"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Held

Vrijdag, 18 april, 2008

Geschreven door: Saskia de Coster
Artikel door: Karlijn de Winter

Over zelf gebaande wegen naar de finish

[Recensie] Als schrijver en interviewer ver van elkaar vandaan wonen, biedt moderne technologie een uitkomst. Voor dit interview ontmoet ik Saskia de Coster dan ook op Google Talk, een idee van De Coster, omdat het op korte termijn niet mogelijk bleek in Randstedelijke contreien af te spreken. Dit is haar eerste chatinterview.

Vorig jaar was ze hier nog voor een langere periode te vinden; twee maanden verbleef ze als writer in residence in Amsterdam. Hoe was het om Vlaming te zijn in Nederland? ‘Wel, ik heb me helemaal geen Vlaming gevoeld, ik voelde me eerder een Nederlander in Vlaanderen. Dat beviel me dus uitstekend.’ Het is typerend dat je ook in de romans van Saskia de Coster geen spoortje Vlaamse couleur locale aantreft, in schril contrast zelfs tot sommige van haar generatiegenoten: ‘Ik wilde eens een ander boek schrijven dan het Verdriet van Vlaanderen, vandaar dat mijn uitgever het een beter idee vond dat ik in Amsterdam kwam schrijven.’

Een gevestigd schrijver
‘In Amsterdam heb ik mijn vierde boek Held kunnen schrijven door in de grachten te turen.’ Held (2007) is de nieuwste roman van Saskia de Coster, een even verrassende als messcherpe uitbeelding van de aantrekkingskracht die aartsvijand Misbaksel uitoefent op de hoofdpersoon Lien. Vindt ze het een Amsterdams boek geworden? ‘Het is niet omdat je Gouda in Brussel verkoopt dat het opeens Brusselse kaas wordt, als je snapt wat ik bedoel. Ik vind het een plaatsloos boek geworden.’ Ze voegt er nog aan toe: ‘Even speelde ik met de idee om het in Amerika te situeren, maar dat heb ik maar niet gedaan, want ik wilde niet naar Oprah gaan.’

Haar vorige roman, Eeuwige roem (2006) schreef Saskia de Coster in New York, en ook daarin heeft ze de concrete verwijzingen naar die stad vermeden. Toch zou New York er wel degelijk – al is het impliciet – zijn stempel op hebben gedrukt. Hoe zit dat, kan de schrijfplek nog wel enige invloed uitoefenen? ‘_Eeuwige roem_ had een heel andere opzet. In Eeuwige roem zijn er vele verhaaldraden die door elkaar kronkelen, stukjes en brokjes die elkaar wel kruisen terwijl ik in Held een strakkere lijn aanhoud. Misschien de strakke Amsterdamse grachten…’

Boekenkrant

Vier romans heeft Saskia de Coster dus al op haar naam staan. Behalve Held (2007) en Eeuwige roem (2006) publiceerde ze eerder Vrije val (2002) en Jeuk (2004). Held zorgde voor een nominatie voor de BNG-prijs voor jong literair talent, en haar afwezigheid op de grote literaire prijzenlijstjes werd alom betreurd. Is ze inmiddels niet een gevestigd schrijver? ‘Ja, ik ben net verhuisd, en nu helemaal met internet en alles erop en eraan, zelfs een scheel hondje. Dus ja hoor, ik ben gevestigd.’ Des te beter, want een kalme en stabiele werkomgeving bevordert het schrijven, toch? ‘Ik balanceer tussen chaos en orde, want als er te veel orde is kan ik ook weer niet ademen. En je schrijft nu eenmaal ook niet in een luchtbel. Maar in die zin was mijn verblijf in Amsterdam wel heel heilzaam. Ik heb afstand nodig om te schrijven en dus wil ik zoveel mogelijk mensen én dieren op afstand houden. In Amsterdam heb ik in twee maanden met twee mensen gesproken, denk ik.’

Maar om terug te komen op de oorspronkelijke vraag: ‘Ik beschouw me bij lange na niet als een schrijver die al ergens een etappe afgewerkt heeft of één of andere wedstrijd succesvol uitgefietst heeft. Tja nee, schrijvers zijn geen wielrenners.’ En als ze toch een wielrenner was, misschien één die eindeloos door blijft fietsen? ‘Nee, ik zie mezelf als een wielrenner die af en toe uit vrije wil het ravijn in tuimelt. Het kan dus nog wel even duren voor ik de finish bereik.’

Onderweg stort De Coster zich ook nog op een hele reeks andere bezigheden, zoals werken met video en voor theater. Ze is iemand die ook de ongebaande paden niet mijdt; in Hasselt ontwierp ze onlangs nog een zebrapad. Een multitalent? ‘Multi-arbeider. Ik heb niet het gevoel dat ik zo veel doe, het maakt allemaal deel uit van één geheel. Ik ben dus de arbeider in mijn eigen wereld, wat een hele geruststelling is. Arbeid uitbesteden levert meestal slechte resultaten op.’ Laten we haar spannende uitstappen dus vooral niet zien als vrijblijvende experimentjes, het hoort allemaal binnen dezelfde serieuze onderneming die haar werk is: ‘Ik ben een monnik als ik werk. Heb sinds kort zelfs een pen. En dan maar schrijven.’

Al schrijvende camera’s plaatsen
Mogen we het schrijven zien als de kern van al haar activiteiten? ‘Voor mij zijn beelden centraal. Ik denk trouwens dat hersens zo werken. Als je aan iets denkt, heeft dat een visueel en een tekstueel aspect.’ Die beelden liggen dan ook aan de basis van haar teksten: ‘Ik heb het gevoel dat ik een bestaande wereld probeer op te vissen. Hij is er en ik ben de arbeider, de megafoon die verklankt. Ik heb het gevoel dat ik vanuit een soort film werk. En dat is waar ik ook naartoe wil gaan: één lange, grote, allesomvattende film die geen film is – ingewikkeld hoor – iets wat zichzelf opheft.’

De Costers stijl is niet voor niets erg beeldend, maar de beelden die ze oproept zijn wel eigenzinnig en onverwacht. Komt dat doordat ze met haar ‘geschreven film’ vernieuwende perspectieven wil tonen? ‘Ik streef er niet naar om “verrassend” of “leuk” uit de hoek te komen zonder meer, maar ik denk dat je al schrijvende meerdere camera’s kan plaatsen, in de hoofden van mensen. De scheiding binnen-buiten valt weg en dat is wel een groot voordeel.’

Ze legt haar filmidealen als schrijver verder uit: ‘Ik ben er nog niet uit hoe die grote, allesomvattende film er nu concreet zal uitzien, maar ik weet wel dat hij vanuit mijn egocentrische standpunt zal vertrekken. Ik vind de grootste filmmakers en schrijvers degenen die de wereld helemaal naar hun hand zetten, omdat ze gewoon niet anders kunnen dan het verhaal op hun eigen manier te vertellen. Net herlas ik nog Céline. Belachelijk dat die man zo verketterd is. Ik voel een grote lichtheid in Voyage au bout de la nuit.
Het gaat er dus helemaal om muurtjes te slopen. Veel mensen, schrijvers, vertrekken bijvoorbeeld vanuit de idee “o, nu gaan we een gedicht schrijven – hoe moest dat ook alweer? wat is een gedicht ook alweer?” – dan krijg je ‘échte’ poëzie. Slechte poëzie, dus.
Ik gruw wel van artistiekerig geklooi dat zich verschuilt onder de dekmantel “ik ben te experimenteel om begrepen te worden”. Vaak gaat het om pure onkunde. Snap je, ik vind niet dat je per se grenzen moet overschrijden omdat dat nu eenmaal moet als je echt Echt Artistiek wil zijn.’

Tegen tunnelvisie en gebaande paden
Saskia de Coster houdt van schrijvers die de touwtjes in handen durven te nemen, in plaats van op een slaafse manier de één of andere norm volgen. ‘Ik denk dat vele halfschrijvers het niet met me eens zijn. Mij interesseert het niet om het leven van Geneviève Versteele natuurgetrouw weer te geven, en in de archieven te duiken op zoek naar haar laatste zakdoek en belastingsbrief. Ik schrijf haar belastingsbrief wel zelf als dat nodig is.’

Personages die inventief zijn, geen uitgestippelde wegen willen volgen, kom je ook in haar boeken keer op keer tegen. Vooral in Held viel het me op dat deze rol met name voor kinderen – de twee hoofdpersonages Lien en Misbaksel zitten de meeste tijd nog op de basisschool – is weggelegd. ‘Het gaat niet noodzakelijk om de tweedeling kinderen-volwassenen, maar tussen mensen die ontvankelijk zijn voor Andere Wegen en de menschen met tunnelvisie. Ik vind Lien bijvoorbeeld geen meiske met slechte gewoontes als stelen en kindjes pijn doen. Zij heeft geen ingelepelde moraal, zij zoekt zelf naar een systeem dat werkt. En als zij dan bijvoorbeeld Marcus [Misbaksel] kan inschakelen in haar systeem en zijn complementaire eigenschappen gebruiken – zijn lijstjesdwang, zijn stilzwijgen – in haar voordeel, dan doet ze dat.’ En de volwassenen? Het lijkt dat zij telkens degenen zijn die Liens zoektocht ‘naar een systeem dat werkt’ bederven omdat ze vinden dat zij toch eens normaal moet gaan doen. ‘Dat klopt. Toch gaat het niet enkel om personen die haar in de weg staan. Er zou ook een rotsblok zomaar op haar kop kunnen vallen en dan lukt het ook niet meer. Wat vaak over het hoofd gezien wordt is dat afwezigheid ook erg bepalend is: Lien heeft geen moeder.’

