"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het bloed in onze aderen

Donderdag, 20 oktober, 2011

Geschreven door: Miquel Bulnes
Artikel door: Karin de Leeuw

Hete Spaanse zomer, vol passie

Mensen die denken dat de hel een plek is onder de grond…. hebben duidelijk nog nooit een zomer doorgebracht in het Rif’. Met dat citaat begint het eerste hoofdstuk van de nieuwe, vuistdikke roman van Miquel Bulnes (1976). In de volgende bladzijden laat de auteur op overtuigende wijze zien dat dit motto in ieder geval gold voor de Spaanse soldaten die in 1921 in het Marokkaanse Rifgebergte door Berbers in de pan werden gehakt.

De doorgewinterde kolonel Augusto Santamaria del Valle – uit zijn dagboek is bovengenoemd citaat – is een van de weinige overlevenden van die beruchte zomer in het Rif. Maar daarvoor moet hij een prijs betalen: hij is invalide geraakt en kan niet meer terugkeren in actieve dienst.

Santamaria wordt geplaatst bij de veiligheidsdienst in Madrid als commissaris. Het burgerleven valt niet mee. Het Spanje van voor de Spaanse Burgeroorlog en Franco is één grote politieke intrige. Staatsgrepen en politieke moorden zijn aan de orde van de dag. In zijn functie wordt van Santamaria verwacht dat hij zich niet al te nieuwsgierig zal betonen. Deze houding strookt echter niet met zijn militair eergevoel. Op verschillende wijzen raakt hij verstrikt in machtsspelletjes, aanvankelijk naïef, later met een helder oog voor de werkelijke verhoudingen.

Tijdens het lezen van dit boek moest ik een paar maal de naam van de auteur controleren. Is dit Miquel Bulnes? Tot nu toe schreef Bulnes boeken, columns en korte verhalen met een sterke autobiografische inslag. Bijna alle verhalen gingen over het leven in het ziekenhuis en op de medische faculteit. In de romans Zorg (2003), Lab (2005) en Attaque (2007) zet Bulnes de wereld van medici en wetenschappelijk onderzoekers neer met een cynische humor. Er gaat veel mis en meestal laat de auteur je daarom lachen, maar tegelijk is zijn beschrijving ‘killing’. Dat het er hard aan toe gaat is maar goed ook, want anders zou Bulnes al te dicht in de buurt komen van De co-assistent van Anne Hermans.

Geschiedenis Magazine

Het bloed in onze aderen is, na deze overigens lezenswaardige en vermakelijke boeken, opvallend anders. Op de eerste plaats is het niet autobiografisch. Het is een historische roman en de enige biografische links die ik kon vinden, is dat Bulnes – zijn pseudoniem, geleend van zijn moeders familie, verraadt het – van Spaans-Nederlandse afkomst is en dat hij zegt het boek geschreven te hebben tijdens verblijven in allebei de landen. Het verblijf in Spanje zal hem dan waarschijnlijk geïnspireerd hebben bij de soms levendige beschrijvingen van Madrid, Barcelona en de Rioja.

In eerdere boeken, en dan met name Lab, had Bulnes al diverse verhaallijnen en plots door elkaar heen verweven en uiteindelijk in een ontknoping met elkaar verbonden. Nu is het hele boek op een dergelijke structuur gebouwd. Niet alleen kolonel Santamaria’s leven wordt beschreven en niet alleen hij komt aan het woord – een hele groep mensen passeert de revue.

Bulnes geeft ons een sfeerschildering van vele sociale milieus. De maatschappelijke onrust in het Spanje van de jaren twintig wordt neergezet met levensechte mensen. Hij is een auteur die hen beschrijft in al hun alledaagsheid. Mooi is het portret van het analfabete hoertje dat door een toeval dienstmeisje wordt bij de familie Santamaria, waar ze maar weinig verdient. Of dat van de anarchist die een zwervend bestaan leidt en zich laat inhuren om politieke moorden te plegen, maar daarbij ook slachtoffer dreigt te worden van een laffe liquidatie door de politie.

Opvallend, vergeleken met de eerdere boeken, is de mildheid waarmee Bulnes de mensen neerzet. Soms zijn de portretten zelfs wat aan de lieve kant, maar het maakt wel dat je, al lezende, je graag met een aantal personages identificeert. De hoofdstukken zijn telkens gewijd aan verschillende figuren, en die wisseling van gezichtspunt maakt dat de verhaallijn iedere keer op verfrissende wijze onderbroken wordt.

Miquel Bulnes slaat met dit boek een nieuwe weg in. De sterke verhaallijn weet hij met de afzonderlijke deelverhalen te vervlechten tot een spannend plot. Soms zijn er wat veel personages betrokken en wordt het warrig, maar de inspanning om het verhaal te blijven volgen is de moeite waard. Wie het doet, krijgt er een prettige leeservaring voor terug. Van mij mag Bulnes doorgaan op de nu ingeslagen weg en dit genre nog verder exploreren.