"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Handgeschreven

Zondag, 6 december, 2020

Geschreven door: Huub Oosterhuis
Artikel door: Evert van der Veen

Verzamelde gedichten 1950 – 2020

[Recensie] Huub Oosterhuis behoort tot een generatie theologen die het aanzicht van kerk en theologie in de tweede helft van de vorige eeuw hebben bepaald. Hij schreef vele religieuze liederen waarvan een aantal in het Liedboek voor de kerken, dat in 1973 verscheen, werd opgenomen, herdichtte de psalmen, schreef gedichten en gebeden en tal van boeken.

Zijn kracht ligt erin dat hij het levensgevoel van veel mensen wist te vertolken: van jongere mensen die zochten naar de maatschappelijke relevantie van bijbelse verhalen en ouderen die op zoek waren naar nieuwe eigentijdse geloofstaal.

Huub Oosterhuis is geïnspireerd door de bevrijdingstheologie uit andere werelddelen en weet geëngageerd die brug te slaan. In zijn schrijven en dichten maakt hij steeds de actuele, maatschappijkritische betekenis van de bijbel duidelijk als een confronterende boodschap waarin mensen – vaak profeten – het namens God opnemen voor zwakkeren, kwetsbaren, onderdrukten en stemlozen in de samenleving. Huub Oosterhuis plaatst zo de kerkdienst met lied en gebed midden in de wereld en wordt niet moe om steeds weer te benadrukken dat Gods bijzondere aandacht naar die mooie maar ook gebroken wereld uitgaat.

Voor dit boek is Huub Oosterhuis nog eens door al zijn gedichten heengegaan en heeft daaruit een selectie gemaakt. Het is een rijke oogst van 70 jaar schrijven en denken; hij is inmiddels 87 jaar. Eerder verscheen een verzameling van zijn liederen in Stilte zingen. De gedichten zijn letterlijk handgeschreven zoals hij uitlegt. Een aantal heeft hij herschreven, een aantal is toegevoegd. De indeling is chronologisch.

Pf

In de oudste gedichten komt de oorlog ter sprake; de inhoud van deze poëzie is heel persoonlijk van aard en beschrijft indrukken van het leven waaronder de relatie tot zijn ouders.

In het gedicht Japan komt zijn roeping tot priester ter sprake en worstelt Huub Oosterhuis met zijn geloofsovertuiging. Veel gedichten uit deze periode ademen een religieuze sfeer al wordt die vaak niet zo expliciet verwoord. Dat geldt voor veel van zijn gedichten: ze hebben iets spiritueels door de woordkeuze die voor een kenner vaak een een Bijbelse achtergrond heeft.

Het maatschappelijk engagement klinkt in de gedichten Echte wereld en Wereld opnieuw. Het laatste gedicht eindigt veelzeggend met deze woorden: “Er is geen hoop dan een god / als een kompasnaald in mensen”.

Huub Oosterhuis is zich bewust van zijn taak om tolk te zijn van mensen. Zo zegt hij in het gedicht Uit de droom: “Ik ben er een / die het welbesprekendst spreekt / over het ongeziene”.

Een aantal gedichten is aan mensen opgedragen waaronder een aantal aan het leden van het koninklijk huis. Huub Oosterhuis leidde de afscheidsdienst van prins Claus. Zijn band met hem en Beatrix blijkt uit een aantal gedichten waarin hij hun positie van dichtbij belicht.

De poëzie van Huub Oosterhuis is zeer menselijk van aard, nauw verbonden met de aarde en vervuld van liefde voor het leven, geïnspireerd door het geloof in de scheppende God die ons tijdelijke bestaan heeft voortgebracht en ons draagt in zijn aandachtige goedheid.

Om deze bundel met vrucht te kunnen lezen, is kennis van de bijbelse verhalen en affiniteit met de ‘tale Kanaäns’ wel belangrijk, soms eigenlijk onmisbaar.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur: