"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het spiegelwoordenboek

Vrijdag, 17 september, 2021

Geschreven door: Tara June Winch
Artikel door: Marnix Verplancke

Taal kun je niet los zien van traditie en identiteit

“Wie een taal uitroeit pleegt culturele genocide,” aldus de Australische schrijfster Tara June Winch, die langs vaderszijde van Wiradjuri-afkomst is en een roman schreef waarin een woordenboek de hoofdrol speelt.

[Interview] Het begon met een bijbelse scène, herinnert de Australische Tara June Winch zich. Ze werkte aan haar debuutroman Swallow the Air en wou daarom de geboortestreek van haar vader bezoeken, het territorium van de Wiradjuri in New South Wales. Toen ze erheen reed, passeerde ze door een gigantische zwerm sprinkhanen en waande ze zich even in het Oude Testament. Niet veel later passeerde ze een schooltje. Ze stopte, stak haar hoofd binnen en hoorde hoe de kinderen les kregen in het Wiradjuri, de taal die zo lang door de Australische overheid verboden was geweest en die haar vader alleen in het geniep met zijn moeder had kunnen spreken. “Ik ging zitten en liet de woorden rondrollen in mijn mond,” vertelt Winch, “In combinatie met de zwerm waar ik net was doorgereden, werd het een spirituele ervaring. Ik snapte opeens hoe taal en welzijn een geheel vormen en dat iemand zijn moedertaal ontzeggen het begin is van een culturele genocide.” Haar eerste roman was nog niet uit, en ze had al een onderwerp voor een tweede.

Zestien jaar na haar fel geloofde debuut is die er nu ook, en dat mits de hulp van Nobelprijswinnaar Wole Soyinka van wie ze een mentorschap aangeboden kreeg. “Je moet niet het verhaal van Australië willen vertellen in een roman,” was een van de eerste zaken die hij Winch leerde, “Hou het klein. Beperk je tot een stadje en een aantal personages en dan komt dat verhaal vanzelf. En haast je niet. Als je tien jaar nodig hebt om je boek te schrijven, probeer het dan niet in negen te doen.” Winch volgde zijn raad. The Yield, zoals Het spiegelwoordenboek in het Engels heet, speelt in het fictieve stadje Murrumby, gelegen op het grondgebied van de al even fictieve Gondiwindi’s. Het is zo’n godvergeten oord waarvan Australië vergeven is, “waar sommigen leven van een werkloosheidsuitkering, anderen een baan hebben, maar bijna niemand carrière maakt,” zoals Winch het in één zin perfect neerzet.

In Het spiegelwoordenboek volgen we drie verhaallijnen. Er is die van August die na de dood van haar grootvader Albert van Engeland terugkeert naar Prosporous, de boerderij van haar grootouders waar ze opgroeide en die zo’n tien kilometer van Murrumby ligt. Alberts weduwe dreigt die aan de staat te verliezen als ze niet kan aantonen dat de Gondiwindi’s er altijd al gewoond hebben. Dat is de enige manier om er eigendomsrecht op te krijgen en te verhinderen dat er een tinmijn in de plaats komt. Dat aantonen kan door archeologische artefacten die op die plaats gevonden zijn, door plaatsgebonden riten te tonen die nog in ere gehouden worden of door het bestaan van een lokale inheemse taal die nog gebruikt wordt. Aan geen van die voorwaarden lijkt echter voldaan te kunnen worden, tot August te horen krijgt dat haar opa aan een woordenboek werkte.

Foodlog

In een tweede verhaallijn neemt Winch ons meer naar het begin van de twintigste eeuw, toen een Duitse dominee de missie Prosperous stichtte en die mettertijd zag uitgroeien tot een gemeenschap van wel negentig aboriginals. En dan is er de derde, die uit Alberts woordenboek bestaat en aantoont dat ook woorden een verhaal kunnen vertellen. Neem bijvoorbeeld het woord dhalbu, dat zoveel betekent als “sap van bomen”, meer bepaald het zwarte sap van de bloodwood tree, waarmee aboriginals begin twintigste eeuw hun halfbloed kinderen zwart maakten. Dit deden ze om te verhinderen dat witte Australiërs ze zouden meenemen om in gesloten internaten opgeleid te worden tot huispersoneel. Naar schatting 100.000 kinderen zijn tussen 1905 en 1967 om die reden bij hun ouders weggehaald. Ze worden “The stolen generations” genoemd.

