"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Hendrik Antoon Lorentz, een levend kunstwerk

Maandag, 9 december, 2019

Geschreven door: Frits Berends, Dirk van Delft
Artikel door: Arnout Jaspers

Twee biografieën over Lorentz: “Einstein vereerde hem als een vader”

Natuurkundige Hendrik Lorentz had alle ingrediënten voor de relativiteitstheorie in handen, maar was te voorzichtig om de conceptuele sprong te wagen. En toch keek Einstein tegen hem op, laten twee nieuwe biografieën zien.

[Recensie] Hendrik Antoon Lorentz (1853 – 1928) was onwaarschijnlijk geliefd en gerespecteerd, als wetenschapper en als mens. In de twee biografieën die dit jaar bijna gelijktijdig uitkwamen, valt geen serieuze wanklank over de man te vinden. En dat, terwijl zijn biografen – Anne Kox en het duo Dirk van Delft/Frits Berends – er terdege naar gezocht hebben in al het archiefmateriaal dat beschikbaar is.

Iemand als Albert Einstein vereerde Lorentz als een vader. Maar ook een andere grootheid uit de natuurkunde van die tijd, Ludwig Boltzman, schreef hem bijvoorbeeld dit: “Al aan het poststempel en het handschrift zag ik dat de brief van u komt en ik verheugde me. Weliswaar betekent elke brief van u een door mij gemaakte fout; alleen leer ik daardoor altijd zoveel dat ik bijna zou wensen nog meer fouten te maken om van u nog meer brieven te ontvangen.”

Dat was onder natuurkundigen; destijds een zeer select gezelschap van, internationaal, slechts enige honderden personen. Maar toen Lorentz overleed stonden er in Haarlem duizenden mensen langs de route van de begrafenisstoet, en in heel Nederland hield de telegraaf – toen het enige elektronische communicatiemiddel – drie minuten stilte uit respect voor Lorentz.

Dans Magazine

Voorbij de horizon

Waarom was Lorentz belangrijk? Om dat te begrijpen moet je zaken die iedereen nu als vanzelfsprekend beschouwt, als het ware ont-weten. Toen Lorentz in 1877 hoogleraar natuurkunde werd in Leiden, was het idee dat alle materie uit atomen bestaat nog omstreden. Ook had men geen idee wat een elektrische stroom eigenlijk was. De grote revoluties in de natuurkunde – de relativiteitstheorie en de quantumtheorie – lagen nog ver voorbij de horizon.

Lorentz was een van de eerste natuurkundigen die het concept van atomen in alle opzichten serieus nam. Daarom gingen al zijn theoretische berekeningen ervan uit, dat alleen de onderlinge krachten tussen atomen, of moleculen, verantwoordelijk waren voor wat natuurkundigen kunnen zien en meten. Dat gold ook voor een elektrische stroom: hij zag dat als een stroom van geladen deeltjes, terwijl veel natuurkundigen in die tijd elektrische stroom zagen als een niet materie-gebonden vorm van energie, net zoiets als licht.

Hoewel het elektron als afzonderlijk deeltje pas veel later ontdekt werd, veronderstelde Lorentz’ elektronentheorie dat atomen niet ondeelbaar zijn, maar elektrische geladen onderdelen bevatten. Het bleek een zeer vruchtbaar stuk theoretisch gereedschap. Daarmee kon hij onder meer het Zeemaneffect verklaren, het verschijnsel dat het spectrum (het kleurengamma) van een gloeiend heet gas verandert als je het in een sterk magneetveld plaatst. Daarvoor kreeg Lorentz, samen met Zeeman, in 1902 de Nobelprijs toegekend. Dit is een stuk bekende wetenschapsgeschiedenis, dat in beide biografieën adequaat, maar zonder nieuwe inzichten beschreven wordt.

Niettemin zou Lorentz alleen onder natuurkundigen beroemd gebleven zijn, als hij niet nauw had samengewerkt met de natuurkundige die na 1915 alles wat hij aanraakte, of hij wilde of niet, in PR-goud veranderde: Albert Einstein. Einstein kwam vanaf 1916 vaak in Leiden en gaf daar ook gastcolleges. Hij keek tegen Lorentz op, en beschouwde hem als een vaderlijke mentor. Hij was een van de weinige natuurkundigen die bij Lorentz thuis over de vloer kwam en er ook bleef logeren.

