"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het oog van de kraanvogel

Dinsdag, 23 maart, 2021

Geschreven door: Peter WJ Brouwer
Artikel door: Jan Stoel

Een roman die klinkt als een gedicht

[Recensie] Het oog van de kraanvogel is na Het Siamees moment (2017) de tweede roman van dichter, theatermaker/muzikant en schrijver Peter WJ Brouwer (1965). In deze gelaagde psychologische roman spelen verbondenheid en wie je echt bent een belangrijke rol. Brouwer slaagt erin deze roman te laten klinken als een gedicht: mooi van vorm, rijk aan beelden, gecondenseerd. Achter het verhaal zit een diepere betekenis. Brouwer laat de taal die hij gebruikt zingen. Eigenlijk komen alle aspecten van zijn kunstenaarschap in deze roman bijeen. Geniet van dit kunstwerk!

Verbondenheid kan zich op allerlei verschillende manier manifesteren: het gevoel dat je bij elkaar hoort, het hebben van dezelfde ervaringen, lotsverbondenheid, saamhorigheid, trouw, het hebben van een band zoals vriendschap. Wil je echt met elkaar verbonden zijn dan moet dat van weerskanten komen, moet je je open en kwetsbaar op durven stellen, moet je luisteren naar de ander, moet men op je kunnen rekenen, moet je niet oordelen en de ander waarderen. Maar je moet ook dingen kunnen loslaten. Al deze elementen hebben een plek in Het oog van de kraanvogel. In deze roman komen thema’s naar voren als zoeken naar je eigen identiteit, geaardheid, vriendschap, liefde, schaamte, verdriet, spijt en de tegenstelling tussen gevoel en rede/verstand. Peter Brouwer kruipt in de hoofden van zijn personages en laat je ervaren hoe ze denken, voelen, reageren op elkaar. Je bent als het ware deelgenoot van het proces dat met name hoofdpersoon Marcus doormaakt.

De onzekere Marcus de Graaf en de besliste Arthur Klein Gunnewiek (de twee belangrijkste personages) leren elkaar eind van de jaren tachtig kennen op het conservatorium. Ze zijn negentien jaar. Arthur “was anders dan de meeste jongens in de aula.” Ze trekken elkaar op de een of andere manier aan, praten met elkaar niet alleen over muziek, maar ook over vriendschap. Marcus: “Vriendschap moet blijken.” Arthur: “Of er vriendschap is, dat weet je meteen. Het is aanwezig of niet. Het overkomt je.” Arthur blijft maar toenadering zoeken, brengt altijd iets lekkers mee als hij op bezoek komt, is altijd attent en het lijkt van zijn kant meer te zijn dan vriendschap alleen. Hoe anders lijkt dat bij Marcus. Hij is dol is op Carlijn met wie hij samen is, maar is ook gecharmeerd van Sofie, de studente met de ‘amandelvormige’ ogen. Arthur geeft Marcus uiteindelijk een brief en stelt zich kwetsbaar op: “Als het je pijn doet, vergeef me dan. Dit zijn mijn woorden, mijn woorden die uit de pen glijden, Ik moet ze opschrijven omdat jij daar recht op hebt, of misschien wel…omdat ik van je hou.” Marcus wil een uitweg vinden uit de vriendschap met Marcus, maar laat Carlijn de kastanjes uit het vuur halen.

Vijfentwintig jaar later, Marcus is jurist geworden, de relatie met Carlijn is gestrand. Hij wordt uitgezonden naar Tokio om grensoverschrijdend gedrag van de dirigent van een symfonieorkest te gaan bespreken. Arthur maakt deel uit van dat orkest en is in Tokio zijn contactpersoon. Ieder is zijn weg in het leven gegaan, maar ze hebben een gedeeld verleden. Arthur heeft duidelijke keuzes gemaakt in zijn leven en confronteert Marcus met zichzelf: “Jij denkt steeds dat alles om jou draaide. (…) Ik vraag me af of relaties niet altijd op ongelijkwaardigheid zijn gebaseerd. Ik bedoel de voorstellingen die we van elkaar hebben lopen voortdurend krassen op.” Marcus verwijt hem “die wurgzorg waarmee je mij ongevraagd omgaf en die je vriendschap noemde.” De confrontatie vindt plaats in ‘The Crane’, een bar in Tokio. Boven hen hangt een grote kraanvogel als ‘scherprechter’. Een prachtig beeld, want in Japan wordt de kraanvogels als een brenger van geluk en zuiverheid beschouwd.

Boekenkrant

Het verhaal is verdeeld in vier delen en speelt nu eens in Amsterdam 1988 en dan weer in Tokio 2013. Binnen die delen gebruikt de auteur flashbacks waardoor je meer zicht krijgt op de personages en inzicht krijgt in hun ontwikkeling. Muziek – de personages hebben niet voor niets een muziekachtergrond – wordt gebruikt om personages te karakteriseren. Carlijn zegt over het spel van Arthur: “Er kleeft iets aan zijn spel, iets stroperigs. Alsof hij niet loskomt van zijn techniek. En van zijn viool.” Het spel van Carlijn “was berekenend, het hield altijd het midden tussen ‘traditioneel’ en ‘eigen’.” Carlijn nodigt Marcus uit om naar de film Bird (1988) over het leven Charlie Parker te gaan. Diens echtgenote Chan bleef altijd aan zijn zijde staan. Net zoals Carlijn dat wil doen bij Marcus. En in een brief, die de gevoelens die Arthur voor Marcus heeft weergeeft, wordt het lied Thorbeckeplein van Robert Long geciteerd met de slotzin ik “voelde me beter dan sedert een jaar/ totdat ik je zag met haar.” De roman staat vol van dit soort subtiliteiten.

In een extra verhaallijn komt de relatie met Sofie naar voren. Marcus gaat die aan na de scheiding van Carlijn. Sofie volgde vroeger samen met Carlijn het vak muziektheorie. Zoekt Marcus een droomvrouw? In zijn dromen is er wel de vrouw die steeds in een ander gedaante voorbij komt en zich op wisselende locaties bevindt. “Ze zouden elkaar ontmoeten maar er kwam altijd iets tussen.” Marcus ziet niet dat Sofie een geheim heeft.  “Zolang je me niet ziet, tuin je erin, had Sofie vroeger gezegd.”

En dan is er die taalgevoeligheid. Bijvoorbeeld als Marcus aan Arthur van vroeger denkt, in een pulserend ritme: “Geen tik meer op het raam van zijn kamer, geen gerammel van een fietsslot (…) het ritselen van papier waarin de appelbeignets verstopt zaten. Het ongevraagd omdraaien van een langspeelplaat.” Of over het ophangen van een kastje aan de muur: “De pluggen hadden zich steeds weer uit de ondiepe gaten terug naar buiten willen werken. Het was blijven hangen.” En over de vervellende kuiten van Arthur: “bepaalde insecten vervelden, metamorfoses waren dat, in hun leven als nimf gebeurde dat enkele keren. Totdat ze volwassen waren en vleugels kregen.”

Brouwer heeft een indrukwekkende roman geschreven, poëtisch van taal, rijk aan bespiegelingen, een verhaal dat onder je huid kruipt en je bijblijft.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles