"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het talent

Donderdag, 31 januari, 2008

Geschreven door: Harmen Wind
Artikel door: Nico Voskamp

Een wonderkind of toch een total loss?

Jozef Kweest, hoofdpersoon in Het talent, heeft een miserabel leven. Als wonderkind valt hij ver buiten de begripsgrens van zijn leeftijdgenoten, dus pesten ze hem. Daarnaast zien zijn ouders hem als de vleesgeworden droom. Hún droom, die het talent Jozef moet gaan waarmaken. Het arme ventje wordt niet blij van al die druk op zijn schouders en glijdt dan ook af naar een total loss, om in W.F. Hermans termen te blijven.

Voor het zover is lezen we ons door een fraai vormgegeven boek heen. Het verhaal wordt geschreven in retrospectief, door Jozef zelf, op aanraden van zijn therapeut. In Jozefs woorden: ‘Ik moest mijzelf al schrijvend in veiligheid brengen.’ En: ‘Bovendien begon ik al aardig vaart te maken op het vals plat van mijn depressiviteit naar de afgrond van de psychose.’

De allereerste zin van het allereerste hoofdstuk hakt er meteen in: ‘Geboren worden is verdreven worden.’ Hier spreekt iemand die het leven niet door een roze bril bekijkt. Dat blijkt te kloppen: in dat eerste hoofdstuk staat de meest misantrope beschrijving van de menselijke geboorte die ik ooit las.

Pa en ma zijn blij met hun kind, helaas om de verkeerde redenen. Ze stoppen zoveel mogelijk in hun spruit, trainen het, vormen het, alles met het doel het kind meer te laten zijn dan zij zelf ooit waren. Hoogst onprettig voor de kleine Jozef. Zijn ouders staan te juichen bij de kleinste vooruitgang van het kind. Als ze de eenden gaan voeren, wijst ma en zegt: ‘Kijk! Eendje!’
Jozef zegt: ‘Eentje? Vier! Nee, vijf!’
Zijn moeder behandelt dit als een wereldwonder en een anekdote is geboren.

Heaven

Met vader heeft Jozef een haat/haat verhouding. Dit omdat pa hem op alle mogelijke manieren probeert te prikkelen, te ontwikkelen, etc. Jozef heeft dat spelletje snel door en geeft vader zijn zin, intussen zijn eigen gang gaand. Van een afstandje observeert hij hoe vader zich belachelijk maakt. Verderop in het verhaal komt vader in de gevangenis terecht en ook dit slaat Jozef koel gade.

Geheel voorspelbaar wordt Jozef ook op school door zijn leeftijdsgenootjes getreiterd in plaats van geaccepteerd. Zijn juf met de wel erg Bordewijkiaanse naam Tjits Bonckerak snapt zijn diepe geestesleven evenmin. Het zit hem niet mee. Een keerpunt komt als hij een drol moet opeten. Dat is een geintje van zijn vaste plaaggeesten op school, maar hij weigert. Vanaf dan is Jozef geen slachtoffer meer. Hij gaat op zoek. Naar zijn missie, zijn doel, de rechtvaardiging van zijn existentie.

In de louterende regen loopt hij door de stad. Een zwerver schenkt hem de filosofische zin: ‘Aller ogen zijn gericht op Kwatta,’ en tevens een blauwe wegwerpaansteker. Om zijn vuur mee te vinden. Of zijn licht, wat u wilt. Na een kort bezoek aan een kerk gebeuren er ongelukken met de aansteker. Jozef wordt opgenomen en kan met behulp van zijn psychotherapeut gaan werken aan zijn terugkeer in de mensenwereld middels het schrijven van dit relaas.

Een nogal zwaar verhaal inderdaad. Een verhaal dat indruk had kunnen maken als Jozef een personage was geweest waar de lezer zich mee kon identificeren. Jammer genoeg barst Jozef zo uit zijn voegen van mensenhaat dat enige sympathie voor hem moeilijk is op te brengen. Vanaf zijn geboorte is het een zure, nare jongen, zeker niet representatief voor een gemiddeld ‘wonderkind’.

Een ander minpunt is Jozefs taal. Die zou het vocabulaire van een jongere moeten zijn. Maar wat je leest is gezwollen, archaïsche taal. Over school: ‘Leerlingen worden getrakteerd op bevrijdende uitspraken als: “Je hoeft het niet te weten, als je maar weet waar je het moet zoeken.” Dat geeft te denken, gesteld dat ik mij aangesproken voel.’ Of over zijn vader: ‘In het kader van pa’s notitieboek en mijn eigen toekomst moest ik ook voor het onderdeel lezen regelmatig op de huiskamerbank verslag uitbrengen, verantwoording afleggen.’

Het talent is een poging om een heroïsch verhaal te schrijven over de teloorgang van een door zijn scherpe verstand slecht in het leven passende jongeman. Harmen Winds taalgevoel levert daarbij fraaie vondsten op: ‘Het geheugen is een werkplaats en geen bewaarplaats.’ Als Jozefs ouders hem trots de Rijn laten zien: ‘”Kijk Reus, dit is hem dan, de Rijn! Wat een natuurschoon!”, riep pa. Het klonk alsof hij de stroom die ochtend nog een goede beurt had gegeven.’

Het grote probleem is dat het boek compassie mist. Het is te koel, te geconstrueerd. Wind slaagt er niet in de hoofdpersoon, of diens zoektocht, geloofwaardig te maken. Nu is het een aardig boek maar het weet de lezer niet bij de strot te grijpen. Geen wonderkind dus en ook geen total loss, maar iets dat daartussenin blijft hangen.

Voor het eerst verschenen op Bazarow. Ook verschenen op Nico’s recensies.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Het talent

Meesterschap