“Het was niet altijd slecht bedoeld,” legt Winch uit, “Het idee was dat je die kinderen moest redden, want als ze bij de aboriginals bleven hadden ze geen toekomst. Neem de dominee uit mijn boek. Hij wil de inheemse culturen bestuderen, maar hij blijft ook wel een christen die zieltjes wil winnen natuurlijk. Er was soms wel respect, maar dat ging praktisch altijd gepaard met de overtuiging dat de eigen cultuur superieur was. Je zou het kunnen vergelijken met de manier waarop een volwassene tegenover een kind staat. Welwillend, maar welwillendheid is niet voldoende wanneer je met een andere cultuur geconfronteerd wordt. Mensen als die dominee waren in feite het voetvolk dat de Australische oorlog tegen de inheemse culturen uitvocht. Mijn grootmoeder werd op haar zevende bij haar ouders weggehaald en was huishoudster vanaf haar veertiende. Het is dus nog allemaal heel recent in Australië. Officieel stopte dit in 1967, maar soms ging het gewoon door tot in de jaren 1970. Die jongens en meisjes werden weggehaald uit hun dorpen, weg van hun familie. Vanaf die dag vervreemdden ze van hun cultuur. Hun moedertaal zouden ze nooit meer spreken, aangezien ze in een witte omgeving terechtkwamen. En betaald werden ze natuurlijk ook niet. Het is een stukje geschiedenis dat Australië liever verbergt voor de rest van de wereld.”

Recent zijn in Canada rondom zulke internaten een aantal massagraven gevonden waarin de lijken van inuïtkinderen waren achtergelaten. Gebeurde dat soort misbruik ook in Australië?

“Ook in Australië zijn er heel wat anonieme graven gevonden. Er werden geen gegevens bijgehouden van de kinderen die in de internaten terechtkwamen. Als er een verdween was dat gewoon maar zo. Misbruik was schering en inslag. Maar in feite vormden die kinderen slechts het topje van de ijsberg. Tot het eind van de jaren 1920 werden er regelmatig hele groepen aboriginals afgeslacht, mannen, vrouwen en kinderen. Het gebeurde over het hele grondgebied. Tot nu toe zijn 110 sites waar zo’n bloedbad plaatsvond gelokaliseerd. Daar zijn echter al veel boeken over geschreven. Ik wou het over een andere genocide hebben, die op de taal, en onrechtstreeks dus ook die op een cultuur.”

Want woorden zijn meer dan communicatiemiddelen?

“De taal van de aboriginals bevat heel veel informatie, over het verzamelen van voedsel bijvoorbeeld of de details van familiegeschiedenissen. De woorden beschrijven een manier van denken en leven die je in het Engels niet kunt vatten. Vandaar dat ik beweer dat taal de deur is waarachter je een hele cultuur aantreft, en wanneer een taal niet langer gebruikt wordt, blijft die deur dicht. Taal geeft je ook een geschiedenis en een besef van tijd. Taal is dus een machtig wapen. Vandaar dat koloniserende naties, ook de Australische, in het verleden begonnen met het opleggen van een nieuwe taal aan de gekoloniseerden en het verbieden van de oude. Het is een bijzonder efficiënte manier om mensen te onderdrukken en hen te vervreemden van hun spirituele en religieuze tradities. Willen we Australië echt dekoloniseren, dan moeten we die oude talen weer tot leven wekken. Wellicht is dat de meest nuttige politieke daad die we kunnen doen. Zo krijgen we immers onze identiteit terug.”

Gebeurt dat met de Wiradjuri-taal van je voorouders?

“Ja, die wordt vandaag op school gebruikt, wat niet alleen een helende invloed uitoefent op de gemeenschappen die de voorbije eeuwen gedwongen werden hun cultuur af te zweren, maar de witte Australiërs ook toont dat het land een zwarte geschiedenis heeft, zowat de langste van de hele wereld trouwens. Zwarte talen werden lang gezien als primitief en dom, terwijl ze juist veel meer kennis over het land en zijn natuur bevatten dan het Engels ooit zal kunnen. Dat witte Australiërs geconfronteerd worden met de oude zwarte talen kan hen dus alleen maar goed doen. Ze zullen er beter door gaan begrijpen welke rijke en lange geschiedenis hun land heeft.”

Of ze zullen krampachtig reageren en “Jij hoort hier niet thuis,” roepen, zoals August overkomt, terwijl haar voorouders al tienduizenden jaren in Australië leven en de man die dat roept afstamt van kolonisten die er amper een paar eeuwen geleden neergestreken zijn?

“Compleet absurd inderdaad, maar dat soort opmerkingen zijn in Australië nog steeds dagelijkse kost. Ik geef in grote mate het onderwijssysteem daarvoor de schuld. Tot de jaren 1990 werd er op school met geen woord gerept over de inheemse Australische culturen. Het is pas nadat er commissies opgericht zijn om de gestolen generaties te onderzoeken en nadat de overheid officieel zijn verontschuldigingen heeft aangeboden aan de aboriginals voor het toegebrachte leed, dat er iets is beginnen bewegen op dat vlak. Maar dat was pas in 2008. Het is allemaal zo recent dat veel kwetsende opmerkingen eerder aan onwetendheid dan aan kwade wil te wijten zijn, denk ik. Vandaar dat witte Australiërs ook zo afwijzend staan tegenover migranten trouwens. Wanneer je 250 jaar geleerd hebt dat jouw cultuur superieur is aan die van de zwarte aboriginals, ga je niet meteen aanvaarden dat ze gelijk zou zijn aan die van een zwarte Afrikaan. Dus dan sluit je zonder enig gevoel van wroeging kinderen op in een kamp op Christmas Island, want daar komen vluchtelingen in Australië terecht, op verre eilanden. In tegenstelling tot vele anderen ben ik daarom ook niet verrast door de draconische coronamaatregelen van de Australische regering. Het land is altijd al een fort geweest, alleen begint het nu ook zijn eigen burgers buiten te sluiten. Er zijn nog steeds 32.000 Australiërs, waaronder ikzelf, die terug naar huis willen maar niet mogen. Het is gewoon krankzinnig. Dat doet geen enkel ander land. Nieuw-Zeeland heeft anderhalf jaar geleden ook zijn grenzen gesloten, maar dat land laat zijn burgers wel gewoon naar huis komen.”

In je boek verdwijnt een meisje, Jedda, een aboriginal. Afgezien van haar gezinsleden ligt niemand ervan wakker. De Australische cultuur bevat echter ook een aantal verhalen over witte meisjes die verdwijnen, zoals we die kennen uit Picknick at Hanging Rock, of de baby die gestolen werd door een dingo. Toen stond het hele land in rep en roer. Mag ik hier een verband zien?

“Jedda staat voor al die kinderen die zomaar verdwenen en waar nooit een haantje naar kraaide. En in feite ook voor de kinderen die in Canada verdwenen, of de kinderen die nog steeds verdwijnen. Want dit gaat ook vandaag nog door. Wanneer een knap blond blauwogig meisje verdwijnt krijgt dat in de pers en de publieke opinie nog steeds veel meer aandacht dan wanneer een bruin of zwart kind opeens spoorloos blijkt.”

Het motto van je boek komt van Augustinus: “Wat zijn staten waar gerechtigheid ontbreekt anders dan roversbenden in het groot?” Is je boek een manier om gerechtigheid te eisen voor de aboriginals?

“Zo ambitieus ben ik niet. Een boek schrijven dat gerechtigheid zou brengen voor de onderdrukte volkeren van Australië zou te ver gaan. Ik wou vooral een goed verhaal vertellen. Maar dat neemt niet weg dat het boek heel wat teweeg heeft gebracht. Doordat het zo vaak bekroond is, heeft het veel aandacht getrokken. Nooit eerder heeft een inheemse roman voor zoveel roering gezorgd in Australië. En geen andere is zo vaak vertaald. Wat ik absoluut niet wou was preken voor eigen parochie. En dat is gelukt. Onlangs kreeg ik een brief van vijf bladzijden van een Poolse lezeres. Ze herkende zich in mijn verhaal omdat ook haar taal, die ze geleerd had van haar grootouders, onderdrukt was. Taalgenocide, of taalonderdrukking is een universeel gegeven. Zelf woon ik al een hele tijd in Bretagne, in Frankrijk, waar het Bretoens een verliezende strijd uitvecht tegen het Frans. Je moet dus niet denken dat deze zaken alleen op exotische plaatsen voorkomen. Het gebeurt overal. De geschiedenis van de wereld is er een van taalonderdrukking. Duizenden talen zijn inmiddels al verdwenen en dat proces gaat nog onverminderd door.”

