Donderdag, 31 december, 2020

Geschreven door: Kempen, Michiel van
Diverse Auteurs
Artikel door: Geemert, Ko van

Het andere postkoloniale oog

Onbekende kanten van Nederlandse (post)koloniale culturen

[Recensie] Ter gelegenheid van het twaalfeneenhalfjarig bestaan van de leerstoel Nederlands-Caraïbische Letteren aan de Universiteit van Amsterdam, werd een twintigtal mensen die op dit terrein verstand van zaken hebben, uitgenodigd een bijdrage aan de bundel Het andere postkoloniale oog te leveren. Initiatiefnemer en samensteller is Michiel van Kempen (1957), de bijzonder hoogleraar die de leerstoel bekleedt. Zelf droeg hij een bewerkte versie bij van het artikel dat vorig jaar in het tijdschrift Ons Erfdeel verscheen, met een prominente rol daarin voor de Curaçaose dichteres Radna Fabias.

Van Kempen koos een verrassende invalshoek en legde de beoogde medewerkers de volgende vraag voor: ā€œWat past er in wezen niet binnen je vakgebied? Wat wijkt er af, waar kun je niets mee? Waardoor heb je je laten verrassen? Welk verband zie je dat niet voor de hand ligt? Wat is altijd buiten het zichtveld gebleven, of wat zorgde voor zoveel ongemak dat je het maar liet liggen?ā€

Het resultaat is een bundeling van 24 essays waarin niet in hokjes wordt gedacht. Van Kempen: ā€œDe opstellen in deze bundel gaan over onderwerpen uit de vier grote gebieden die in de regel worden onderscheiden binnen de literatuur en cultuur van de voormalige koloniĆ«n: Nederlands-IndiĆ« (ā€˜de Oost’), het Nederlands-CaraĆÆbisch gebied (ā€˜de West’), Zuid-Afrika (ā€˜Zuid’) en de literatuur van de zogenaamde ā€˜Nieuwe Nederlanders’ – een term die met de dag betrekkelijker wordt. Juist omdat in deze opstellen veel grenzen overschreden worden is er niet voor gekozen in deze bundel een geografische ordening aan te brengen.ā€

We bekijken er een paar nader.

Archeologie Magazine

Pierre Lauffer

De CuraƧaose dichter Pierre Lauffer (1920-1981) wordt vooral herinnerd als een Papiamentstalig dichter. Hij was leraar Papiamentu op een pedagogische academie, schreef een leergang Papiamentu en diverse taalboeken. Toch merkt Bernadette Heiligers op, in haar biografie van hem uit 2012: ā€œHoezeer Pierre het Papiaments ook liefhad, hij vond het niet erg om in het Nederlands te debuteren.ā€ Zij doelt daarmee op het gedicht De bedelaar,dat Lauffer in 1943 in het Nederlands periodiek De Stoep publiceerde.

Wim Rutgers (1941), hoogleraar Literatuurwetenschap aan de UNA, de universiteit van CuraƧao, wil in zijn bijdrage Pierre Lauffer als Nederlandstalig auteur, het beeld dat we van Lauffer als Papiamentstalig dichter hebben, verbreden. Hij betoogt:

ā€œHet grote literaire belang van Pierre Lauffer voor het Papiaments heeft een zekere eenzijdigheid en onvolledigheid in de waardering van zijn talent in de hand gewerkt, met de nagenoeg uitsluitende aandacht voor zijn Papiamentu en de veel grotere aandacht voor zijn poĆ«zie dan voor zijn proza. Dat in alle receptiedocumenten [teksten waarin het oeuvre van Lauffer wordt besproken] het Papiamentstalige dichtwerk tot nu toe verreweg de meeste aandacht heeft gekregen, doet ernstig tekort aan zijn eveneens omvangrijk prozawerk van aanzienlijke kwaliteit in het Nederlands.ā€

Engels & Van Leeuwen

Aart G. Broek (1954) woonde twintig jaar op CuraƧao, waar hij onder meer als docent werkzaam was. Zijn essay heeft de intrigerende titel: Irrelevant en kwetsend biografisch speurwerk; Over gebrekkige bronnen, gebelgde erven en dienstvaardig onderzoek. Hierin stelt Broek: ā€œAchter gewaardeerd literair werk gaat niet per definitie een auteur met onberispelijk gedrag en handelen schuil. Biografisch spitwerk legt schaamtevolle smetten bloot.ā€ En Broek kan het weten, hij heeft ervaring: ā€œHet vorsen zorgt bij nazaten voor fanatieke inspanningen om auteurs en hun feilen af te schermen – uit vrees voor beschaming.ā€ Hij geeft daarvan twee voorbeelden.

In de eerste plaats de bekende CuraƧaose schrijver Boeli van Leeuwen (1922-2007). Wanneer Broek zich in zijn leven verdiept, ontdekt hij op verschillende plekken (tamelijk vage) aanwijzingen dat Boeli in de oorlogsjaren NSB-sympathieĆ«n gehad zou kunnen hebben. Wanneer hij dat nader wil onderzoeken sluiten de nazaten alle deuren voor hem en noemen het onderzoek ā€œirrelevantā€ en ā€œkwetsendā€.

Een tweede voorbeeld is de gerenommeerde arts en schrijver Chris Engels (1907-1980). Broek komt tegen dat, ā€œhoe gastvrij de CuraƧaose samenleving ook mag zijnā€, Engels in 1939 tegengewerkt werd toen hij zich hier wilde vestigingen. Dat bleek veroorzaakt te worden door een affaire die Engels had gehad met een getrouwde patiĆ«nte. Het verstoort het beeld dat men van Engels heeft en kan, volgens de erven, maar beter verborgen blijven.

Hoe anders het ook kan, beschrijft Broek aan de hand van schrijfster Miep Diekmann (1925-2017). Over haar en haar vader schreef hij in 2013: ā€œDe ontwikkelingen zijn uiterst pijnlijk niet alleen omdat haar vader aan de verkeerde kant van de geschiedenis stond, maar ook Miep zĆ©lf slipte.ā€ Diekmann werkte volledig mee aan nader onderzoek.

Het zal duidelijk zijn waarnaar Broeks voorkeur uitgaat: ā€œMĆ©t archieven en zónder agressie – zoals ik bij Diekmann mocht meemaken – is een beduidend scherper beeld te tekenen, zoals na een operatie aan staar.ā€

Mr. E. Elias

ā€œEen bijvangst van mijn speurtocht naar Antillianen en Surinamers in het draaiboekenarchief van de Wereldomroep,ā€ zo begint literatuurwetenschapper Jos de Roo (1942) zijn bijdrage Mr. E. Elias (de stukjesfabriek) over CuraƧao in de Tweede Wereldoorlog, ā€œwaren ruim honderd columns van Mr. E. Elias voor de West-Indische uitzending.  Hij was een columnschrijver die ik, toen ik zelf op school zat, erg had gewaardeerd. Helaas kon ik niets met zijn stukjes, want hij was geen Surinaamse of Antilliaanse schrijver, maar een Nederlandse. Het enige wat ik wist was dat Elias in de Tweede Wereldoorlog een tijd op CuraƧao had gezeten.ā€

Eduard Maurits Elias werd geboren in 1900. Hij was columnist, journalist, (veel)schrijver, van Joodse afkomst. In 1939 vluchtte hij uit Nederland en kwam op CuraƧao terecht. De dood van Elias, die in het verhaal van De Roo overigens geen enkele rol speelt, was opmerkelijk: Op 14 januari 1967 kreeg hij een hartaanval net na het instappen op station Hollands Spoor in Den Haag in de trein naar Brussel, vanwaar hij een journalistieke reis naar Tunis zou beginnen. De noodrem weigerde en in Delft bleek Elias te zijn overleden.

De Roo constateert dat CuraƧao in de ogen van Elias, die niet bekend stond om zijn vooruitstrevende opvattingen, ā€œde moeite waard [is] vanwege het eigene en niet vanwege het Hollandse. Dat is niet een koloniale visie.ā€

De Roo was, zo schrijft hij, benieuwd of Elias in deze Wereldomroep-columns nog ingaat op de schrijver Herman de Man, die in 1943 naar CuraƧao kwam om daar leiding te geven aan de CuraƧaose omroep CUROM. En dat blijkt inderdaad het geval. Ook De Man kwam trouwens op een bijzondere manier om het leven: op 14 november 1946 bij een vliegtuigongeluk op Schiphol. Maar dit terzijde.

Elias benadrukt het belang van De Man, niet in de laatste plaats omdat hij ā€œhet Papiaments een plaats heeft gegeven in de uitzendingen die het toekwam.ā€

De eindconclusie van De Roo luidt: ā€œDe columns van Elias geven ons een blik in een andere tijd, de tijd van het rijke CuraƧao en het arme Nederland. Het is een verdienste van mensen als Elias en De Man geweest dat zij ook zagen dat CuraƧao niet alleen economisch rijk was, maar ook cultureel, en op dat gebied al zelfstandig was toen de staatkundige autonomie nog niet eens gerealiseerd was.ā€

Slavernij

Wat biedt deze bundeling opstellen nog meer? Emiritus hoogleraar Bert Paasman (1939) schrijft over liedjes over voorheen de West, GƔbor Pusztai (1971) studeerde Nederlandkunde en bericht ons over een gefantaseerde reis naar Suriname en publiciste en onderzoekster Adrienne Zuiderweg (1952) brengt een onderbelichte schrijfster in de Nederlands-Indische literatuurgeschiedenis, M.C. Frank, tot leven.

Een andere emeritus hoogleraar, Judith Gera (1954) laat haar licht schijnen over Albert Helman en Abdelkader Benali, praktiserend hoogleraar Margriet de Waal (1976) over de Zuid-Afrikaanse avonturier Coenraad (de) Buys en schrijver Wouter Krijbolder (1960) over Geert Mak en de slavernij.

De slavernij is een niet onverwacht thema in meerdere bijdragen; zo behandelt filosoof Ken Mangroelal (1948) de geschiedenis van de slavernij en verrast antropologe Aminata Cairo (1966) met een essay over de dans als uiting van geestelijk welzijn onder slaven. (Cairo kiest bewust voor de term ā€˜slaaf’ en niet voor ā€˜tot slaaf gemaakte’; ze vindt het feit dat deze term gebruikt wordt ā€œom mij te laten weten dat mijn voorouders mensen waren […] beledigend en belachelijk.ā€)

Al deze artikelen hebben gemeen dat ze niet-alledaags zijn, zodat een originele en boeiende bundel voor ons ligt vol uiteenlopende onderwerpen en gezichtspunten.

Eerder verschenen in Amigoe-Ƒapa (CuraƧao), 12 december 2020