"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het huis van de moskee

Dinsdag, 4 januari, 2022

Geschreven door: Kader Abdolah
Artikel door: Jona Lendering

Driemaal de Iraanse Revolutie: Kader Abdolah

[Recensie] Zonder twijfel hebben de dames en heren literatuurcritici verheven theorieën geformuleerd over belang en oogmerk der literatuurkritiek, maar voor ons, lezers, telt slechts één ding: is het boek goed genoeg om er tijd aan te besteden? Als het gaat over Het huis van de moskee is het antwoord een ronkend JA. De geschiedenis van de Aga Djan, een tapijtfabrikant die in de jaren zeventig zijn familie ziet uiteenvallen in voor- en tegenstanders van de Iraanse revolutie, levert een buitengewoon geslaagd boek op.

Om te beginnen is het prachtig geschreven. Aan het einde deelt Shahbal, de verteller van Het huis van de moskee, mee dat hij zich in een ander land heeft gevestigd en weliswaar is veranderd van schrijftaal, maar altijd heeft getracht de poëtische geest van het mooie oude Farsi een plek te geven in zijn verhalen. Als Nederlander kan ik die Perzische poëtische geest moeilijk navoelen, maar ik denk dat ik begrijp hoe Het huis van de moskee een Iraans verhaal in het Nederlands kan zijn.

In januari hoorde ik in Tus, een stadje in het noordoosten van Iran, hoe een verhalenverteller zijn buitenlandse gasten voordroeg uit het nationale epos van Perzië, Firdausi’s Shahnamê, “het verhaal van de koningen”. Ook al bediende de verteller zich voor de gelegenheid van Engels proza, aan alles was te horen hoe mooi het gedicht is.

Zulke voordrachtskunstenaars figureren ook in Het huis van de moskee. Van een imam wordt gezegd dat hij eigenlijk verteller had moeten worden, “een acteur die op het bazaarplein het volk met zijn verhalen betoverde”. En het is geen toeval dat Aga Djan op een moment waarop hij moet nadenken over zijn diepste zekerheden, herkenning vindt in de Shahnamê (blz.349).

Boekenkrant

Ik vermoed dat Shahbal zich plaatst in de traditie van deze Perzische voordrachtskunstenaars en dichters. Net als de Shahnamê gaat Het huis van de moskee over de relatie tussen landsbestuur en rechtvaardigheid. Net als in De rozentuin van Saadi (1212-1295) wisselen proza en poëzie –in de vorm van Koranfragmenten– elkaar af. De woordkeuze is bloemrijk: mieren kruipen “als lange bruine touwen in de gaten van de oude muren”, “de ziel van die gedachte is in de geest van de Perzen blijven bestaan” en “het verdriet van het huis groeide als een boom in de tuin”.

Tegelijk zijn grote delen van Het huis van de moskee geschreven in spreektaal, zoals “Nee, niemand was meer in staat om de sjah buiten het huis te houden”. In schrijftaal zou “om” meteen zijn geschrapt, terwijl het “nee” eveneens overbodig is. In de taal van een verhalenverteller daarentegen is dat “nee” functioneel, omdat de luisteraars die misschien iets hebben gemist –er reed net een kar met ratelende wielen over het bazaarplein– nu het signaal krijgen dat er een conclusie komt.

Ook aan andere zinnen merkt de lezer dat Shahbal te werk gaat als een voordrachtskunstenaar die de aandacht van zijn publiek probeert vast te houden. Van de bijfiguren wordt bijvoorbeeld telkens opnieuw verteld wie ze ook alweer waren. Het verhaal is hierdoor buitengewoon helder, al zal een enkele passage een Nederlander, die gewend is aan lees- en niet aan luisterliteratuur, overdreven voorkomen. Nadat op blz.52 een kind is verdronken, vernemen we een pagina lang hoe de moeder gebukt gaat onder schuldcomplexen, waarna van haar echtgenoot wordt gezegd dat hij haar nooit had gesteund “in al die moeilijke jaren”. Een verhalenverteller gebruikt zulke woorden om de in de voorgaande minuten verstrekte informatie samen te vatten, maar voor de lezer van een roman, die deze informatie in een halve minuut tot zich neemt, is zo’n resumé overbodig.

