"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het complot van Laken

Woensdag, 8 januari, 2020

Geschreven door: Johan Op de Beeck
Artikel door: Marnix Verplancke

Speculatieve non-fictie van hoog niveau over het naoorlogse België

Johan Op de Beeck, bekend van zijn boeken over Napoleon en Lodewijk XIV schreef zijn eerste roman, een historische natuurlijk, over Leopold III. En over de kapper van zijn moeder, die de koning een brief moest overhandigen die België een andere richting had kunnen uitsturen.

[Recensie] Na de Tweede Wereldoorlog erkende de Belgische overheid 18.716 landgenoten officieel als lid van de actie- en inlichtingendiensten. Zij waren actief geweest in de politieke, economische of militaire spionage, hadden sabotagedaden verricht en ontsnappingslijnen opgezet. Een kwart van hen werd gearresteerd en tien procent overleefde het niet. Iets meer dan driehonderd mensen werkten voor de Britse Special Operations Executive (SOE), een dienst die door Churchill werd opgezet met het specifieke doel in bezet gebied sabotage te plegen. Een kwart van hen stierf tijdens de dienst. Een van de mannen die het overleefde, maar wel in Dachau belandde, was Joseph Van Hooff, een Mechelse kapper die na de oorlog zijn schaar en tondeuze weer opnam. Van tijd tot tijd kreeg hij een vrouw met een klein jongetje aan haar zij in de kappersstoel. Dat jongetje was Johan Op de Beeck, inmiddels befaamd als schrijver van succesvolle boeken over Napoleon en Lodewijk XIV. Dat er ooit een boek zou komen over de kapper van mijn moeder stond in de sterren geschreven. Dat boek is er nu, Het complot van Laken, een ingenieuze historische roman waarin Op de Beeck de vele hiaten in de historische realiteit opvult met plausibele fictie.

Na de Duitse verovering van België, begin 1940, zag koning Leopold III een bijzondere rol weggelegd voor zichzelf. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Nederlandse koningin vertrok hij niet naar Londen om er de regering in ballingschap te vervoegen, maar verkoos hij in eigen land te blijven. In Londen word ik een speelbal van de Britten, was zijn redenering, terwijl ik in bezet België kan opkomen voor de belangen van mijn landgenoten. Voor Leopold was het dan ook een uitgemaakte zaak: België had gecapituleerd, de oorlog was voorbij en er diende zich een nieuwe realiteit aan waarbij het zaak was zo goed mogelijk overeen te komen met de nieuwe machthebber, nazi-Duitsland. In dat opzicht hoeft het niet te verbazen dat hij naar Hitler trok met de vraag om de Belgische krijgsgevangenen vrij te laten en de voedselbevoorrading van de Belgische bevolking te vrijwaren. Leopold bedoelde het wellicht goed, maar in de ogen van heel veel mensen was dit niet meer of minder dan collaboratie. Zo ook in de ogen van de vierkoppige Belgische regering in ballingschap die in Londen in opstand kwam tegen de koning, waarna deze hen met een pennentrek niet langer erkende.

Ook al zat de regering-Pierlot in Londen heel luid te toeteren dat zij de enige vertegenwoordiging van het Belgische volk was, noch de Britten, noch de Amerikanen namen haar serieus. Dat het eerste agendapunt op de eerste regeringsbijeenkomst was dat het toch niet slecht zou zijn als de vier ministers zouden weten wat er in België gebeurde, verhoogde hun geloofwaardigheid natuurlijk ook niet. Nee, dan was die Leopold, die in tegenstelling tot de regering-Pierlot door het volk op handen werd gedragen, een betere bondgenoot. Iedereen dacht immers aan wat er na de oorlog zou gebeuren, en dan kon die koning wel eens heel erg goed van pas komen. Tussen WO I en WO II kende België meer dan twintig regeringen. Het land was een wespennest waarin extreme facties steeds harder tegen elkaar ingingen. Na de oorlog moest er vooral stabiliteit komen, wist iedereen, en het aartsgevaarlijke vuur van het communisme diende geblust te worden. Leopold III leek de sterke man te zijn die dit voor elkaar kon krijgen.

