"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het goede in de mens

Maandag, 9 maart, 2020

Geschreven door: Nicholas Christakis
Artikel door: Marnix Verplancke

“Het kan geen toeval zijn dat vriendschap universeel is”

Dat we vandaag met miljoenen mensen vrij geweldloos samen kunnen wonen, hebben we te danken aan de evolutie, beweert Yale-hoogleraar Nicholas Christakis. “Mensen zijn niet louter achterbakse leugenaars, ze hebben ook een evolutionaire aanleg voor vriendschap en samenwerking.”

[Interview] Waarom bestaat het kwaad? Het is een vraag waar mensen zich duizenden jaren lang het hoofd over hebben gebroken. Theologen bedachten ingewikkelde verklaringen waarom die goede, volmaakte god het onvolmaakte toeliet in zijn schepping tot ze aan de kant gezet werden door evolutiebiologen die droogjes meedeelden dat het allemaal door ons verleden kwam. De vroege mens leefde immers in stamverband, beweerden zij, waardoor hij agressief, egoïstisch en leugenachtig was. Het kwaad was dus een kwestie van overleven. De doetjes hadden het jammer genoeg niet gehaald.

“Daar zal zeker iets van aan zijn,” merkt Nicholas Christakis op wanneer ik hem dit traditionele stammenverhaal voorleg, “Maar dat is niet het hele verhaal. Wij hebben net zo goed aanleg voor liefde, vriendschap en samenwerking. Ik zou zelfs durven beweren dat deze positieve krachten sterker zijn dan de negatieve. De reden daarvoor ligt nogal voor de hand, want anders zouden we gewoonweg niet in staat zijn om samen te leven met anderen. Stel dat jij de hele tijd leugens zit te vertellen tegen mij, of me onrechtvaardig of gemeen behandelt, dan zou ik beter af zijn als een solitair levend wezen. Op evolutionaire schaal moeten de voordelen van een sociaal leven de nadelen ervan dus meer dan gecompenseerd hebben, alleen levert dat geen spannend verhaal op. We horen liever dat we gevaarlijke, onvoorspelbare wezens zijn dan lieve, samenwerkende. Wellicht is ook daar een evolutionaire verklaring voor. Het is immers lonender om aandacht te hebben voor een roofdier dat je kan doden dan voor de vruchten waarmee je je voedt. Die vruchten mag je immers gerust een paar keer over het hoofd zien, maar dat roofdier niet. Een keertje kan al fataal zijn. Vandaar ook dat we zo gefascineerd zijn door slecht nieuws. “If it bleeds, it leads,” zal iedere Amerikaanse journalist je vertellen, maar ik wil dat negatieve verhaal corrigeren.”

Christakis, van opleiding arts en socioloog, en hoofd van het Human Nature Lab van de Amerikaanse Yale University, brengt dit verhaal in het imposante boek Het goede in de mens. De evolutie heeft ons niet alleen leugen en achterdocht ingeprent, toont hij daarin uitvoerig, maar ook een sociaal pakket dat bestaat uit een aanleg voor liefde, vriendschap, samenwerking en kennisverwerving. “Dat we seks hebben om ons voort te planten en nadien ons nageslacht verzorgen is echt niet opzienbarend,” legt hij uit, “Dat doen zowat alle zoogdieren. Nee, wat echt bijzonder is, is dat we bevriend kunnen raken met een vreemde die we op straat ontmoeten. Dat is iets heel zeldzaams in het dierenrijk. Olifanten, bepaalde walvissen, primaten en de mens zijn de enige dieren die vriendschap kennen. Dat is wat ons zo speciaal maakt.”

Archeologie Magazine

Vriendschap is toch gewoon een vorm van uitgesteld egoïsme? Ik zorg vandaag voor jou zodat jij morgen voor mij zorgt.

“Dat vind ik bijzonder oppervlakkig. Vriendschap is echt wel meer dan dat. Wat jij beschrijft is geen vriendschap, dat is een deal. Ken je de bankiersparadox? Wanneer je naar het kredietverstrekkingsgedrag van banken kijkt, merk je dat die alleen geld lenen aan mensen die dat niet nodig hebben. Wanneer je echt op je tandvlees zit en niet meer weet hoe je het einde van de maand haalt, moet je niet naar een bank gaan. Die zal je niets lenen, want je bent een veel te groot risico. Dat is hoe jij vriendschap beschreef. Maar echte vriendschap is iets anders. Een vriend help je wel, ook al besef je dat het risico dat je daar niets voor in de plaats krijgt groot is.  Onbewust ga je er immers van uit dat je sterker bent in een vriendengroep, en om die groep samen te houden breng je met de glimlach een offer. Voor een vriend doe je dingen goed wetend dat je die nooit terug zal krijgen.”

Waarom maken we dan vrienden, als we er toch niets aan hebben?

“We hebben er wel iets aan. Vriendschap maakt samenwerken en leren makkelijker, twee zaken die belangrijk zijn voor ons overleven. Met duizend mensen kun je niet samenwerken. Dat zijn er gewoon te veel. Dus ontstaan er automatisch kleinere groepen waarin we ons beter thuis voelen en waarvan we de leden meer zullen vertrouwen dan anderen. Met vier of vijf samenwerken lukt wel. Vriendschap is dus een manier om onrechtstreeks heel veel mensen te laten samenwerken, doordat ze structuur brengt in de massa. Maar er is meer. Stel dat jij het makkelijk koud krijgt en een lekker kampvuur daardoor weet te waarderen. Met wie ga je dan bij voorkeur om? Met mensen die net hetzelfde gevoel hebben, want zij lossen je probleem op. En voor je het weet leer je van hen hoe je een beter vuur maakt dan je daarvoor deed. Je hebt dus iets bijgeleerd. Vriendschap is dus ook de beste manier om iets bij te leren.”

Waarom ben je zo zeker dat vriendschap genetisch is en niet cultureel? Het zou toch ook kunnen dat we als kind van onze omgeving leren wat vriendschap is?

“Het kan geen toeval zijn dat vriendschap universeel is. Ze komt overal op de wereld, in alle culturen voor. Wij denken daar niet bij na, maar het is toch opvallend dat dit zo is? Het is te vergelijken met het feit dat alle mensen van zoet houden. Dat zit in onze genen. Wanneer baby’s kunnen kiezen welk toneeltje ze het leukst vinden, dat waarin twee poppen elkaar helpen of dat waarin ze elkaar dwarsbomen, gaan ze steevast voor het eerste. Maar nog overtuigender vind ik het bestaan van vriendschap bij dieren. Van een cultuur zoals wij die kennen, kun je bij dieren niet spreken, en toch maken olifanten net zo goed vrienden als wij. Zij vormen ook sociale netwerken die er net zo uitzien als menselijke sociale netwerken.”

Wat u dus beweert is dat niet alleen de mens, maar ook zijn cultuur geëvolueerd is?

“Precies. We zijn zo geëvolueerd dat we kennis kunnen doorgeven door de tijd en de ruimte. Dat is echt wel iets opmerkelijks. Ik zie hier echter geen tegenstelling tussen genetica en cultuur, maar wel een bewijs dat die twee niet los van elkaar gezien kunnen worden.”

De tegenstelling tussen nature en nurture waar al eeuwenlang over gebakkeleid wordt, gaat dus niet op?

“Dat is gewoonweg een dom debat, tijdverlies. We zijn beide, dat ligt voor de hand. Wat mij fascineert is de wijze waarop genetica en cultuur elkaars evolutie beïnvloedden. Een mooi voorbeeld daarvan is lactosetolerantie bij volwassenen. Baby’s maken het enzym lactase aan om de lactose in de moedermelk te kunnen verteren. Eens van de borst af raken ze dat vermogen kwijt omdat het niet meer nodig is. Door de domesticatie van melkproducerende dieren als schapen, geiten en koeien, droogde de melkbron echter niet meer op. Melk werd een belangrijke voedingsbron en de mutaties die het ons mogelijk maakten melk te verteren tijdens ons volwassen leven hebben het gehaald op degene die dit niet mogelijk maakten. Tienduizend jaar geleden waren er geen volwassenen op aarde die melk konden verteren. Nu kan de helft van de wereldbevolking dat. Die genetische wijziging is het gevolg van een culturele verandering. Hetzelfde zul je zien met de klimaatverandering. De mensen die over drieduizend jaar leven zullen anders zijn dan degenen die geleefd zouden hebben mocht er geen klimaatwijziging geweest zijn. Ook deze culturele verandering zal dus genetische gevolgen hebben.”

Zulke veranderingen vergen duizenden jaren. Een ander cultureel fenomeen dat onze genetica kan veranderen doet dit veel sneller, CRISPR. Is de mens zo ver geëvolueerd dat hij zijn eigen evolutie kan sturen?

“Ik denk van wel, en dat maakt me bijzonder bezorgd. De evolutie werkt niet naar een einddoel toe. Ze is niet teleologisch. De bonobo en de chimpansee zijn bijvoorbeeld heel verschillend, ook al zijn ze pas een miljoen jaar geleden uit een gemeenschappelijke voorouder geëvolueerd. De bonobo is een vriendelijke primaat geworden, die bekend staat omwille van zijn goed gevuld seksueel leven. De chimpansee is helemaal in tegenstelling daarmee een van de agressiefste dieren op aarde, die in clanvorm jaagt en verovert en er niet voor terugschrikt rivalen dood te slaan. Dat beide primaten een andere weg opgegaan zijn, is wellicht te verklaren door hun leefomstandigheden. De bonobo’s hebben geen echte concurrenten, terwijl de chimpansees in gebieden leven waarin vanouds ook gorilla’s voorkwamen die zware concurrentie betekenden en stress en geweld uitlokten. Het verhaal van de menselijke evolutie is positiever. De eigenschappen die de evolutie blindweg in ons heeft geïncorporeerd zou ik zelfs ronduit goed durven noemen: liefde, vriendschap, samenwerking, onderwijs, en ga zo maar door. Vandaar dat ik beweer dat we in een goede samenleving leven.”

Maar met CRISPR kunnen we daar een slechte samenleving van maken?

“Die kans bestaat. Je zou bepaalde eigenschappen kunnen stimuleren of onderdrukken. Je zou dat op individueel vlak kunnen doen, om iemand te beschermen tegen een aandoening bijvoorbeeld, maar ook op maatschappelijk vlak, en dan wordt het gevaarlijk. Zeker wanneer we met totalitaire staten te maken hebben, want die geloven immers dat ze de mens en de maatschappij volledig naar hun hand kunnen zetten. Zou het dan niet verleidelijk zijn voor hen om daar een flinke dosis CRISPR aan toe te voegen, zodat het allemaal wat sneller gaat?”

In feite zegt u dat er weinig mogelijkheid tot variatie is in onze samenleving? We kunnen wel grote utopische systemen uitdenken, maar ze realiseren is onmogelijk?

“Zoogdieren kunnen inderdaad maar op een manier sociaal zijn. 85 miljoen jaar geleden leefde de gemeenschappelijke voorouder van mensen en olifanten. Het was een klein, muisachtig diertje dat een solitair leven leidde. En toch zijn zowel die olifant als die mens geëvolueerd tot sociale wezens die niet zonder vrienden kunnen leven. Zowel olifanten als mensen zoeken een oplossing voor de vraag hoe ze samen kunnen leven zonder elkaar naar het leven te staan. Weet je welk wezen de grootste bedreiging vormt voor de mens? Andere mensen. Om die bedreiging af te wenden hebben we een aantal eigenschappen ontwikkeld, zoals vriendschap, samenwerking en milde hiërarchie. En daar zijn inderdaad geen alternatieven voor, anders zouden ze wel bestaan.”

Absolute gelijkheid is dus geen goed idee?

“Nee, vandaar dat alle sociale experimenten in die richting zo catastrofaal afgelopen zijn. Groepen functioneren gewoon niet op basis van zuiver egalitarisme. We hebben een beetje hiërarchie nodig, maar ook niet te veel. Autoritaire systemen blijken immers evenmin te werken. Voor olifanten en zeehonden wel, maar niet voor ons. ”

En wat dan met het liberale individualisme? Dat lijkt soms toch haaks te staan op een sociale maatschappijvorm?

“Je kan geen goed functionerende maatschappij hebben zonder individualisme. Als je niet wil dat mensen vergeten dat ze seks met je hadden, of dat ze vergeten dat je hun kind bent en ze je dus moeten verzorgen en opvoeden, moet je een duidelijke persoonlijkheid hebben. Je moet het signaal kunnen geven dat jij het bent en niet iemand anders. Om dat signaal te geven gebruiken we ons gezicht. Onze nieren zien er allemaal hetzelfde uit. Zij dienen geen persoonlijkheid uit te stralen om hun job te doen. Voor ons gezicht ligt dat anders. Wil het gezicht zijn job doen, dan moet het anders zijn dan de andere gezichten en tonen wie we zijn, ons herkenbaar maken. Dat is heel belangrijk. Om sociaal te kunnen zijn, moet je dus eerst en vooral een individu zijn.”

Heeft u geen conservatieve, deterministische kijk op de evolutie, een kijk die het bestaande wil verdedigen en ieder alternatief als irrealistisch van de hand wijst?

“Daar voel ik wel iets voor, voor het verdedigen van de realiteit. We mogen onszelf geen sprookjes wijsmaken. Het is niet omdat we gepredisponeerd zijn om vrienden te maken en samen te werken dat we moeten beginnen zweven. Zo is bijvoorbeeld het hebben van een duidelijk vijandbeeld bijzonder positief voor een samenleving. Wanneer is een land het nauwst verenigd? In tijden van oorlog, wanneer er een gemeenschappelijke vijand is. Volgens mij ligt daar trouwens een van de belangrijkste oorzaken voor de polarisatie die de V.S. vandaag doormidden rijt. Die wordt veroorzaakt door het gebrek aan een gemeenschappelijke vijand sinds het einde van de koude oorlog en het verdwijnen van de Sovjet-Unie.”

Beschouwt u zaken als monogamie of genderongelijkheid dan ook als evolutionaire verworvenheden?

“Monogamie komt veel voor bij andere primaten, net als genderonderscheid bij het uitvoeren van taken. Het zou dus verbazingwekkend zijn als wij daar geheel van gevrijwaard zouden zijn. Je mag me best een determinist noemen, maar er zijn wellicht meer mensen om het leven gekomen door het geloof in de sociologische veranderlijkheid van de mens dan door het geloof in zijn genetische onveranderlijkheid. Tot op een zekere hoogte kunnen we de samenleving maken die we willen, maar er zijn grenzen aan die vrijheid. We kunnen niet als Pol Pot alles opnieuw willen uitvinden en denken dat dit goed zal aflopen. Want dat heeft het nog nooit gedaan. Dan gaan mensen gewoon massaal dood. Ik vind het getuigen van een ongelooflijke hybris dat we denken dat we iets bij elkaar kunnen denken dat beter is dan miljoenen jaren evolutie. Een beetje bescheidenheid zou ons wat dit betreft echt wel sieren, en het zou ook een passend eerbetoon zijn aan de honderden miljoenen slachtoffers die Stalin, Hitler, Mao, Pol Pot en al hun ideologische kompanen hebben gemaakt. Je kan vriendschap, individualiteit of hiërarchie niet afschaffen. Dat lukt je even, want na verloop van tijd volgt geheid de ondergang.”

Eerder verschenen in de Morgen