"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het satijnen hart

Donderdag, 25 mei, 2006

Geschreven door: Remco Campert
Artikel door: Juliette van Wersch

Een confronterend zelfportret van een kunstenaar

Teruggetrokken in zijn huis laat de oude schilder Hendrik van Otterlo de buitenwereld aan zich voorbij gaan, in ogenschijnlijke berusting. Het leven is voor hem als ‘een gewoonte’, ‘een dommekracht’ waartegen hij zich ‘niet verweren kan of wil’. Ondertussen is hij verbitterd over zijn onmacht niet meer te kunnen schilderen sinds het vertrek van zijn ex-vriendin Cissy, ‘dat rotwijf’, en over de onmacht die hij voelt door zijn toenemende afhankelijkheid van anderen. Het ouder worden ervaart Hendrik als een vernedering en een verlies. ‘Het is voortdurend afscheid nemen als je oud bent en toch nog doorleeft.’ Zijn halfzus Bettina en zijn beste vriend, tevens schilder, en groot levensgenieter Jongerius proberen hem al langer uit zijn egocentrische cocon te halen. ‘Je loopt achter Van Otterlo […] In welke eeuw leef jij?’ Het overlijdensbericht van Cissy heeft opeens ‘de speelstukken door elkaar gegooid’. Verward kijkt de eens zo succesvolle kunstenaar achterom naar zijn verleden en maakt de balans op. ‘Ik krijg het begin van een inzicht in mezelf waar ik nog niet aan toe ben, of juist wel, ik had het alleen eerder moeten hebben.’

Als hij Jongerius en Bettina eindelijk vragen stelt over Cissy, blijkt die altijd van hem gehouden te hebben, terwijl hij alleen maar aan zichzelf dacht. Langzaamaan gaat zijn klaagzang over in bespiegeling over zichzelf, over de liefde en over zijn werk. Kunst was waarvoor hij leefde, zijn grote liefde, maar bedroog hij zichzelf daar ook niet mee? De reflectie doet de stelligheid waarmee hij zijn visie op de zaken verkondigde wankelen. ‘Ik hoor het mezelf betogen en weet allang niet meer of ik het bij het rechte eind heb en of er nog mensen in de zaal zitten.’

Zijn behoefte om weer te gaan schilderen wordt intussen steeds groter. Hij heeft zich er niet meer toe kunnen zetten sinds Cissy’s vertrek, afgezien van het zelfportret dat hij in al zijn woede die nacht nog had geschilderd. ‘Alleen door te bevestigen wie ik was kon ik mezelf behoeden voor de gevolgen van een nederlaag.’ Het is zijn laatste en volgens hem zijn beste werk geweest. Zijn recalcitrantie weet hij om te buigen naar een positieve energie om de draad weer op te pakken. Dat doet hij door te demonstreren tegen de afbraak van zijn atelier dat plaats moet maken voor een benzinestation, in ruil waarvoor het actiecomité de ruimte opknapt. En vervolgens, als een soort ultieme loutering, wil hij daar een portret maken van Cissy, maar dan zoals zij het gewild had, als een uiting van liefde. Een heel ander portret dan hetgeen hij destijds op haar verzoek met bijna sadistisch genoegen had geschilderd: hard en lelijk. Met de nieuwe start lijkt hij wraak op zichzelf te nemen en is daarmee vernieuwender dan ooit. Hij komt met zichzelf en zijn verleden in het reine en verbaast daarmee iedereen, zichzelf nog het meest.

Het satijnen hart klinkt misschien wat zoetsappig, maar is dat allerminst. Campert weet precies de juiste toon aan te slaan. De klachten en weemoedigheid van Hendrik gaan samen met zelfspot en scherpzinnigheid, waardoor het verhaal niet te sentimenteel wordt. De hoofdpersoon geeft zichzelf op de juiste momenten een schop onder z’n kont, net voordat de lezer dat had willen doen: ‘… aan dit inwendig klagen moet een einde komen.’ Die spanning houdt het verhaal interessant.

Boekenkrant

Camperts taalgebruik is beeldend en tactiel, wat mooi proza oplevert. Als Hendrik ontwaakt bijvoorbeeld: ‘… een achterwand die bolt in de tocht die door de droom trekt. Een afdruk van de echo van de roepende stem is nog even hoor- en zichtbaar in mijn hoofd als ik wakker word’, of als hij midden in de nacht in bed ‘de stiltelagen van de nacht’ leert kennen, of als hij bemerkt dat tijdens het aantrekken van zijn schoenen zijn ‘voeten steeds moeilijker bereikbaar worden’.

Campert is een goed observator van eigenschappen en onhebbelijkheden van mensen en gebruikt die om zijn personages treffend neer te zetten. De nare zelfzuchtige trekjes van Hendrik maken hem niet aimabel, wel menselijk. Samen met de positieve wending aan het einde maakt dat Campert met Het satijnen hart een intrigerend portret over een kunstenaar in zijn nadagen heeft geschreven.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Open ogen

Te vroeg in het seizoen

Zonder roken bij mij geen poëzie