"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het grote gelijk

Vrijdag, 8 november, 2019

Geschreven door: Rik Torfs
Artikel door: Marnix Verplancke

“Een echt goed politicus moet in staat zijn de mensen op zo’n manier tegen te spreken dat ze het als een streling ervaren “

[Interview] Rik Torfs schreef een roman, over iemand die begint als minister en eindigt in een wegberm, en over de veranderende maatschappij ook, waarin ethiek en transcendentie plaats hebben gemaakt voor regeltjes zonder wezenlijk fundament. “2019 zal de geschiedenis niet ingaan als een intellectueel hoogtij,” herhaalde hij een paar keer tijdens ons gesprek.

Een bezoeker in de literaire wereld noemt hij zichzelf, een debutant die niet goed weet wat te verwachten en nog minder wat er van hem wordt verwacht. “Ik draag zelfs een das,” lacht hij “dat doet toch niemand meer in dat milieu?” Het grote gelijk is natuurlijk Torfs’ eerste boek niet. Eerder schreef hij academische werken als hoogleraar kerkelijk recht en ook wel non-fictie voor een groot publiek, maar het is wel zijn eerste roman, en het werkelijk worden van een jeugddroom, zoals hij zelf zegt.

Het grote gelijk gaat over Walter, een man die al zijn hele leven het gevoel heeft beter te zijn dan anderen en beslist de politiek in te gaan. In het verleden heeft hij een paar bedrijfjes opgericht, uitgebouwd en verkocht. Zoals zoveel ondernemers vindt hij politici maar knoeiers en denkt hij ook op dat vlak bakens te kunnen verzetten. Vandaar dat hij minister wil worden, maar eens hij het is, blijkt dat toch iets minder spannend dan gedacht. Allerhande mensen komen zagen en klagen en Walter moet beloftes maken waarvan hij weet dat hij ze niet kan nakomen. Het cynisme treedt daardoor sneller in dan verwacht. Maar dan krijgt hij een nieuwe secretaresse, de vrouw van een vroegere schoolmakker en rivaal. Vroeger was Walter het kneusje naast deze Olivier, dus haalt hij het in zijn hoofd dat hij diens vrouw moet veroveren om hem voor eens en altijd op zijn plaats te zetten.

Boekenkrant

U was senator tussen 2010 en 2013. U kent dus het klappen van de politieke zweep?

Torfs: “Absoluut, maar autobiografisch is mijn boek niet en een sleutelroman nog veel minder. Ik word altijd een beetje misselijk bij het horen van dat woord. Ik ben er echter wel van overtuigd dat je de politiek van binnen gezien moet hebben alvorens je er iets zinnigs over kunt zeggen. Ik sta soms versteld van wat Wetstraatjournalisten allemaal zeggen. Op een bepaald moment zat ik in het politiek bestuur van CD&V. Wouter Beke had een persmoment voorzien en zijn mededeling was al helemaal kant en klaar, maar tijdens de vergadering ontstond opeens vertwijfeling. Kon dit wel zo naar buiten gebracht worden? Het persmoment afzeggen kon niet meer, want de journalisten stonden al voor de deur. Dus is er uiteindelijk een waterige mededeling gedaan die door de commentatoren een “weldoordachte communicatie van CD&V” werd genoemd terwijl ze in realiteit de laatste vijf minuten per ongeluk tot stand was gekomen. Vaak wordt er te veel strategie gezocht achter bepaalde toevallige daden. Politiek is soms zoiets als een winkel buitenstappen met een bos bloemen terwijl je misschien liever een doos pralines had gekocht.”

Hoe ziet een goed politicus eruit?

Torfs: “Het moet een charmeur zijn. Een echt goed politicus moet in staat zijn de mensen op zo’n manier tegen te spreken dat ze het als een streling ervaren. Hij moet niet luisteren naar de mensen, want uiteindelijk doet hij toch zijn eigen zin, maar hij moet wel een authentiek gesprek aangaan met hen en de mogelijkheid openlaten dat hij van standpunt zal veranderen om ergens te landen waar de grenzen van het fatsoen worden gerespecteerd en er toch gehoor gegeven wordt aan de verzuchtingen van de mensen. Een politicus moet dus een beetje een volksvriend zijn. Daarom niet meteen een populist, maar hij moet de mensen wel graag zien en er tezelfdertijd afstand van kunnen houden. Ik denk daarbij altijd aan de voormalige Britse premier Gordon Brown, die een bejaard vrouwtje dat hem aanklampte op straat een oude zaag noemde. Dat zeg je als politicus natuurlijk wel eens, maar dan zorg je er natuurlijk wel voor dat er geen microfoon in de buurt is zodat de hele wereld van je opmerking kan meegenieten, maar dat had Brown over het hoofd gezien.”