Boekenkrant

En ook de koning zelf zag het zo. Gesteund door het leger maakte hij plannen om na de oorlog een soort verlicht despoot te worden, waarbij het parlement alleen nog een raadgevende functie zou hebben. Dat er al tijdens de oorlog gewerkt moest worden aan die toekomst was duidelijk, dus zette het leger naast de officiële staatsveiligheid van de regering-Pierlot een eigen inlichtingendienst op, de Deuxième Section, die ook vanuit Londen werkte en de bevoorrechte partner werd van de Britse SOE en de Amerikaanse inlichtingendienst. Twee machtspartijen en twee inlichtingendiensten dus, en een veelvoud aan verzetsgroepen die de ene of de andere kant kozen. En ook de andere landen kenden die versnippering. Naast de SOE hadden de Britten ook de inlichtingendienst SIS die eerder met elkaar concurreerden dan samen te werken. En dat de Duitse Geheime Feldpolizei niet door dezelfde deur kon met de door de SS opgerichte Gestapo wist ook iedereen.

In die wereld vol verwarring kwam de Mechelse kapper Van Hooff terecht nadat hij via Casablanca en Gibraltar naar Londen was gevlucht. Hij ontmoette er een paar oude legermakkers die hem een geschikte kerel vonden om voor de SOE in België actief te worden. En dus volgde hij een opleiding in het noorden van Schotland, ook al wist hij dat de SOE samenwerkte met het Belgisch Legioen, het koningsgezinde verzet dat aanstuurde op een na-oorlogse dictatuur, terwijl hij eerder een democraat was. In Schotland leerde hij de kneepjes van het vak, hoe je Duitsers zwaar verwondt zonder dat ze sterven bijvoorbeeld, zodat ze een blijvende zorg zijn en dus wegen op de oorlogsinspanning. Hij leerde er met wapens omgaan en werd er zelfs onderworpen aan de verleidingen van het vrouwelijk schoon. Virginia Hall heette de vrouwelijke militaire die hem om haar vinger probeerde te winden en daar wonderwel in slaagde tot hij doorhad dat ze hem wou uithoren en hij dichtklapte. Test geslaagd, Van Hooff werd agent 4123 en hij kon op missie, samen met diezelfde Hall trouwens, waarmee Op de Beeck ook zijn  liefdesaffaire heeft.

Officieel werden Hall en Van Hooff erop uitgestuurd om de transportlijnen tussen Duitsland en de in aanbouw zijnde Atlantikwall te saboteren, maar hun eigenlijke opdracht was ontvoering. Volgens de Britten zouden Leopolds trouwplannen met de niet-adelijke Liliane Baels zijn populariteit bij het Belgische volk een serieuze knauw geven. Dat moest voorkomen worden, vonden ze, dus moest Hall Baels ontvoeren. De Amerikanen zagen het dan weer anders. Zij wilden de 1200 ton uranium die in Olen opgeslagen lag en die Union Minière mondjesmaat aan Duitsland verkocht in handen krijgen, net als de uraniummijnen in Congo. Aangezien Leopold niet echt geneigd was hen te geven wat ze wilden, zagen zij ook wel iets in een ontvoering, maar dan van de koning zelf, omdat die in Londen wel een toontje lager zou zingen. En dan was er nog die brief van de regering-Pierlot die Van Hooff aan Leopold moest overhandigen…

Op de Beeck weet het allemaal heel levendig en geloofwaardig weer te geven. Je valt van de ene verbazing in de andere en zit het hele boek lang met die ene, grote vraag: is dit allemaal wel waar? Waarom heeft Op de Beeck een historische roman geschreven en niet gewoon een geschiedenisboek? Om eerlijk te zijn, toen we halverwege zaten konden we ons niet langer bedwingen, hebben we doorgebladerd naar de vijftien pagina’s lange verantwoording op het einde van het boek en kregen we meteen het antwoord op die vraag. Van Hooff heeft dus inderdaad echt bestaan, al werd hij niet vergezeld door Hall op zijn missie. Leopold III heeft inderdaad heel forse uitspraken gedaan over de joden, maar niet tegen Hitler, zoals dit in het boek staat – of misschien ook wel, want dat weten we niet – en ga zo maar door. Speculatieve non-fictie zou je Het complot van Laken ook kunnen noemen, en die speculatie is soms gewoon bittere noodzaak. Uit het dossier dat de staatsveiligheid over Van Hooff heeft aangelegd, en dat trouwens nog steeds niet volledig vrijgegeven is, zijn immers een paar belangrijke zaken verdwenen. Zoals de brief die hij meegekregen had van de regering-Pierlot en die hij aan Leopold moest afgeven. Wat stond erin en waarom is hij weg? Volgens sommigen was het een compromisvoorstel en zou Leopold er positief op geantwoord hebben. Was Leopold III dan toch niet die eenzelvige collaborateur die sommigen van hem gemaakt hebben na de oorlog, en hebben zij die brief daarom uit het dossier gehaald? Het is een vraag die Op de Beeck niet beantwoordt, en die natuurlijk ook niet te beantwoorden is.

Eerder verschenen in De Morgen