessels, the novel, daar redelijk kort en duidelijk over te zijn: ronduit verderfelijk.)

Beide verhalen zet Thomése op geslaagde wijze dik aan; hij maakt het overduidelijk waar het om te doen is, hoe het afloopt, en dat maakt de zaak er luchtiger op, komisch bij tijd en wijlen. De lezer kan zich verkneukelen aan de verhalen van aandoenlijke mislukkelingen. Een prettige afstand, maar in feite betreft het een serieuze zaak die ons allemaal, doorsnee mensen immers, aangaat. Thomése stelt de thematiek van de de wens het leven perfect in te richten tegenover de menselijk onmacht niet voor niets vaker aan de kaak – zeker Heldenjaren is hier een prima voorbeeld van.

Het treurigste dat Thomése – op zeer hapbare wijze – voorschotelt, is de wetenschap dat proberen het best haalbare is. Beide heren, Van Poel van Avezaath en Bovenkamp, mogen, althans in hun beleving, even snoepen aan het idee echt te leven, waardoor de onluistering des te groter is wanneer ze uiteindelijk ontdekken dat hun verwoede pogingen het heft in handen te nemen ze geen meter verder heeft gebracht, integendeel. Het is uitsluitend de poging die de honger naar meer moet stillen. Of, zoals het Bovenkamp ineens overvalt: ‘Hij had er nooit over nagedacht dat de meeste schilderijen beter hadden gekund. Alleen omdat de schilder zelf niet beter kon, hadden ze hun uiteindelijke, volmaakte vorm niet bereikt.’ Het lot van de mindere meesters.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Vaderliefde

Verzameld nachtwerk

Verzameld nachtwerk

Ik, J. Kessels

De onderwaterzwemmer

De onderwaterzwemmer