"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Hard werken - One for all

Donderdag, 5 april, 2018

Geschreven door: Bettina Furnée
Artikel door: Chris Reinewald

Harde Werkers van het Nederlands postmodern grafisch ontwerp

[Recensie] Geen ontwerpstroming maakte zo vaak groepsfoto’s van zichzelf als de vijf mannen van Hard Werken: Henk Elenga, Kees de Gruiter, Gerard Hadders, Tom van den Haspel, Willems Kars en Rick Vermeulen. Ook schuwden de schalkse ijdeltuiten het (eigen) functioneel bloot niet wanneer een ‘geënsceneerde foto’ voor een affiche of boekomslag daarom vroeg.

De eerste, omvangrijke publicatie over de experimentele Rotterdamse ontwerpstudio Hard Werken (1979–1994) laat zien hoe hun creatieve anarchisme en het tarten van typografische wetten toch steeds weer tot gearticuleerde eindproducten leidde. Met hun rake, brutale postmodernisme bevrijdde Hard Werken de keurige Nederlandse grafische vormgeving van klassiek-moderne voorbeelden als Paul Schuitema en Piet Zwart of de schreefloze dominantie van de Zwitserse school.

Geharde 010’ers geloven de Rotterdamse waarheid dat in hun stad overhemden worden verkocht waarvan de mouwen alvast zijn opgestroopt. De naam Hard Werken voor het vijfkoppige ontwerpcollectief lijkt hiermee afdoende verklaard. Keerzijde van dit cliché is weer een ander cliché dat Rotterdam, zeker in de jaren zeventig, tachtig cultureel een woestijn was. Na de werkdag spoedden medewerkers van het handjevol cultuurinstellingen zich naar het station om de Maasstad zonder noemenswaardig uitgaansleven te verlaten.

En toch beschikte Rotterdam toen ook al over top-cultuurinstellingen: een museum, theaters, bioscopen met een filmfestival, kunstacademie, conservatorium. Voor de afgestudeerde ontwerpers van de Willem de Kooning Academie bood de Grafische Werkplaats in een verlaten havenwijk fijne mogelijkheden om met grafische technieken te experimenteren. Het ontwerpen op de computer bestond nog niet. Het was vooral knippen, dan wel scheuren, plakken en letters afwrijven. In Nederland heerste een milde vorm van punk met opgewekt doe-het-zelf anarchisme.

Kookboeken Nieuws

Voor menige ontwerper is niks zo leuk als een ‘blaadje maken’. En zo verscheen in 1979 het eerste nummer van het tijdschrift Hard Werken. De inhoud was vooral culturelig en een vehikel voor ontwerpexperimenten. Met deze ‘zine’ veroverde Hard Werken de overzichtelijke Rotterdamse cultuurscene: theaters en de huisstijl en aankleding van het Rotterdam Filmfestival: de tijgerkop.

Gerard Hadders’ omslagontwerpen voor Uitgeverij Bert Bakker waren uiterst exuberant: uiteenlopende typografie met in scène gezette (eigen) fotografie van voorwerpen of (naakt)modellen. Meest bekend is de fraai gekalligrafeerde omslag van Umberto Eco’s bestseller De Naam van de Roos, die critici destijds zo ordinair als Amerikaanse pulpromans vonden.

Die observatie klopte overigens wel. Hard Werken was dol op ‘vernaculaire’ (= onofficiële) vormgeving en waardeerde daarom ook een eenling als Piet Schreuders met zijn eigen, naoorlogs  Amerikaans beïnvloede tijdschriften De Poezenkrant en Furore. Hadders eclectische typografie ging zelfs zo ver dat ook de, met veel ontzag bewonderde, nieuwe computerletter van Wim Crouwel kitscherige fonts naast zich moest dulden.

Ofschoon Hard Werken in de kern grafisch was maakten sommige leden ook uitstapjes als decorontwerper of stoelontwerper. Elenga verbleef enige tijd in Hollywood om als Hard Werken L.A. desk de film- en muziekindustrie te veroveren. Dat viel tegen. Wel waardeerden Amerikaanse avant-garde ontwerpers Hard Werken als marginale stroming. Mooi is de anekdote over de Nederlandse emigrant Rudy Vanderlans die zijn eigen blad Emigré maakte en bij Elenga in L.A. een beduimeld exemplaar van Hard Werken kreeg: “Ik kon mijn ogen niet geloven. Dit tijdschrift lanceerde ze als ontwerpers en beïnvloedde honderden […] ontwerpers en was een veel gezocht verzamelobject.”