Is het aangaan van een authentiek gesprek niet iets van de laatste decennia? Ik kan me voorstellen dat politici vroeger niet zo’n publieke figuren waren.

Torfs: “Gaston Eyskens kon ‘geen commentaar’ zeggen, en daarmee was de kous af. Willy Claes vertelde me ooit over ministerraden van vroeger, waar Vanden Boeynants met zijn pijp zat en André Cools met zijn sigaret om de volksmens uit te hangen. Na zo’n ministerraad werd de deur geopend, sloeg er een walm van rook en alcoholdampen in het gezicht van de journalisten en kregen zij te horen dat er volgende keer wel iets gezegd zou worden. Dat soort ongestoord je eigen gang kunnen gaan is vandaag niet meer mogelijk. Je wordt constant bekeken en je moet moed hebben om je hoofd uit te steken. De hedendaagse politicus heeft geen vrijplaats meer van drank en vrouwen. Leburton had er op een bepaald moment een stuk of vijf tegelijk. Dat zijn dingen die vandaag minder gewaardeerd worden, om het voorzichtig te zeggen.”

Waren de vroegere politici niet bekwamer dan de huidige?

Torfs: “Ik denk dat je die grootheden van vroeger niet moet overschatten. Théo Lefèvre werd graag gezien met de Pensées van Blaise Pascal onder de arm. Of hij het boek las, is niet zeker, maar hij had het wel bij. Was hij daardoor een beter politicus? Ik denk het niet, misschien was hij enkel beter in het charmeren van een intellectueel publiek. Wel waar is dat veel bekwame mensen vandaag terugschrikken om in de politiek te gaan omdat je iedere dag de grond in geboord wordt en daar geen verschrikkelijk hoge verdienste tegenover staat. Tenzij je je aan corruptie waagt natuurlijk, maar ook dat is uit de mode geraakt. Als je liever op een rustige manier wat meer geld verdient, kies je niet voor de politiek.”

Heeft een minister vandaag nog wel tijd om de Pensées van Pascal te lezen?

Torfs: “Een minster heeft beter wat dossierkennis. Wilfried Martens heeft louter op basis daarvan een paar discussies met Mark Eyskens gewonnen, hoewel Eyskens misschien intrinsiek briljanter was. Je moet dus in staat zijn snel een dossier te lezen, maar geldt dat niet voor iedereen met een intellectueel beroep? Van Roland Barthes werd ook gezegd dat hij bliksemsnel boeken las. Maar daar mag het niet stoppen. Je moet als politicus verder lezen dan louter je dossiers. Van Martens is bijvoorbeeld geweten dat hij lang is blijven lezen, tot het uiteindelijk niet meer ging wegens de werkdruk. Op het moment dat je niet meer leest, moet je voortgaan op je routine en je flair, maar er is toch altijd erosie. Dat geldt voor gelijk welk beroep.”

Heeft u veel politici zien lezen?

Torfs: “Ik hoor dat Conner Rousseau weinig leest, een grote troefkaart om het vandaag tot partijleider te schoppen blijkbaar. Politici lezen niet veel meer, en dat is echt wel een probleem. Ik heb zelden op café gezeten met een politicus die plots verzen begon te citeren, andere dan die uit zijn schooltijd. Maar ik begrijp het ergens ook wel. Het is een job die heel veeleisend is en met enorme temporukken. Typisch voor de politiek is dat er soms weken of zelfs maanden niets gebeurt, waarna plots alles moet gebeuren op 48 uur.”

Waarom willen mensen dan nog politicus worden?

Torfs: “Uit liefde voor de mens? Dat heeft iedere politicus, ook de wat meer schofterige. Uit enige machtshonger? Ongetwijfeld ook. Het is ergens een mix, denk ik. Iemand die zegt dat hij verontwaardigd is omwille van het onrecht in de wereld en daarom de politiek ingaat is dus geen leugenaar, maar hij vertelt slechts gedeeltelijk de waarheid. Het zou mooi zijn als de politicus ook het minder mooie aspect dat hem drijft zou opbiechten. Misschien is dat wel een van de redenen voor het succes van Trump, dat hij zijn mindere kanten niet verbergt, wat Obama bijvoorbeeld wel deed. Misschien keuren de mensen Trumps onhebbelijkheden af, maar verkiezen ze die boven een keurigheid waarvan je niet weet wat erachter schuilt.”

Waarom bent u in feite op de lijst gaan staan?

Torfs: “Pure machtswellust (lacht luid). Het is alleszins mijn stijl niet om de wereld te veranderen. Ik was al lang commentator in van alles en nog wat. Eens kijken of ik ook zelf iets kan doen, dacht ik. Ik was van mening dat de klassieke, knellende partijstructuren op hun retour waren. Ik was daar fout in, want ook een nieuwe partij als N-VA heeft een strikte pikorde. De vraag is of het anders kan. Ik ben zeker geen fan van burgerbewegingen waarbij uitgelote burgers eerst met twintig, de volgende keer met veertien en uiteindelijk met drie de wereld gaan verbeteren. Waar ik wel iets in zie is meer verschillende tendenzen binnen een partij, zoals die bijvoorbeeld bij de Britse Tories bestonden voor Boris Johnson aan de macht kwam. Binnen een partij moet er een gezonde mix bestaan van collectief engagement en de persoonlijke waanzin van de individuele politici. Ik was altijd een vrije vogel geweest voor ik de politiek instapte. Eens binnen voelde ik een rigiditeit en verkramping waarmee ik in feite moeilijk over weg kon.”

Walter moet aftreden omwille van een beschuldiging van ongewenst seksueel grensoverschreidend gedrag. Of hij schuldig is doet in feite niet terzake. De pers heeft zijn proces al gemaakt, toch?

Torfs: “Hoe schuldig hij is laat ik in het midden, maar hij heeft inderdaad geen kans. Van mij mogen de kranten blijven verschijnen (lacht), zelfs Knack. De pers doet zijn werk en is daarbij niet beter of slechter dan iemand anders. Kranten voelen zich vandaag vaak de waakhond van de democratie en de moraal. Ik erger me aan de moraliserende ondertaan van artikels, maar dat is wellicht eigen aan onze tijd. Problematisch is dat er een grote discrepantie bestaat tussen de snelheid van de pers en de traagheid van het justitieel apparaat. Wat gebeurt er? Iemand wordt van iets beschuldigd. Dat staat met grote letters in de krant. Twee jaar later volgt er een juridische uitspraak en die krijgt ergens een blokje in een hoekje. Het echte tribunaal wordt vandaag gevormd door de media en als individu kan je het gevecht daartegen niet winnen.”

Was dat vroeger anders?

Torfs: “Ik denk het, maar het was dubbel. Je had meer fatsoen, maar ook meer onaantastbaarheid van de machthebbers. Omwille van die onaantastbaarheid waren ze safe. Wat later, toen de libertijnse zeden hun intrede hadden gedaan, waren ze ook weer safe, omdat opeens heel veel mogelijk was. Nu hebben we minder respect voor de macht, waar ik het mee eens ben, en is er een soort moralistisch neopuritanisme ontstaan. Die combinatie maakt het ongelooflijk moeilijk. Ik verwijs in Het grote gelijk naar een boek van Walter Siti waarin deze een pedofiele priester benaderd laat worden door een jongen die vraagt: “Tu veux toucher mon zizi”? Op de Italiaanse ambassade in Brussel ben ik met hem in discussie gegaan over die roman en ik merkte dat het publiek niet meer openstaat voor de mogelijkheid dat pedofilie van het slachtoffer uitgaat. Dat kan niet meer gezegd worden.”

Verdwijnt onze een paar decennia geleden fel bevochten vrijheid vandaag opnieuw?

Torfs: “Het merendeel van de mensen gelooft dat de geschiedenis lineair is. We gaan steeds vooruit. Ik geloof eerder in cyclische bewegingen. Het idee van voortschrijdend inzicht vind ik getuigen van een ongelooflijke kleingeestigheid. We zien bepaalde dingen beter in dan andere, maar ondertussen komen er nieuwe blinde vlekken bij. Ik zie alleen maar een groot gebrek aan zelfkritiek tegenover de tijdgeest en kan me echt niet voorstellen dat men over dertig jaar zal zeggen dat 2019 een hoogtepunt van menselijke en intellectuele emancipatie was. De emancipatie van de vrouw is een goede zaak. Het idee dat macht zich moet verantwoorden ook. Maar ik zie ook achteruitgang. Dat de persoonlijke gewetensbeslissing vervangen wordt door juridische procedures vind ik een achteruitgang. Echte ethiek wordt vervangen door deontologische regels. Sommige dingen gaan dus vooruit en andere achteruit.”

Vloeit onze noodzaak aan deontologische regels niet voort uit het verdwijnen van religie als ethische basis?

Torfs: “Niet alleen religie is uit onze wereld verdwenen, ook de humor krijgt het steeds lastiger. Het zijn twee houdingen in het leven die je toestaan om een stap achteruit te zetten en die verbredend werken. Ik heb het al vaak meegemaakt dat twee mensen op een vergadering tegen elkaar beginnen in te gaan en zich in toenemende mate ingraven. Op een bepaald moment kunnen ze niet meer terug zonder gezichtsverlies. Dan is er maar een uitweg, humor. De voorzitter moet die twee dan met humor uit hun tent lokken zodat ze de relativiteit van hun standpunt gaan inzien. Hetzelfde geldt voor religie. Aandacht voor het transcendente helpt je beseffen dat je op aarde een voorbijganger bent. En dat kan ongelooflijk bevrijdend zijn. Humor en religie creëren een soort mildheid, voor anderen zowel als voor onszelf.”

Hebben we ons dan ten onrechte bevrijd van de pastoors?

Torfs: “Dat gevoel van bevrijding blijkt inderdaad te bestaan, al kom ik persoonlijk uit een tijd dat dat er niet meer was. Mijn ouders hadden allebei aan de universiteit gestudeerd. Zij dachten het hunne over de kerk. Dat instituut heb ik trouwens nooit honderd procent au sérieux genomen. Vandaar wellicht dat ik als kerkjurist kan overleven, want dan moet je ook de donkere zijde zien. Maar het is juist dat er onderdrukking is geweest door het instituut kerk, zoals er ook altijd onderdrukking is geweest door politieke regimes. ik denk dat dit eerder een antropologisch gegeven is dan een religieus. Ik zou het echter jammer vinden dat door die onderdrukking het gesprek met het transcendente teloor zou gaan. Ieder mens heeft nood aan diepere gesprekken, ook mensen aan de cafétoog. Het is niet omdat we niet meer naar de kerk gaan dat die drang naar verdieping weg zou zijn. Onze maatschappij heeft volgens mij juist nood aan een dergelijke verbreding en verdieping. Vlaanderen maakt vandaag geen periode door van grote intellectuele bloei en originaliteit, en dat komt ondermeer doordat het gesprek met het religieuze is verstomd. Er is een pensée unique ontstaan die nogal simpel is. Probeer vandaag maar eens een schrijver te vinden die openlijk zegt dat hij religieus is. Die zijn er niet meer. Ik vind dat jammer. Maar het is slechts tijdelijk, daar ben ik van overtuigd. Ik zeg niet dat mensen religieus moeten worden. Dat lukt niet. Maar we zouden geëmancipeerd genoeg moeten zijn om over religie te kunnen spreken zonder de frustraties van de bomma’s naar boven te brengen.”

Ik zie het niet meteen gebeuren.

Torfs: “Maar wat zien wij wel gebeuren? Wat zien wij aankomen? Erg weinig, denk ik. Opeens is het er. Zo is het geloof ook verdwenen. Niemand heeft ooit verordend dat mensen niet meer naar de mis moesten gaan en niemand verwachtte dat dit zou gebeuren, maar opeens was het wel zo. Zo is er vandaag ook heel wat ondergronds aan het broeden. “Op een bepaald moment leek het alsof de dinosaurussen de aarde voor eeuwig zouden regeren,” zei de Amerikaanse theoloog Harvey Cox ooit, “maar kijk, niet veel later waren ze verdwenen en namen onooglijk kleine wezens het roer over.” Zo zal het ook met onze ideeënwereld gaan, denk ik. Vernieuwing komt altijd vanuit de marge.”

Eerder verschenen in Knack

Boeken van deze Auteur:

De kerk is fantastisch!

Het grote gelijk

Het grote gelijk