"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het boek van Carl

Vrijdag, 6 december, 2019

Geschreven door: Naja Marie Aidt
Artikel door: Marjon Nooij

Literaire elegie van een moeder

[Recensie] Naja Marie Aidt is gescheiden van haar man Martin met wie ze vier zonen heeft, Frederik, Carl Emil, Johan en Zakarias.
Het is 15 maart 2015 en Aidt is vanuit New York overgevlogen naar Denemarken om wat tijd door te brengen met haar zonen die daar zijn blijven wonen. Ze proosten op het leven wanneer de telefoon gaat. Martin is aan de lijn en zegt dat ze meteen naar het Rigshospitalet moet komen. Carl, hun vijfentwintigjarige zoon, is van vierhoog uit het raam gevallen.

Met zijn huisvriend heeft hij een keer paddo’s geprobeerd, met waarschijnlijk het idee om een leuke, spannende avond te hebben. Carl gebruikte zelden alcohol, was vegetarier, maar de uitwerking is echter dusdanig hevig dat er zich een psychose ontwikkelt, met als gevolg dat hij naakt uit het raam is gesprongen.

Op de intensive-care ligt Carl aan de beademing, maar al snel wordt duidelijk dat zijn verwondingen dermate ernstig zijn dat hij het niet zal overleven. De vraag van de arts of er enkele organen gedoneerd mogen worden is confronterend, maar Carl zou het gewild hebben, dus de ouders stemmen ermee in.

Wanneer de beademing wordt gestaakt is het 16 maart en zijn overlijden is een voldongen feit. Carl was vier jaar oud toen hij eens tegen zijn moeder heeft gezegd: “Wanneer ik doodga, wil ik begraven worden onder oma’s magnoliaboom.”

Boekenkrant

“We hebben een magnoliaboom op je graf geplant. Het was dezelfde magnoliaboom die bij je kist stond op de begrafenis. Er stonden ook vier appelbomen. Bloemen van je oma’s magnoliaboom sierden je kist.”

De auteur haalt alle herinneringen middels flashbacks naar boven vanaf het moment dat ze zwanger van hem was, het gebeuren rond het ongeluk, de dood van haar zoon en haar leven een jaar na dato, wanneer ze besluit om alles te bundelen en te verwerken in een boek.

“Het Griekse woord voor vlinder is psyche, dat ook ziel betekent. Dus wanneer Sokrates het over de ziel heeft, komt de vlinder mee. Een mooie schaduw die fladdert in het woord ziel.”

De vele herhalingen benadrukken wat Aidt blijft bezighouden, geven de vertwijfeling aan van haar immense verdriet. Doordat er gebruik wordt gemaakt van verschillende lettertypes en -grootte is het duidelijk vanuit welke hoek de tekst komt. Confronterend zijn haar schreeuwen van verdriet in vette tekst en schrijnend is de uiterst kleine tekst waar ze schrijft over haar verdriet. Het zit subliem in elkaar.

Intertekstualiteit doorspekt de tekst, zoals onder andere het werk van Rothko, mythologische goden (Pan, die ze in verband brengt met paniek), Griekse goden (Hades de god van de onderwereld),  het boek Poetica van Aristoteles, Hans Christiaan Anderson, de Romeinse dichter Catullus en het Gilamesj-epos Het boek bevat duidelijk de tekenen van een Griekse tragedie, zoals de strijd om de diepe gevoelens van liefde en verdriet, de prozapassages die worden afgewisseld met poëzie, dagboekaantekeningen en cursieve passages die de tijd tijdens en na het ongeluk beschrijven. Ook de opbouw is gelijk aan de Griekse tragedie: proloog, drie bedrijven, slotlied.

“Plato vertelt in Faidon over de laatste dag van Sokrates’ leven. Sokrates is ter dood veroordeeld en zal dezelfde avond vergiftigd worden met gevlekte scheerling. Faidon is een gesprek tussen Sokrates en een paar van zijn vrienden en leerlingen, en het gesprek gaat over wat de dood is, en wat het hiernamaals is. Het gaat ook over wat filosofie is.”

Sokrates zegt: “Dus op het moment dat de dood op een mens afkomt sterft kennelijk wel het sterfelijke aan hem, maar het onsterfelijke gaat weg en verdwijnt behouden en onaangetast, en onttrekt zich aan de dood.”

En Sokrates zegt: “Want de ziel neemt niets anders naar de Hades mee dan zijn eigen ontwikkeling en voeding, waarvan men toch zegt dat ze de overledene meteen bij het begin van de reis daarheen in de hoogste mate voordeel of schade bezorgen.
Sokrates zegt deze dingen ter afsluiting nadat hij lang bezig is geweest om uit te leggen hoe het, filosofisch gezien, mogelijk kan zijn dat de ziel zich onttrekt aan de dood.

Carl was naakt toen hij werd geboren en is naakt de dood ingevlogen.

“Je schreef dit een paar jaar geleden
vlieg, vlieg, vlieg
stoot de wereld niet van je af
maar laat de wind je dragen
sterf, sterf, sterf

en ik vond je notitieboekjes toen we je kamer leegruimden, en ik zag dat je gedichten schreef, en ik wist niet dat je gedichten schreef, en ik zag dat veel ervan over de dood ging, en ik dacht HET LOT, en ik dacht NEE, iedereen schrijft op jonge leeftijd gedichten over de dood, en ik kreeg het op dezelfde manier koud als toen ik je hand voor de laatste keer kuste, en door de kou huiverde ik, en ik klampte me vast aan je notitieboekje, en ik wankelde en viel bijna flauw, en er was zoveel dat ik niet van je wist, en er was veel dat ik van je wist, […]”

Vanaf het moment dat haar boek in de winkels lag heeft ze niet meer de moed gehad om iets anders te schrijven. Zelf zegt ze daarover: “Ik heb nog steeds dat gevoel van zinloosheid. Waarom zou ik fictie schrijven? Waarom? Het is een soort magie die verdwenen is,”

Door dit boek te schrijven kan ik me voorstellen dat het gewerkt zal hebben als catharsis en het daardoor een louterend effect heeft gehad op de auteur, waardoor het verdriet een plekje heeft gekregen. Een uitzonderlijk mooi boek over het immense, rauwe verdriet en de totale ontreddering van een rouwende moeder. Dit is een diep menselijk boek in dichterlijke stijl, maar toch ook gelardeerd met prozaïsche en uiterst realistische teksten. De stukjes proza en poëzie zijn zo invoelbaar, dat ze pijn doen tijdens het lezen. Zo ontroerend en ongeëvenaard, dat het zijn weerga niet kent. Het voelt heel raar en verschrikkelijk tegenstrijdig om een boek, over een dergelijk groot verdriet, zo mooi te vinden, maar het is gewoon een literair meesterwerk geworden.

Eerder verschenen op  metdeneusindeboeken.nl