Een tweede troef is de intensiteit van het verhaal, waardoor je als lezer sterk betrokken raakt bij de personages. Een verhalenverteller bereikt deze betrokkenheid door het directe contact met de luisteraars, die hij bijvoorbeeld tijdens een dramatische stilte in de ogen kan kijken; in Het huis van de moskee komt de betrokkenheid voort uit het door Abdolah gekozen vertelperspectief.

Shahbal is een Iraanse man en zijn kijk is die van een Iraanse man. Zijn visie op de gebeurtenissen is echter, zoals dat bij mensen nu eenmaal gaat, een beperkte. Uit alles blijkt dat hij zijn aangetrouwde familielid Galgal haat, en de lezer kan niet anders dan dit gevoel delen.

Deze Galgal is voor de Nederlandse krantenlezer overigens een oude bekende: Sadegh Khalkhali, die als Khomeiny’s rechter verantwoordelijk is voor honderden revolutionaire doodvonnissen. Het zou interessant zijn geweest ook zíjn visie op de revolutie te vernemen, maar Shahbal zwijgt zijn radicale familielid dood. En erger, zoals de lezer merkt.

Ook andere perspectieven zijn opvallend afwezig. Vrijwel elke Iraanse familie heeft wel een zoon verloren in de Golfoorlog (1980-1988), maar niet de familie van Shahbal. Het regime van de shah mag corrupt zijn geweest, er waren welwillende, niet noodzakelijkerwijs cynische Iraniërs die voor hem hebben willen werken. Shahbal gaat aan hen voorbij. Hij sympathiseert met het communisme en gaat niet diep in op de aanhangers van de door de CIA ten val gebrachte nationalistische premier Mossadeq, die de Iraanse revolutie beschouwden als een kans hun agenda alsnog door te voeren en te laat in de gaten kregen hoe ze door Khomeiny waren gebruikt.

En Shahbal kan nog een ander aspect van de revolutie niet bevatten: de rol van de vrouwen. Het is niet waar wat Geert Mak op de flaptekst van Het huis van de moskee schrijft, dat het gaat “over één enkel huis in den vreemde, en tegelijk […] over onze hele wereld”. De vrouwelijke helft der mensheid ontbreekt.

Neem Shahbals huisgenote Zinat. Ze is een stille, door schuldgevoelens gekwelde vrouw die niet in de schaduw kan staan van de vrouw des huizes, Fagri Sadat. Als Zinat uiteindelijk voor de revolutie kiest, biedt Shahbal de lezer in feite geen andere verklaring dan schuldcomplexen en ressentiment. Dat is te simpel.

Meer dan eens wordt in de roman aangegeven dat Khomeiny erop hamerde dat de ware revolutionair bereid was desnoods zijn familieleden aan te geven. Dit is inderdaad gebeurd en betekende dat vrouwen en kinderen de mogelijkheid kregen te getuigen tegen hun echtgenoten en ouders, wat voordien vrijwel onmogelijk was. Zo heeft Khomeiny een onverwachte bijdrage geleverd aan de bevrijding van de Iraanse vrouw. Shahbals achternichtjes profiteren ervan: zij kunnen, zonder te wachten op een echtgenoot, het huis verlaten en in een andere stad op kamers gaan. Kader Abdolah speelt een leuk spel met Shahbal door hem de verandering van de positie van de vrouw wel te laten zien maar niet te laten begrijpen. Dat maakt het personage des te echter en vergroot de intensiteit van het verhaal.

Ook al is Het huis van de moskee geschreven in het Nederlands, het is in feite een Perzisch verhaal. Dat uit zich in de stijl, de intensiteit en het mannelijke perspectief. Het is zeldzaam maar niet uniek dat een literair genre van de ene naar de andere taal emigreert. We zouden ook kunnen denken aan Het stenen bruidsbed, Harry Mulisch’ in het Nederlands geschreven Griekse epos, en aan de haiku’s die Bertus Aafjes introduceerde in zijn Rechter Ooka-romans. Zoals we nu en duidelijk zien, is het eveneens mogelijk de Perzische verhalentraditie over te planten naar het Nederlands. Dat zegt iets over zowel de levensvatbaarheid van die traditie als de plooibaarheid van het Nederlands.

Eerder verschenen op Mainzer Beobachter

Boeken van deze Auteur:

Papegaai vloog over de IJssel

Rode wijn en andere verhalen