Het zijn dus niet alleen kinderen die ‘ontvankelijk zijn voor Andere Wegen’, oftewel die zich gedragen zoals zij dat zelf willen en niet volgens vaste regels die anderen hen hebben opgelegd. Toch komen kinderen in haar romans vaak prominent voor, meer dan bij de meeste andere schrijvers. ‘Ja, dat vind ik flauw van die andere schrijvers. Het is toch niet zo dat de kindertijd een voorbereiding is op het echte leven? Dat echte leven zou dan het volwassen leven zijn. Voor mij persoonlijk geldt dat ik nu het gevoel heb een verwaterde versie van mijn echte, jongere leven te leiden. Het is moeilijk uit te leggen, maar als kind kan je nog echt beminnen en haten en vanuit een hartstocht denken die je dan zelf niet doorgrondt.’

Volwassenen lijken het liefst al hun gevoelens en ideeën in toom te willen houden om maar niet ‘abnormaal’ te worden. Ik moet denken aan een ander interview op Recensieweb, met Jowi Schmitz, die vertelde te zijn overgestapt op het schrijven van kinderboeken omdat de realiteit naar eigen zeggen daarin veel ‘rekbaarder’ is, omdat je daarin verder kunt gaan met absurditeiten. Ik vraag aan Saskia de Coster, iemand die volwassenen gerust met allesbehalve conventionele romans confronteert, of zij denkt dat volwassenen eigenlijk liever absurditeiten uit de weg gaan. ‘Ah nee, ik denk dat volwassenen een bijzonder groot talent voor absurditeit hebben, in alle mogelijke betekenissen. Het feit dat mensen met camions [vrachtwagens – KdW] op vier wielen rondrijden, dat is werkelijk waanzinnig bizar. Een kind zou dat niet doen. Het zou vragen: waarom is die auto zo monsterlijk? En absurditeit is niet wat ik nastreef. Als in Eeuwige roem personages met dode mensen praten, is dat niet absurd maar heel realistisch. In ons hoofd praten wij voortdurend in vele stemmen en met verschillende mensen. Volwassenen hebben zichzelf vaak getraind in het accepteren van bepaalde absurditeiten, maar wel enkel de door hen geselecteerde.’ Hoe ouder je wordt, hoe meer je alles gaat relativeren. ‘En dan ga je dood. Doodgerelativeerd tot je zelf oog in oog met de dood staat, aiaiai. En dan spijt over het leven, en nog erger: verstenen.’

Het Grote Boek
Gelukkig kunnen we dat schrikbeeld nu nog weglachen, en blijft Saskia de Coster voorlopig vol goede moed verder schrijven. Daar heeft ze inmiddels wel haar draai in gevonden: ‘Ik heb het gevoel voor mezelf dat ik op één spoor zit en dat dat bepaalde spoor wel gekenmerkt wordt door een blik op de wereld vanaf de zijlijn, maar ik ben binnen mijn systeempje vrij consequent. Ik hoop dat toch te zijn. Ik ben nu met de voorbereidingen van mijn vijfde en dit keer Grote boek bezig en ik ben nu in de glimlachfase. Bij alles wat ik neerschrijf smile ik. overmorgen slaat die stemming wel om.’

Het klinkt als een hoogtepunt in haar oeuvre: ‘Nu wil ik een stap verder zetten. mijn vorige boeken waren voorstudies, en nu ben ik schetsen aan het maken voor mijn volgende en dus Echte Grote Kinderboek. Enfin, er zullen wel weer kindjes in opduiken. Momenteel heb ik nog maar een deeltje van een muur volgeschreven met een plan en voor de rest veel aantekeningen.’ Veel meer over dat nieuwe boek kan ze nog niet loslaten ‘want dan komt er een soort vloek op het verhaal of keert het zich tegen mij en kan ik het niet meer schrijven. Maar ik ben nu ook nog met enkele kortere termijnprojecten bezig, en vaste maandelijkse columns bijvoorbeeld.’

Hoe gaat dat eigenlijk in zijn werk, het schrijven van zo’n roman. Vooraf maakt ze dus een plan? ‘Ja hoor, er is een plan, en dat plan is hoogst noodzakelijk. Maar meestal blijft er enkel een grondgevoel van over, zoals bij Held het gevoel haatliefde. Qua plot zag dat er anders uit in het begin. Mijn boeken zijn dus niet in de eerste plaats plots met wat sfeer erbij.’

Met het Grote Boek kan het dus nog alle kanten op, maar dat Saskia de Coster door blijft schrijven staat vast. Ze had weliswaar ook nog twee Masters afgerond – Germaanse talen en literatuurwetenschap – maar die studies ‘hebben mij geleerd dat ik genoeg rondgezwalkt heb voor de rest van mijn leven. Ik heb altijd geschreven, behalve toen ik studeerde. Toen wierp ik mij op de onledigheid, en de studies op zich waren vreemd – wij moesten telefoonboeken uit het hoofd leren en lundun zeggen in plaats van Londen – maar ik voelde mij er niet goed bij, want ik wist dat ik moest schrijven.’ Zij het als wielrenner, zij het als monnik, Saskia de Coster volgt haar zelfgekozen pad.

Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Wij en ik

Nachtouders

Wat alleen wij horen