Je bent dus van de ene onderdrukking in de andere terechtgekomen?

“Ongeveer ja, en ik word er ook iedere dag aan herinnerd wanneer ik op straat naamborden zie met overschilderde opschriften. Het taalactivisme is hier nog springlevend, maar het is een ongelijke strijd aangezien het standaard-Frans een hoge aanschijn geniet en de voorbije eeuwen alle andere talen die in Frankrijk gesproken werden zo goed als uitgeroeid heeft.”

Australië is een grondstoffenland, met een grote mijnbouwindustrie. Ook dat komt aan bod in je boek. Is die hele industrie in feite ook geen vorm van kolonisering, een verkrachting van het land?

“Zoals ik het zie bestaat er een driehoeksverhouding tussen land, taal en cultuur, waarbij dat laatste dan weer verband houdt met familie en opgroeien. Alle drie staan ze in voor ons spiritueel welzijn en onze mentale gezondheid. Wanneer de taal onderdrukt wordt heeft dat dus invloed op onze omgang met het land en de sterkte van onze familiebanden. Wanneer het land bedreigd wordt, zoals wanneer rotsen opgeblazen worden waarin rotstekeningen van 30.000 jaar oud aanwezig zijn, heeft dit een negatieve invloed op het welzijn van de gemeenschap. De discriminatie van de aboriginals lijkt alleen een sociale zaak te zijn, maar ze hangt ook samen met de uitbuiting van het land. En het gaat trouwens niet alleen over de mijnindustrie. Ook de traditionele methodes om het land te bewerken zijn moedwillig onderdrukt en ritueel ingekerfde bomen zijn doodleuk gerooid. Heilige plaatsen zijn veranderd in kolossale landbouwbedrijven.”

De ecologisten lijken dus de natuurlijke partners van de inheemse bevolking te zijn, want ook zij komen op tegen de uitbuiting van de aarde door grote firma’s?

“Soms hebben ze gedeelde belangen inderdaad, maar uiteindelijk komen ze altijd op voor hun zaak en niet voor die van de aboriginals. Ook zij zijn als de dominee uit mijn boek, vol goede bedoelingen, maar als puntje bij paaltje komt hebben ze een heel andere, westerse kijk op de wereld. De aboriginals hun land teruggeven komt niet in hun agenda voor. Als er op dat vlak de voorbije decennia zaken veranderd zijn, is dat louter op het conto te schrijven van de acties van de aboriginals zelf. Het initiatief komt nog steeds uit de lokale gemeenschappen. En terecht. Laat ons onze eigen strijd strijden en onze eigen taal weer tot leven wekken. Medelijden van anderen kunnen we daarbij echt wel missen.” 

Tara June Winch (Wollongong, Australië, 1983)
Haar vader behoort tot de Wiradjuri, een van de vele inheemse volkeren, waardoor Winch geïnteresseerd raakte in de wijze waarop de Australische overheid eeuwenlang omsprong met hen.

2006: debuteert met de roman Swallow the Air, waarin het hoofdpersonage May op zoek gaat naar haar vader en daarmee ook naar haar afstamming van aboriginals. Het boek oogstte lovende kritieken en heel wat prijzen.
2008: Op basis van haar debuut krijgt ze een mentorschap aangeboden bij Nobelprijswinnaar Wole Soyinka.
2016: publicatie van de verhalenbundel After the Carnage.
2019: The Yield verschijnt, in het Nederlands Het spiegelwoordenboek. De roman prijkt in Australië op zowat iedere shortlist en wint vier van de belangrijkste prijzen.

Winch woont samen met haar Franse man en dochter afwisselend in Australië en Nantes.

Eerder verschenen in De Morgen