Een mega-klus

Voor buitenstaanders die terugkijken, lijkt Einsteins verering bijna overdreven: Lorentz heeft heel waardevol werk gedaan en was een wegbereider van Einstein, maar heeft zelf geen revolutionaire doorbraken teweeggebracht. Uiteindelijk was Lorentz daar te conventioneel en voorzichtig voor. In zekere zin had hij alle theoretische bouwstenen voor de relativiteitstheorie eerder dan Einstein in handen, maar hij durfde de enorme conceptuele sprong niet te wagen dat de ether niet bestond en dat tijd en ruimte geen losstaande grootheden zijn.

Beide biografieën geven ook ruim aandacht aan Lorentz’ werk als netwerker en verzoener. Na de Eerste Wereldoorlog gaapte er een diepe kloof in de internationale wetenschap, met aan de ene kant Duitsland en aan de andere kant de winnende coalitie van Frankrijk, Groot-Brittannië en de VS. Het heeft jaren geduurd voordat alle, ook persoonlijke, haat en nijd enigszins gezakt was. Lorentz deed pogingen tot verzoeningen en dat leverde hem internationaal veel prestige op, al werd zijn initiatief soms ook als wereldvreemd bestempeld.

In Nederland speelde Lorentz een sleutelrol bij het bouwen van de Afsluitdijk. Plichtsgetrouw als hij was, klom hij op verzoek uit zijn geliefde ivoren toren en stak enorm veel werk in het doorrekenen van een model voor de veranderende hoogwaterstanden bij de Noord-Hollandse en Friese kust vanwege die Afsluitdijk.

Zonder computers was dat destijds een mega-klus; in feite had niemand eerder geprobeerd zoiets enigszins wetenschappelijk verantwoord door te rekenen. Onbedoeld gaf Lorentz zo de theoretische basis voor de latere voortrekkersrol van de Nederlandse waterbouwkunde.

Zelfmoord Ehrenfest

Inhoudelijk lopen beide biografieën over bijna de hele lengte parallel. In geen van beide staan grote onthullingen, ze gebruiken deels dezelfde citaten uit bewaard gebleven correspondentie, en substantieel oneens zijn ze het nergens. Zelfs de schrijfstijl vertoont overeenkomsten. Een opvallend verschil zit wel in beider behandeling van de zelfmoord van Lorentz’ opvolger in Leiden, Paul Ehrenfest.

Deze flamboyante en uiterst emotionele man zou tegenwoordig vast het etiket ‘manisch-depressief’ opgeplakt krijgen. Na een periode van wanhoop – over de dood van Lorentz, maar ook over zijn onvermogen om de nieuwe quantummechanica te begrijpen – schoot Ehrenfest zichzelf op 25 september 1933 een kogel door het hoofd.

Van Delft en Berends laten het hier bij, maar de realiteit was nog veel erger, en dat is wel bij Kox te lezen: Ehrenfest had een zoon van 15 met het syndroom van Down, die in een instelling zat. Op die fatale dag bezocht hij zijn zoon en schoot in de wachtkamer eerst hem dood, daarna zichzelf.

Professioneel betrokkenen zullen misschien beide boeken willen kopen, maar als geïnteresseerde leek heb je aan een van beide genoeg. Wie het vooral gaat om inzicht in de ontwikkeling van de natuurkunde van 1870 tot 1925, wordt bij Kox wat overzichtelijker en sneller (320 pagina’s) bediend dan bij Van Delft en Berends. Bij laatstgenoemden is dat allemaal ook terug te vinden, maar als deel van een omvangrijk naslagwerk (725 pagina’s) waar zo ongeveer alles in staat wat bekend is over die periode van de natuurkunde, inclusief langdradig geharrewar over hoogleraarsaanstellingen en meer wat alleen voor gespecialiseerde historici van belang is.

Voor het eerst verschenen op Kennislink