"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het geheim van Carmen

Woensdag, 26 juni, 2013

Geschreven door: Dirk Ayelt Kooiman
Artikel door: Rein Swart

Drie verhalen over de last van vrijheid

Het is alweer enige tijd geleden dat Dirk Ayelt Kooiman met nieuw prozawerk kwam. Zijn laatste roman Victorie dateert van 2001 en zo’n zes jaar geleden kwam de verhalenbundel Oefenen in ontsnappen uit. Kooiman is een van de oprichters van De Revisor, dat vanaf 1979 tegenwicht probeerde te bieden aan het realisme in de literatuur. Als schrijver met een filosofische inslag gaat hij echter ook een spannende roman niet uit de weg, getuige Montyn (1982) over een foute Nederlander in de oorlog, die moeilijk van zijn wandaden kan afkomen. Nieuwsgierig keek ik uit naar zijn nieuwste. Het geheim van Carmen is in ieder geval een intrigerende titel.

De drang naar vrijheid en de last daarvan vormen de rode draad in deze bundel. Het zijn thema’s die in de jaren zestig onder invloed van existentialisme en psychoanalyse in zwang kwamen. Vrijheid was geen vrijblijvende aangelegenheid. Volgens Sartre is de mens veroordeeld tot vrijheid. Lichtzinnig gebruik van de eigen vermeende vrijheid leidt tot schuldgevoelens die Freud al gediagnosticeerd had.

Existentialistische en psycho-analytische inslag

Sartre en Freud staan op de achtergrond in het eerste verhaal in Het geheim van Carmen over een spijbelende maar belezen jongen, die verder niet bij naam genoemd wordt. Als hij door zijn vader de deur is gewezen, neemt hij en passant geld uit de huishoudportemonnee, maar zijn huissleutels vergeet hij. Dat moest zo zijn; het is een Fehlleisting, bedenkt hij op de fiets. ´Door het vergeten van zijn sleutels gaf zijn onderbewustzijn hem te kennen dat hij ervan af wilde, dat hij ze niet meer nodig had.´ Als hij het ouderlijk huis van zijn knappe schoolgenootje Saskia passeert, ziet hij dat haar tuindeuren open staan. Hij zou eens goed met een vrouw moeten vrijen om van zijn excessieve masturbatiedrift af te komen, denkt hij. In een café dat hij binnengaat praten geestverwanten over Parijs. Eén van hen, Kees, is daar net geweest. Na een vraag van een ander hoe het met hem gaat duidt de jong heel stoer op zijn vingers aan: ‘Primo: van school gestuurd. Secundo: het huis uitgezet. Tertio: alles onder controle.’ Wanneer Carmen, een adembenemende jonge vrouw, het café binnenkomt, vertelt Kees de jongen over een gelijknamige patiënte van Freud, die excessief masturbeerde en daar heftige schuldgevoelens aan overhield. De jongen is daarover geschokt: hij wist helemaal niet dat meisjes ook masturbeerden. Als een oudere vrouw, die hem een slaapplaats aanbiedt, later in bed zegt dat zij zijn moeder had kunnen zijn, wordt de jongen, die te veel gedronken heeft, helemaal onpasselijk. Dat later ook nog zijn vader overleden blijkt maakt deze sterk freudiaans getinte geschiedenis rond.

Ook in het tweede verhaal over een overval op een distributiekantoor is de vrijheid niet onbekommerd. Hoofdpersoon Gerard lijkt met zijn verlegenheid en fascinatie voor een meisje veel op de jongeman in het eerste verhaal, maar ditmaal bevinden we ons in de Tweede Wereldoorlog en draait het om de verzetsstrijdster Marleen, die hij eerder is tegengekomen.

Heaven

‘Reikhalzend keek hij uit naar die ontmoetingen, maar stond hij eenmaal oog in oog met haar, en hoorde hij haar ietwat hese, uit de keel opklinkende stem, die hij als het toppunt van zinnelijkheid beschouwde, dan schoot zijn koelbloedigheid dermate te kort dat hij niet in staat was een normaal woord met haar te wisselen.’

Gerard geniet van het zomerse fietstochtje samen met Marleen naar een stadje waar de overval gepland staat, maar als die uiteindelijk mislukt blijft hij achter met schuldgevoelens.

Toegevoegde waarde

Kooiman vertelt smakelijk. Hij beschrijft de beeldende, klassieke scène in de werkkamer van de vader in het eerste verhaal gedetailleerd en haalt de sfeer uit het begin van de jaren zestig mooi naar voren. Het sfeerbeeld wordt versterkt door de aanwezigheid van de afstandelijke moeder, die het verzoek van de vader heeft overgebracht, en achter het aanrecht staat in haar mouwschort, zoals in die tijd gebruikelijk was. Kooiman bouwt ook de spanning steeds meer op. In het eerste verhaal voelt men de onmetelijke, maar te ruim bemeten vrijheid die op de spijbelaar afkomt, in het tweede wordt de spanning tussen de hoofdpersoon en Marleen aangevuld met de spanning van de overval, in het derde en laatste, nogal ouderwets aandoende, verhaal over een zondagskind van een stokoude vader die als een prinsje in de jaren zestig leeft en aan lager wal raakt, worden minutieus de voorbereidingen van diens moord op een café-eigenaar geschetst. Helaas doet de compositie in dit laatste verhaal wat breierig aan.

Eigenlijk is er over de drie verhalen weinig meer te zeggen dan dat ze helder van stijl zijn, zeer verzorgd opgetekend en – vooral het eerste verhaal – een lust om te lezen. Tegelijk vraag ik me of wat ze anno 2013 toevoegen aan de bestaande literatuur over die tijd. Het ontbreekt inhoudelijk aan verrassing, zoals bijvoorbeeld te vinden zou zijn in een verbinding tussen de verhalen. Zoiets had de bundel nog meer stuwkracht gegeven.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Het geheim van Carmen

Oefenen in ontsnappen