"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het gelijk van Heisenberg

Donderdag, 25 februari, 2010

Geschreven door: Frans Pollux
Artikel door: Bob Hopman

Veel water, spanning en vragen

Met een ontzaglijke hoeveelheid water en een zich snel opstapelend aantal vragen opent Frans Pollux (1977) zijn debuutroman, de science fictionthriller Het gelijk van Heisenberg. Het water is zout en komt vijf meter hoog te staan; de vragen zijn niet die die je op zo’n moment zou verwachten. Niet ‘waar komt dit water vandaan’ lijkt daarvan de belangrijkste, hoofdpersoon Syris kan het immers allemaal ‘geen flikker meer schelen’, maar eerder: waarom interesseert niets hem ene flikker meer?

Het duurt even tot het mysterie van de grond komt, omdat dit vooraf wordt gegaan door een nogal lange aanloop, waarin een huis onderloopt, een groep mensen naar zolder weet te vluchten en waarin Syris met collega Heino naar een dokter op zoek gaat in en rubberbootje. Het ronddobberen op zee en aanspoelen op het huis dat ooit van de dokter was geeft Syris wel de tijd zijn leven eens goed onder de loep te nemen: zijn vrouw, Julia, is vermoord, hij woont in zijn auto uit angst voor wie hem in de gaten houdt, zijn vrienden vertrouwt hij niet en – wat de onsympathieke Syris nog het ergst lijkt te vinden – zijn neus is in de loop van enkele weken systematisch tot pulp geslagen.

Al dit dood, bloed en intrige, tezamen met het hoge waterpeil, schreeuwen om verklaring, daarmee heeft Het gelijk van Heisenberg alle elementen die nodig zijn voor een wat eenvoudige vorm van thrillerspanning en zowel stilistisch als qua verhaalopbouw lijkt dit precies de spanning waarop Pollux mikt. Er worden voortdurend sprongen in de tijd gemaakt, van het moment waarop Syris’ vrouw nog leeft, naar het moment waarop haar reeds een kogel door het hoofd gejaagd is, en naar het ‘nu’, een onbepaald tijdstip in de nabije toekomst met een gevaarlijk hoge zeespiegel. Deze fragmentarische hoofdstukken zullen ten slotte in elkaar vallen en de lezer van alle antwoorden moeten voorzien, een even simpel als effectief principe.

De stilistische methodes om de spanning hoog te houden zijn zo mogelijk nog eenvoudiger, met allerlei piepkleine cliffhangers.

Pf

‘De vraag was waarom de zwerver wilde dat ik deze nutteloze bundel papier in handen zou krijgen. Alle regels tekst, alle slecht geschreven columns, zelfs alle advertenties had ik regel voor regel nageplozen, speurend naar die ene cryptisch geschreven regel die de boodschap zou kunnen zijn. Als er al een boodschap was.

[…]

En toen zag ik het.’

Uiteraard gevolgd door een nieuwe sprong in de tijd. Deze schrijftechniek mag wat goedkoop overkomen, maar mits voorzien van een goede timing, doet het uitstekend zijn werk: het houdt de boog gespannen. Pollux heeft dat bijzonder goed onder de knie: hij doseert het trucje goed en weet precies hoe lang hij moet wachten met het vervolg op zijn ‘en toen zag hij het’.

Wat de auteur minder goed doet is het creëren van diepgang. Het verhaal is fragmentarisch weergegeven, maar heeft uiteindelijk niet meer dan één hoofdpersoon, en uit de door de tijd meanderende vertelling is uiteindelijk een eenlijnige plot te destilleren. Het verhaal is niet kortom complex, het is gehusseld. Op het niveau van karakterontwikkeling en psychologie verdient het boek soms meer dan die enkele lijn, bijvoorbeeld wanneer Syris’ vrouw en de aanloop tot haar dood aan bod komen.

Al voor haar liquidatie trok zij zich nogal verdacht terug uit haar omgeving, en dat had uiteraard een zeer negatieve invloed op haar relatie met Syris. Het verloop van het verdorrende huwelijk had meer aandacht verdiend: groeiden Julia en haar man uit elkaar of hield ze nooit echt van hem? Speelde zij onder een hoedje met de vrienden die hij toch al niet meer vertrouwt? Misschien scheelt ook dit Syris ‘geen flikker’ meer, maar ik blijf hier ondanks het goed samenvallende verhaal toch nog met een hoop vragen zitten.

Een ander punt waarop Pollux niet alleen tekort schiet maar zelfs faliekant de plank misslaat, is de beschrijving van de maatschappelijke organisatie waarin het verhaal zich afspeelt. Er is sprake van een aan Orwells 1984 verwante totalitaire dictatuur, waartegen alle samenzweringen en ondergronds verrichte handelingen in het boek gericht zijn, maar die tegelijkertijd ook een literair tintje moet geven aan een verder ‘gewoon’ spannend verhaal. Maar de personages gaan, in tegenstelling tot bij Orwell, gewoon naar hun werk als ambtenaar voor het regime, en komen zonder scrupules of twijfels thuis: de uitwerking die het totalitarisme op hen heeft is niet goed of nauwelijks weergegeven en daarmee wordt zo’n zwaar thema een nogal klunzig stuk achtergrondinformatie.

Andere pogingen tot literariteit of andersoortige diepgang die Pollux onderneemt zijn de verwerking van kwantumfysische theorieën die de natuurrampen helaas niet verklaren, of de miskleun van een scène waarin Syris plotseling het licht ziet op een koude zolderkamer, en zich uit het niets beseft wat menig groot filosoof tientallen jaren kostte – dat echte keuzevrijheid alleen maar beperking oplevert. Dat besef komt onrealistisch goed onderlegd. Zulke scènes werken eenvoudigweg niet. Daarmee wil ik geen definitief negatief oordeel vellen over dit boek, alleen wel over literaire karakter ervan. Het gelijk van Heisenberg is een effectief en spannend debuut, en een redelijke thriller, maar als literaire roman schiet het tekort.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.