Wilders en Baudet hebben er een nieuwe vijand bij en zijn naam is Benda
Julien Benda. De Franse filosoof en âabsolute rationalistâ schreef in 1927 een inmiddels beroemd pamflet tegen intellectuelen die zich in dienst van de politiek stelden. Nu het eindelijk is vertaald, blijkt het nog altijd razend actueel.
[Recensie] Voor het eerst is Julien Bendaâs klassieke pamflet La trahison des clercs (1927) vertaald in het Nederlands. Indertijd hebben Ter Braak en Du Perron ervoor geijverd, maar pas nu is het ervan gekomen. Beter laat dan nooit. En als we de inleiding van Thijs Kleinpaste mogen geloven, is Bendaâs boodschap uit de jaren twintig nog altijd (of opnieuw) buitengewoon actueel. Kleinpaste ziet in Benda een bondgenoot in de strijd tegen het nationalisme, dat ook nu weer van de partij is. Wilders en Baudet, kortom, hebben er een nieuwe vijand bij, opgestaan uit het graf dankzij deze late vertaling.
Aan nationalisme en populisme had Benda (1867-1956) inderdaad een broertje dood. In zijn pamflet richt hij zich in het bijzonder tegen de intellectuelen die zich in dienst van de politiek hebben gesteld. Dat politici allerlei onzin uitkraamden en tegen de moraal ingingen, daar keek hij niet van op, maar dat intellectuelen dit goedpraatten en zelfs verheerlijkten, was volgens hem iets nieuws. Niet eerder hadden zij op zoân schaal âverraadâ gepleegd aan hun eigenlijke roeping, die eruit bestond zich belangeloos te bekommeren om eeuwige, tijd- en plaatsloze waarden als waarheid, rechtvaardigheid en rede. Waarden die niet ondergeschikt mochten worden gemaakt aan wereldse zaken als natie of klasse. Dit laatste geeft aan dat Benda het verraad ook in linkse kring traceerde, hoewel hij zich het meest opwond over nationalisten als Maurice BarrĂšs en Charles Maurras en hun extreemrechtse geestverwanten.
In feite was Benda tegen iedere vorm van intellectueel pragmatisme of realisme. Max Weber zou hem een Gesinnungsethiker hebben genoemd, iemand voor wie idealen heilig zijn, ongeacht de praktische consequenties. Vandaar dat Benda niet over intellectuelen spreekt, maar over âklerkenâ: een term die in het Frans doet denken aan kerk en klooster. In het Nederlands is dat anders en dus geeft de vertaalster (die uitstekend werk verrichtte) aan âintellectueelâ de voorkeur. La trahison des clercs is Het verraad van de intellectuelen geworden.

Dreyfus-affaire
Voor de boodschap maakt het geen verschil. Een echte intellectueel dient zich volgens Benda te gedragen als een âklerkâ of geestelijke, als iemand die zich om de goddelijke waarheid bekommert. Alleen uit naam daarvan mocht hij zich in de wereld begeven om daar het een en ander recht te zetten. Kleinpaste hamert er terecht op, dat Benda elke vorm van maatschappelijke betrokkenheid afwees. Als we Kleinpaste mogen geloven, was het zelfs een heilige plicht voor de intellectueel om zijn stem te verheffen zodra er met de waarheid of de rechtvaardigheid een loopje werd genomen.
Benda heeft dat zelf meer dan eens gedaan, voor het eerst tijdens de Dreyfus-affaire, aan het eind van de negentiende eeuw, toen hij het opnam voor de ten onrechte wegens hoogverraad veroordeelde Joodse kapitein Dreyfus. Opmerkelijk is dat Benda al in een van zijn eerste interventies duidelijk maakt dat het hem alléén om âde ideeâ ging en dat âhet persoonlijke lijden van Dreyfusâ hem âvolmaakt onverschilligâ liet. Ook van Joodse solidariteit (Benda was van Joodse afkomst) kon geen sprake zijn. Later zou hij de ware klerk of intellectueel zonder blikken of blozen âonmenselijkheidâ voorschrijven, net zoals de waarden die hij verdedigde âonmenselijkâ waren, oftewel eeuwig, buiten de wereld staand, transcendent.
