"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het onhoudbare midden. Essays over Nederland

Dinsdag, 28 januari, 2020

Geschreven door: Gijsbert Pols
Artikel door: Jos van Dijk

Afscheid van het grijze midden

Een pleidooi om de waarheid niet altijd in het midden te zoeken.

[Recensie] Literatuurcriticus Gijsbert Pols merkte dat hij steeds meer moeite kreeg met wat hij het “alomtegenwoordige centrisme” noemt: “het idee dat het kwade altijd op een van de uiteinden van het politieke centrum te vinden is, dat goed beleid altijd een kwestie van overleg, consensus en pragmatisme.” In tegenstelling met de neiging altijd het midden op te zoeken meent hij dat “progressie alleen mogelijk is doordat radicaal nieuwe ideeën vanuit de marge binnen kunnen dringen tot de politieke mainstream.” Met dit intrigerende uitgangspunt schreef Pols onder de titel Het onhoudbare midden zeven essays over uiteenlopende onderwerpen als kunst, racisme, geweld, seksualiteit en ruimtelijke ordening. Hij gebruikt daarbij zowel zijn persoonlijke ervaringen als literaire beschouwingen over onder meer Nescio, Reve, Wolkers en Cremer.

Het midden als politiek probleem. Ik was benieuwd waar Pols na zijn afscheid van het centrisme dan de gewenste politieke progressie gaat vinden. Zoeken is misschien een beter woord. Want zijn beschouwingen leiden niet direct tot afgeronde conclusies. Ze zetten aan tot nadenken. Met de opdracht verder, dieper, radicaler te gaan dan gemiddelde, voor de hand liggende, veel gehoorde standpunten.

Reve’s racisme

Boekenkrant

Literatuur is een waardevolle ingang om dat nadenken te bevorderen. Pols is neerlandicus en Gerard Reve was de reden dat hij zich voor literatuur ging interesseren. Maar hij zet nu vraagtekens bij het racisme dat in verschillende van zijn geschriften openlijk tot uiting komt. Provocatie, ironie, zegt men. Maar kunnen we het op deze wijze neutraliseren van de standpunten van een vermaard schrijver wel zo verdedigen? Pols vindt van niet en schrijft dat een dergelijke benadering feitelijk onderdeel is van het nog altijd levende structureel racisme dat uitsluiting van mensen met een kleur bevordert.

Seksuele bevrijding

Jan Wolkers en Jan Cremer hebben lange tijd de reputatie gehad dat ze met hun onverbloemde beschrijving van seksuele escapades hebben bijgedragen aan de seksuele bevrijding. Feministen hebben dat beeld van bevrijding al vaker onderuit gehaald. Ook voor Pols is die vrijheid een “schrale vrijheid, vol vrouwenhaat, rancune en eenzaamheid… Het is een vrijheid voor een specifiek soort heteroseksuele mannelijkheid, die er van uitgaat dat de man van nature een destructief, mateloos geil en gevaarlijk beest is.” (p. 99…103) Hij gaat nog verder. Wat de zogenaamde seksuele bevrijding laat zien is dat het klassieke burgerlijke idee dat alleen vrouwen de man konden disciplineren wordt verlaten. Wat Wolkers en Cremer hebben gedaan is die disciplinering buiten werking stellen om ruimte te scheppen voor “de ware natuur” van de man. Het is in de ogen van Pols een “cynische bevrijding, omdat ze mannen weliswaar van een kwestieuze disciplinering verlost, maar hen tegelijkertijd opscheept met een aangeboren natuur die hun het vermogen tot empathie en kwetsbaarheid ontzegt en werkelijk contact met de ander (…) onmogelijk maakt” (p.106-107).

Neoliberalisme

Pols zou ook graag afscheid nemen van de brede consensus over het neoliberalisme. Ondanks alle inmiddels overduidelijke nadelen blijft de hegemonie van het systeem in stand. En dat komt omdat het

‘zich voedt vanuit de diepten waar ons verlangen huist, daar waar we ons leven van betekenis voorzien (…). We zijn gewend geraakt te spreken over liefde in termen van investeringen en rendement, van goede en slechte deals. De woorden levensloop en carrière zijn synoniem geworden en onze vriendenkring organiseren we, al dan niet met digitale middelen als Facebook en Instagram, als netwerk van individuen en niet als, pakweg een gemeenschap. Onze gezondheid zien we in toenemende mate als een proeve van individuele wilskracht: op telefoons en computers evalueren we dag in dag uit hoe diëten en sportschoolbezoeken de parameters van ons lichaam optimaliseren. En alom tegenwoordig is het denken in termen van schuld. Wie geniet (…) ziet zich maar al te gemakkelijk genoodzaakt dat te legitimeren door uit te leggen dat zij of hij er hard voor gewerkt heeft. Armoede is een kwestie van niet waargemaakte ambitie, een schuld die hooguit kan worden ingelost met het accepteren van geestdodend werk en precaire arbeidsomstandigheden. Zelfs de verhouding die we tot onszelf innemen is meer en meer een verhouding van schuld: we hebben torenhoge verwachtingen van onszelf en als we die niet nakomen voelen we ons waardeloos, failliet.’ (p.123-124)

Zo beschouwd is het neoliberalisme een nieuwe religie, die wortel kon schieten in de burgerlijke cultuur die Nietzsche zo genadeloos bloot heeft gelegd. Anders dan Nietzsche gelooft Pols niet dat we hier te maken hebben met een universeel beschavingsprincipe. Ook de gangmakers van het neoliberalisme, schrijft hij, maakten in hun tijd keuzes vanuit het idee dat een betere wereld mogelijk is dan fascisme en communisme. Nu, ruim zeventig jaar later is radicale verandering noodzakelijker dan ooit in het zicht van “een nieuw, ecologische Apocalyps”.

Pols presenteert zich tegenover het ‘onhoudbare’ midden als een radicaal denker. Zijn beschouwingen gaan van eenvoudige waarnemingen uit het dagelijks leven tot meer diepzinnige analyses aan de hand van voorbeelden uit de literatuur. Hij zoekt wegen voor radicale vernieuwing en die vindt hij in elk geval niet aan de rechterkant van het politieke spectrum. Ik begrijp dat het hem er vooral om gaat dóór te denken en niet te blijven staan bij een gemakkelijke, middelmatige consensus over de situatie waarin wij leven. Verdieping is nodig. Vergeet de mainstream. Kom je dan niet automatisch aan de linkerkant terecht?

Eerder verschenen op Sargasso