Vanderlans beschouwde de consequente ‘ugliness’ van Hard Werken als onderscheidende designkwaliteit. Op een ontwerpcongres ontmoette Hard Werken uiteindelijk Neville Brody, de God van het tegendraadse grafisch ontwerp in Engeland. Brody’s hard core-edel-punk lijkt de enige, grote inspiratiebron voor Hard Werken.

Thuis in Rotterdam werd een ontwerpersdroom vervuld: postzegels ontwerpen. Een huisstijl voor PTT post volgde. Met affiches voor het Amsterdamse Stedelijk Museum kregen de 010-ers ook vaste voet in 020. Weliswaar kwamen de mentaliteiten binnen Hard Werken goed overeen maar naar buiten toe miste het bedrijf bij cultureel minder goed ingevoerde, potentiële opdrachtgevers ‘corporate identity’. De interne discussie over het belang van marketing veroorzaakte een scheiding der geesten. Om buiten het subsidiesysteem te overleven was een fusie met een gevestigde huisstijl-ontwerpbureaus noodzakelijk. Bij deze fusie verdween Hard Werken als studionaam en gingen de kameraden hun eigen weg. Met een overzichtstentoonstelling in de Kunsthal in 1994 droeg Hard Werken zichzelf met grandeur ten grave.

Passend bij Hard Werken werd ‘hun’ boek door een jongere generatie ontwerpers 75B overdadig, luxe en schraal tegelijk vormgegeven. Het louter typografische omslagontwerp is een serene lettermix. De uitklapkaften bestaan uit schutbladen met de gebruikte decoraties en de eerste en recentste groepfoto’s. Over de katernen is een pasta van zwarte rubber (?) gestreken. Daarop zit een suf titeletiket geplakt. Dankzij de soepele rug kun je heerlijk bladeren.

Tussen een soort catalogi van vrijwel alle (?) ontwerpen zit het Engelstalige tekstdeel ingeklemd. Ook hier tegendraadse typografie, zoals cursiveringen naar links. Soms stuit je op een affiche of boekomslag waarvan je elders de hiervoor gebruikte, geënsceneerde foto tegenkomt.  Ondanks hun geknip en geplak werkte Hard Werken al vrij vroeg met Paintbox, voorloper van huidige beeldbewerking- en ontwerpsystemen, die zij als een visueel wonderorgel bespeelden.

Het tekstdeel wordt afgewisseld met beschouwingen over andere ‘fanzines’,  de Rotterdamse cultuurscene, Hard Werken stijl van fotografie (ook het gevestigde Haagse bureau van Gert Dumbar ging zich hieraan te buiten totdat Dumbar het eenvoudig verbood).

Ter sprake komt ook de natuurlijke tegenvoeter van Hard Werken: het Amsterdamse ontwerptrio dat zich doelbewust ‘Wild Plakken’ noemde. De communistisch geëngageerde ontwerpers maakten vooral politieke affiches waarin ze de helden van het modernisme: Heartfield, Rodchenko, Zwart, Schuitema, Sandberg uit de jaren dertig-vijftig geraffineerd herinterpreteerden. Nu, zo duidelijk afgezet tegen Hard Werken, lijkt Wild Plakken juist de hekkensluiter van de eerste moderne ontwerptraditie in Nederland te zijn. Als hybridisten zette Hard Werken – met de ontwerper Swip Stolk – de toon voor het huidige citerende grafisch ontwerp.

Met oog op een internationaal vakpubliek volgen Ian Horton en Bettina Furnée in hun Engelse interviews met de vijf ‘musketiers’ de opkomst, glorietijd en einde van Hard Werken. Hoewel af en toe in herhaling vervallend – wéer die Grafische Werkplaats – levert dat een fris en niet te zwaar kunsthistorisch betoog op. Voor de hand liggende Franse postmoderne filosofen (Bourdieu) blijven grotendeels buiten beeld. Ontwerpers waren toen niet echt met theorievorming bezig. Wat meer te lezen over de ervaringen van opdrachtgevers met Hard Werken had het verhaal ook van die kant vollediger gemaakt.

De noten zijn onvermijdelijk vooral Nederlandstalig. En dan wreekt zich het Engels. Het feit dat je in het Engels schrijft impliceert niet dat lokale kwesties even makkelijk over te zetten zijn. Zo mist Horton de dubbele bodem dat de zakelijk ingestelde De Gruiter als bijnaam de ‘hofleverancier’ droeg. Grappig, want dat was het toenmalige, gelijknamige kruideniersconcern namelijk ook. Los hiervan vraag je je af waarom een boek over een zo oer-Nederlands benaamde stroming met zulke Nederlandse opdrachtgevers alleen als Engelstalige productie verscheen. Er zijn vier Nederlandse en een Britse universitaire subsidieverstrekker. Deze zorgen er voor dat de behoorlijk bewerkelijke monografie slechts € 35 kon kosten.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles