"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het badhuis

Vrijdag, 9 december, 2016

Geschreven door: Corine Kisling
Artikel door: Jannie Trouwborst

Herinneringen in Zeeuws-Vlaanderen

Daar lig je dan, in het steeds kouder wordende badwater. Je hebt honger. Hoelang lig je hier al? Niemand heeft je hulpgeroep gehoord. Je bent bang. De spookbeelden van vroeger laten zich niet langer onderdrukken.

[Recensie] Zeeland heeft al 13 jaar in de eerste week van november een eigen Boekenweek met een echt Zeeuws Boekenweekgeschenk. Er worden in die week 3 Zeeuwse Boekenprijzen uitgereikt, waaronder de PZC Publieksprijs  en de Prijs van de Zeeuwse boekhandel: een oeuvreprijs. Elk boek over een Zeeuws onderwerp of geschreven door iemand met een Zeeuwse achtergrond kan meedingen. Hoogtepunt blijft echter de uitreiking van de Zeeuwse Boekenprijs door een vakjury. Winnaars van de afgelopen jaren zijn onder andere Oek de Jong, Jan Vantoortelboom, Carolijn Visser en Chris de Stoop.

Drie jaar geleden trok een bijzondere novelle op de shortlist voor deze Zeeuwse Boekenprijs mijn aandacht: Het badhuis, geschreven door Corine Kisling (Rotterdam, 1954, schrijfster en literair vertaalster). Haar naam kende ik voordien eigenlijk alleen van de thrillers die ze samen met haar partner Paul Verhuyck schreef. De schrijfster woont in de oude pastorie van Graauw, een plaatsje in de buurt van Hulst. Het verhaal speelt in het verzonnen Wielde dat de nodige overeenkomsten vertoont met Graauw, maar tegelijkertijd model kan staan voor elke kleine plaats in een krimpregio.

Marie Truyens is een bejaarde vrouw die licht dementeert. Als kinderloze weduwe werkte ze haar levenlang in de pastorie, voor 3 opeenvolgende pastoors. Nu woont ze alleen in het voormalige badhuis van het dorp en is voor haar vervoer naar de grote stad om boodschappen te doen afhankelijk van een buurtbusje. Van één van de badruimtes in haar huis liet ze een aparte badkamer maken voor zichzelf en als ze daar op een avond een bad wil nemen, glijdt ze uit, valt en kan op eigen kracht niet meer uit het bad komen. Terwijl de tijd verstrijkt en ze machteloos in de badkuip ligt, komen pijnlijke herinneringen naar boven en een ondraaglijk zwaar schuldgevoel.

Ons Amsterdam

Haar herinneringen tonen ons niet alleen het verloop van haar eigen leven. Via de drie pastoors waar ze voor werkte, maken we ook kennis met de afbrokkeling van het kerkelijke leven in het dorp. Tegelijkertijd krijgen we zicht op het langzamerhand verdwijnen van allerlei voorzieningen en de onderlinge saamhorigheid in de gemeenschap.

Het geheim waarmee Marie Truyens al een leven lang rondloopt, is niet wereldschokkend, maar het houdt wel uiterst geraffineerd de spanning in het verhaal. Net als haar penibele toestand: wordt ze op tijd ontdekt? Heden en verleden wisselen elkaar soepel af, zodat haar geheim stukje bij beetje aan de oppervlakte komt. Maar ook droom en werkelijkheid gaan door elkaar lopen, mede door haar verwardheid. We moeten maar aannemen dat dat zowel door een beginnende dementie komt, als door hallucinaties door het voedseltekort, de dorst, de vermoeidheid en de kou tijdens het lange verblijf in het bad.

Hoewel niemand precies weet hoe de geest van een licht dementerende, oudere vrouw werkt, vroeg ik me af en toe toch af of de momenten van exact herinneren en van totaal vergeten zijn wel helemaal kloppen met de werkelijkheid. Maar dat doet niets af aan het genoegen dat ik beleefde aan het lezen van deze novelle. Mede dankzij de heldere en beeldende schrijfstijl en de andere twee, goed uitgewerkte, verhaallijnen: hoe God verdween uit Wielde en hoe een dorpsgemeenschap uiteenvalt: heel herkenbaar en niet alleen in deze streek (Zeeuws-Vlaanderen).

Eerder verschenen op http://mijnboekenkast.blogspot.nl/