"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Herkomst bij verstek

Vrijdag, 7 januari, 2022

Geschreven door: Oliver Rohe
Artikel door: Dietske Geerlings

Gelieve uw veiligheidsriem vast te maken

[Recensie] Herkomst bij verstek van Oliver Rohe begint met onder meer een motto van Karl Kraus, die zegt dat een ander gedachten kan imiteren die pas later in een scheppende geest zullen opkomen. Kraus morrelt hier aan de volgorde van imitatie. Het is niet voor niets dat Rohe hem in deze roman citeert. De verteller, die – tegen zijn zin – zojuist heeft plaatsgenomen in een vliegtuig, op weg naar zijn land van herkomst, laat zijn gedachten gaan over zijn herkomst en al spoedig lees je nauwelijks nog zijn eigen gedachten, maar vooral die van zijn vroegere vriend Roman, die in het land van herkomst is achtergebleven en vroeger uitvoerig zijn gedachten met hem heeft gedeeld. De lezer belandt op de eerste bladzijde al in een adembenemende gedachtestroom, die pas stopt op de laatste bladzijde: in hoeverre bepaalt ons denken onze identiteit en wie of wat bepaalt precies wat wij denken?

De verteller had zich tien jaar geleden voorgenomen nooit meer terug te keren naar zijn land van herkomst. Sindsdien heeft hij ook geen teken van leven meer ontvangen van Roman, die daar was achtergebleven. Hij vraagt zich af waarom hij dan toch in het vliegtuig is gestapt. Hij wilde alles vergeten, “tabula rasa maken”. Toch zei Roman toen al dat het verleden een hinderlijk meubelstuk is, dat je niet kunt verplaatsen. Eigenlijk mocht Roman geen herinnering meer zijn, want de ik had hem juist verdrongen, net als de “afgrijselijke stad” waarmee hij hem associeert en waarover Roman ooit beweerde: “De inwoners van deze stad beseffen niet dat de straten waar ze tegenwoordig vrolijk lopen te pronken in werkelijkheid slechts een reusachtig, nog narokend kerkhof zijn.” Overal onder hun voeten lagen immers lijken te rotten.

Er zijn nauwelijks gedachten van de verteller te traceren, want hij laat steeds opnieuw Roman aan het woord. Kennelijk heeft hij op het moment dat hij het vliegtuig instapte, een luik opengetrokken waarachter alle gedachten die Roman ooit met hem gedeeld heeft, verborgen lagen. Als lezer word je zo in de gedachtestroom meegetrokken dat je bijna het gevoel krijgt dat het de gedachten van de verteller zelf zijn. Is het wellicht de verteller die juist op zoek naar zijn herkomst verstek laat gaan?

Af en toe wordt de stroom onderbroken door zinnen tussen aanhalingstekens, die afkomstig zijn van anderen uit het vliegtuig, zoals “Gelieve uw veiligheidsriem vast te maken, zo dadelijk bereiken we een gebied met veel turbulentie.” Omdat die zinnen zo willekeurig opduiken, hebben zij een komisch effect, en lijken tegelijkertijd iets te zeggen over de gedachtestroom die op zichzelf ook een vliegreis is geworden, maar dan een vliegreis door ontwrichtende gedachten over herkomst en identiteit. De identiteit van Roman, van de verteller, en misschien zelfs van de lezer, raakt daardoor aan het wankelen en daar helpt geen veiligheidsriem tegen! Naast de verteller zit Biroult, een passagier aan wie hij zich verschrikkelijk ergert, omdat hij toenadering zoekt, zijn gedachten onderbreekt, en ondertussen zoveel mogelijk gratis drank achteroverslaat.

Kookboeken Nieuws

Wat is er dan zo ontwrichtend? Neem de taal, die voor ons heel vanzelfsprekend is en voor ons denken zelfs heel bepalend. Het land van herkomst blijkt drietalig te zijn: “onze taal vormt de kern van het niet-zijn en van het oorspronkelijke verval”. Er is niet echt een moedertaal, je zult voortdurend talen mengen. Roman beschouwde deze taal ook als een vervalsing. Zij belette hem om goed na te denken. Ook zal het nooit lukken die taal, en dus je verleden, helemaal uit je hersens te wissen. Je zit in het keurslijf van de taal:

“Je betreedt een taal exact zoals je een gevangenis betreedt zei ik voortaan en in mijn geval stort je je halsoverkop en vol enthousiasme op een taal en vervolgens word je je onzacht bewust van het kerkerachtige aspect van die taal, waar het je reinste utopie is aan de heerschappij van het cliché te willen ontsnappen en waar het eens en voor altijd onmogelijk is een eigen woord te bezitten.”

Het is echter niet alleen de taal die ons zo gevangenhoudt. Roman beschrijft hoe zijn moeder hem vanaf zijn geboorte heeft geprogrammeerd om zijn vader te minachten, die hen, volgens zijn moeder, in de steek had gelaten. Hij beschrijft zijn moeder als een ‘bankschroef’ die zijn hoofd heeft vastgezet. Juist doordat je dit verhaal uit de tweede hand leest, ontstaat er een afstand die ervoor zorgt dat je als lezer ook over je eigen herkomst gaat nadenken: in hoeverre is de mens nog vrij in zijn denken? Roman hoort op de begrafenis van zijn vader hoezeer hij op hem lijkt, in zijn gedrag, in zijn manieren, en constateert dat hij dus zijn hele leven iemand heeft nagebootst die hij niet kende, die op dat moment zelfs dood is. Verderop zegt hij zelfs dat hij slechts de keuze heeft tussen stilte of imitatie.

Steeds obsessiever lijken de gedachten naar het einde te stuwen. De verteller wantrouwt Biroult, de passagier die naast hem zit: “[…] ze maken gebruik van de kleinste bres om je permanent in te palmen”. Dat is natuurlijk zuivere ironie, want is de verteller niet van meet af aan gekerkerd, net als de lezer die hij in elk geval zolang het verhaal duurt, en wat mij betreft nog langere tijd daarna, in de wurggreep houdt?

Eerder verschenen op Tzum

Dit boek is rechtstreeks te bestellen bij Uitgeverij Vleugels