"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Half mens

Donderdag, 22 september, 2011

Geschreven door: Maartje Wortel
Artikel door: Carmen Meuffels

De grootsheid van het kleine

Maartje Wortel (1982), die na het winnen van de Write Now! schrijfwedstrijd in 2007 en na de publicatie van haar verhalenbundel Dit is jouw huis in 2009 dikwijls in lovende termen als ‘veelbelovend’ en ‘aanstormend talent’ omschreven werd, heeft nu voor het eerst een roman geschreven. Waar haar verhalen een deel van hun kracht om te verbijsteren ontlenen aan de korte vorm waarin ze geschreven zijn, kan Half mens zich daar niet op beroepen: hier is sprake van een plot die zich over 192 pagina’s uitstrekt. Dat Wortel ook goed overweg kan met het genre van de roman, en wellicht zelfs beter dan met korte verhalen, daar is na het lezen van Half mens geen twijfel meer over mogelijk.

Toegegeven: Half mens lijkt in eerste instantie uiterlijk op een verhalenbundel. De hoofdstukken wisselen elkaar in hoog tempo af (zo is een hoofdstuk dat vier pagina’s telt geen uitzondering) en het perspectief verandert net zo vlug. Van de in totaal drie personages die beurtelings aan het woord zijn maken we als eerste kennis met James Dillard, die tot tweemaal toe opgeroepen wordt als jurylid bij een rechtszaak. De zaak is begonnen door de ouders van de achttienjarige Elsa Helena van der Molen, die een schadevergoeding eisen. Haar been moest na een ernstig auto-ongeluk, waarvan de in Los Angeles wonende Mexicaan Michael Poloni getuige was, geamputeerd worden.

Waar James Dillard slechts deelgenoot is van het verhaal ‘langs de zijlijn, en voor een paar maanden maar’, worden de gedachtes en gevoelens van Elsa en Michael vrij uitgebreid beschreven. Hoewel beiden moeite hebben zich in de kille metropool Los Angeles thuis te voelen, hebben zij zich aangepast aan het leven daar. Althans, zo lijkt het. Gaandeweg wordt echter duidelijk dat Michael zich, ondanks zijn succesvolle werkleven, allerminst gelukkig voelt:

‘De mensen vertrouwden hem constant van alles toe, al vanaf dat hij kind was. Op de middelbare school werd de hele klas bij wijze van experiment een keer getest op IQ en EQ en de spirituele intelligentie. Michael Poloni had op alle onderdelen erg hoog gescoord. Niemand deed daar verbaasd over, alleen hijzelf had het niet verwacht. De uitslagen van de testen strookten niet met Michaels idee van zichzelf, met de dingen die hij diep vanbinnen voelde, met het feit dat er iets niet aan hem klopte, dat hij anders was, dat hij liever niet te veel op de voorgrond trad.’

Kookboeken Nieuws

De vreugdeloosheid, die zowel bij Michael als bij Elsa continu op de achtergrond meespeelt zonder ooit expliciet verklaard te worden, wisselt Wortel knap af met droge humor, die zelfs schrijnende situaties lachwekkend maakt. Zo reageert Elsa op de constatering van de arts dat er geen tijd meer te verliezen is, en dat haar been per direct geamputeerd moet worden, als volgt:

‘Als er verdomme helemaal geen tijd voor was dan vond ik nog dat ze het rustig aan deden. Ik was in leven ondanks mezelf als ik het goed begrepen had. Er moest een deel weggenomen om me te redden.’

De (niet zelden grimmige) ironie is op elke pagina aanwezig en doet, samen met de vele aforismen en het gegeven dat personages elkaar als hun redding beschouwen, onmiskenbaar denken aan Arnon Grunberg. Een dergelijke vergelijking, die al te veel voor de hand ligt, doet Half mens echter geen recht. Zonder afbreuk te doen aan de man die ik als een van de grootste Nederlandse auteurs aller tijden beschouw, is het relevanter na te gaan hoe Wortels unieke stijl zich van de zijne onderscheidt.

Waar Grunbergs (seks)scènes het voorstellingsvermogen van de lezer soms ver te boven gaan, houdt Wortel het bescheidener. Haar stijl is subtieler, minder karikaturaal, en ontroerend in al zijn gedetailleerdheid. Zo geeft ze zelfs van de personages die een minieme bijrol vervullen en die voor de plot volkomen irrelevant zijn altijd een samenvattende karakterschets tussen haakjes:

‘Michael stak opnieuw zijn hand op naar een taxi. De taxichauffeur (Eric Huckleberry, taxichauffeur sinds zijn negentiende, dol op pancakes met maple syrup en banana shakes. Hij houdt al jaren de uitslagen van rugbygames bij in schriften zonder lijntjes) reed snel en zonder te kijken rechtdoor, alsof er aan het eind van de weg iets of iemand op hem stond te wachten.’

Deze taxichauffeur schrijft in schriften zonder lijntjes. Dergelijke veelzeggende kleine toevoegingen, waar Wortel in uitblinkt, bewijzen dat je ook kunt intrigeren door alleen te suggereren.

Dat ‘showing, not telling’-procedé werkt, ook in de allerlaatste scène. Daar kijkt James Dillard naar een filmpje, Selective attention, dat tijdens de tweede rechtszaak wordt getoond. Hij voert gedwee de opdracht uit die bij het filmpje hoort en telt hoe vaak het witte team een basketbal overgooit. Daar is hij zo aandachtig mee bezig dat hij niet eens in de gaten heeft dat er een gorilla door het beeld loopt. James Dillard beseft na afloop dat hij iets essentieels gemist heeft (‘Ik freakte, man, dat had ik niet gezien’), en als lezer bekruipt je precies hetzelfde, vreemde gevoel.

Het kost even tijd om aan de enorme interpretatieve vrijheid te wennen die je krijgt doordat er zo veel impliciet blijft, maar wanneer dat eenmaal lukt, kun je nog maar een ding doen: bewondering opbrengen voor Maartje Wortel, die met Half mens bewijst dat ook het kleine – misschien wel juist het kleine, dat wat je in eerste instantie over het hoofd ziet – groots kan zijn.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: