"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het pension

Vrijdag, 22 april, 2022

Geschreven door: Piotr Paziński
Artikel door: Martin † 2021 Overheul

Verzinnebeelding is van wat is en wat was

[Recensie] Sommige beelden zijn zo iconisch, dat ze deel uitmaken van ons collectieve geheugen. De foto van het ‘napalmmeisje’ in Vietnam is daar een goed voorbeeld van. Het filmpje van de moordaanslag op John F. Kennedy in Dallas staat op ieders netvlies gebrand. De foto van de treinsporen die tot de hoofdingang van Auschwitz leiden, is ook zo’n alom bekend beeld. Op de voorgrond zie je drie paar rails die op enkele tientallen meters voor de sinistere poort van het kamp samenkomen. Achter die poort begon een wereld waarin mensen elkaar het verschrikkelijkste onrecht aandeden: het uitroeiingskamp, een afschuwelijk oord dat maar één doel had: zoveel mogelijk mensen doden. Dat plan werd gelukkig niet volledig afgewerkt. Heel wat slachtoffers van de gewetenloze moordpartij op Joden, zigeuners, homoseksuelen, gehandicapten, politieke tegenstanders, verzetsstrijders en andersdenkenden overleefden deze hel op aarde en deelden hun tragische lotgevallen met de rest van de wereld.

In de novelle Het pension laat de Poolse schrijver Piotr Pazinski zijn hoofdpersonage met de trein naar een logement in de omgeving van Warschau reizen, waar enkelen van die overlevenden hun laatste levensjaren doorbrengen. Als kind bracht hij daar veel tijd door, op bezoek bij zijn inmiddels overleden grootmoeder. Zijn reis naar het pension is naast een, in enkele gevallen hernieuwde, ontmoeting met holocaustoverlevenden – sommigen herkennen hem als de kleine jongen die hij ooit was – evenzeer een bescheiden zoektocht naar zijn verleden en stelt een cruciale vraag: wanneer worden onze herinneringen geschiedenis? Die vraag is niet simpel te beantwoorden, daar zijn in het verleden al heel wat boeken over volgeschreven zonder tot een sluitende uitkomst te komen. Dit boek geeft evenmin antwoord op die vraag; de schrijver heeft duidelijk niet de aspiratie levensvragen te beantwoorden, hij stelt ze liever.

Wat hij óók doet, is een persoonlijk verhaal schrijven over hoe mensen omgaan met een individueel én een gezamenlijk verleden. Dat individuele aspect wordt belichaamd door de figuur van de grootmoeder. Door de geborgenheid die hij bij haar vond, het idee dat liefde en warmte vanzelfsprekend zijn, de schok als dat idee niet blijkt te kloppen, en de soms pijnlijke vaststelling dat het heden ongemerkt verdwenen is in het verleden. Een stuk gecompliceerder ligt het met dat gemeenschappelijke verleden dat, tegen wil en dank, gevormd is door rampspoed, verdriet, angst en ontbering. De oudere bewoners van het pension zijn namelijk nooit helemaal bevrijd van de kampen. Iedereen heeft de gruwelijkste kant van de dood gezien of gevoeld, niemand blijkt in staat volledig uit die schaduw te blijven.

De gedachte “je kunt een mens uit het kamp halen, maar het kamp niet uit een mens” doet hier opgeld. Niemand in deze novelle is ‘klaar’ met haar of zijn verleden, ook al noemt niemand dat verleden bij zijn overbekende duivelse naam: de holocaust. In plaats daarvan schetst Pazinski een wat duistere, langzame en verouderende omgeving die de verzinnebeelding is van wat is en wat was. Ergens daar tussenin ligt het onvermijdelijke maar tegelijk vaak ontroerende verval de mens, van onze herinneringen en ons geheugen, kortom van wie we danken dat we zijn. Dat beeld is niet altijd even florissant, maar gelukkig blijft er onderweg nog heel wat ruimte over om met onszelf en anderen te lachen.

Boekenkrant

Eerder verschenen op Boekensite Gent