Hoe ver Benda daarin wenste te gaan, blijkt uit zijn eerste roman Lâordination (1913), waarin een intellectueel met een doodziek dochtertje na veel innerlijk geworstel voor de liefde kiest en al zijn hoogdravende ambities laat varen. De roman lijkt een larmoyant melodrama, zoals er wel meer bestaan (boekenwurm beseft eindelijk dat er meer is op aarde dan pen en papier), maar zoân slechte schrijver was Benda nu ook weer niet. Wie goed leest, ontdekt al gauw dat de schrijver het faliekant oneens is met zijn hoofdpersoon. Dat die voor zijn lieve dochtertje koos, was in Bendaâs ogen een smadelijke âvalâ en bewees dat hij niet geschikt was voor het ware klerkenbestaan. Niet âonmenselijkâ genoeg.
Duitsers uitroeien
In zijn autobiografische boeken La jeunesse dâun clerc (1936) en Un rĂ©gulier dans le siĂšcle (1937) noemt Benda zichzelf meer dan eens een âhalveâ of âonzuivereâ klerk. Ook hij voldeed in eigen ogen niet altijd ten volle aan het ideaal, zij het niet uit liefde maar vanwege de gevaren van elk werelds engagement. Kleinpaste overdrijft een beetje wanneer hij het engagement van Bendaâs intellectueel als diens heilige plicht omschrijft. In werkelijkheid was Benda een stuk ambivalenter. Idealiter gaf hij de voorkeur aan de afzijdige, onverstoorbare cultus van het ware en het eeuwige. Hij kon het alleen niet laten zich telkens toch weer in de strijd te mengen, opgezweept door verontwaardiging, haat en drift: precies de âgevoelensâ waarvan hij de entree in politiek, literatuur en filosofie zo betreurde. Met als gevolg dat hij zich als geĂ«ngageerd intellectueel zelf ook schuldig heeft gemaakt aan het âverraadâ dat hij in zijn pamflet welsprekend aan de kaak stelt.
Over zijn inzet ten gunste van Dreyfus kon hij nog met enige plausibiliteit beweren dat hij enkel door ideĂ«le motieven werd gedreven, al zijn er ook critici die in zijn âonmenselijkeâ opstelling een verdrongen Joodse zelfhaat hebben bespeurd. Maar wat te denken van zijn patriottisme tijdens de Eerste Wereldoorlog? Het lukte Benda toen om vrijwel alles wat hij in de moderne tijd verafschuwde, inclusief het âirrationalismeâ van aartsvijand Bergson, tot een Duitse oorsprong te herleiden. De Duitsers zei hij als volk zozeer te haten dat wanneer hij met één druk op de knop alle Duitsers had kunnen uitroeien, hij dat zeker zou hebben gedaan. Dat liegt er niet om. Je vraagt je af waar nu precies het verschil zit tussen dit patriottisme en het tegelijkertijd door Benda bestreden nationalisme van de Action Française en haar leider Charles Maurras, met wie hij bovendien een jegens alle moderne kunst en literatuur onverdraagzame voorliefde voor het classicisme deelde.
Onderduiken
Het verschil bleek overduidelijk tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen Maurras â tot dan altijd fel anti-Duits â met de bezetter collaboreerde, terwijl Benda als Jood moest onderduiken. Maar het was er altijd al. De geest van waaruit Benda dacht en schreef, hoorde eerder bij links dan bij rechts, al bleef hij ook daar een vreemde eend in de bijt. Zijn linkse sympathieĂ«n brachten hem in de jaren dertig en veertig tot een verregaande toegeeflijkheid jegens het communisme. Waarom? Omdat de communisten de meest consequente bestrijders waren van fascisme en nazisme. Dus terwijl andere felllow travellers soms moeite hadden met de communistische praktijk, die ze goedpraatten op grond van de ideologie, verwierp Benda de ideologie, hoewel hij de communistische daden (tot aan de stalinistische showprocessen toe) tamelijk kritiekloos accepteerde. De enige waardering die hij in ideologisch opzicht voor het communisme kon opbrengen, kwam neer op de klassieke smoes dat het in beginsel toch naar ârechtvaardigheidâ streefde.
Welbeschouwd steunde Benda het communisme dus voor een belangrijk deel uit pragmatische overwegingen â precies de manier van denken die hij als intellectueel âverraadâ had gebrandmerkt. Wanneer zelfs de belangrijkste klokkenluider van dit verraad zich er zelf aan heeft schuldig gemaakt, dan kunnen we misschien stellen dat het zich niet laat vermijden. En dat het ideaal waarvoor Benda zich sterk maakte daadwerkelijk niet van deze wereld is.
Verheven kernwaarden
Kleinpaste trekt een andere conclusie en eindigt met een pleidooi voor een kritische houding, die hoe dan ook vasthoudt aan enkele boven alles verheven kernwaarden, zoals âde elementaire waardigheid van mensenâ, en die zich keert tegen âelke vorm van machtsmisbruik en cynismeâ. Een pleidooi, kortom, voor onvoorwaardelijk moralisme in de politiek. Op deze manier tracht hij de zuiverheid van Bendaâs ideaal te redden, ook al weet hij heel goed (âBendaâs zonden zijn evidentâ) dat van die zuiverheid in de praktijk niet zoveel terecht kwam.
Bij hemzelf gaat het nauwelijks anders. Door Benda in te zetten tegen de Wildersen en de Baudets van deze wereld herhaalt Kleinpaste Bendaâs verzet tegen de nationalisten van weleer. Een vorm van politieke instrumentalisering, die van meet af aan onzuiver uitpakt. Kleinpaste neemt van zijn onderwerp wat hij kan gebruiken en negeert of bagatelliseert de rest. Zo geef je jezelf altijd gelijk. En waar heb je Benda dan eigenlijk nog voor nodig? Is Benda met zijn âonmenselijkheidâ, zijn anti-Duitse bloeddorst en zijn eigen âverraadâ niet eerder een ietwat beschamende bondgenoot die je beter op afstand zou kunnen houden?
Wat mij betreft zit de actualiteit van Benda, juist door alle smetten op zijn âzuivereâ blazoen, ergens anders in. En wel in de aanleiding die hij biedt om een idealistisch en moralistisch engagement als het zijne, dat zich niet bekommert om praktische consequenties, nog eens aan een kritische reflectie te onderwerpen. Gek genoeg is dat op een bepaalde manier óók in de geest van Benda â juist omdat het liever distantie bewaart tot het politieke strijdperk.
Niet-tragische conceptie van het leven
Zo kun je oog krijgen voor nog wat andere eigenaardigheden in Bendaâs wereldbeeld, zoals voor de âniet-tragische conceptie van het levenâ die hij in La jeunesse dâun clerc toeschrijft aan de negentiende-eeuwse bourgeoisie waaruit hij afkomstig was, en die hij er ook zelf op na hield. Inderdaad, voor het tragische of zo men wil tragikomische karakter van de werkelijkheid ontbreekt bij deze zelfverklaarde âabsolute rationalistâ elke ontvankelijkheid. Dat mens en wereld vol tegenstrijdigheden zitten en dat een zwart-wit moralisme daar weinig recht aan doet, weigert hij te erkennen, zich beroepend op het eeuwige, het alle historische contingentie overstijgende karakter van zijn waardenstelsel. Benda redeneert, en daar laat hij zich op voorstaan, als een seculiere gelovige.
Hoe ze er ook vergroeid mee zijn, westerlingen kunnen democratie niet voor lief nemen, waarschuwt hoogleraar geschiedenis Timothy Snyder. Lees ook: âOnze democratie is niet meer vanzelfsprekend.â
Juist ten opzichte van de politiek kan zoân houding, die om haar eigenzinnige rechtlijnigheid onwillekeurig ook een zekere bewondering afdwingt, rampzalig uitpakken. Omdat zij nooit rekening houdt met de wezenlijke complexiteit der dingen, omdat zij altijd in extremen denkt en uitgaat van heldere maar in werkelijkheid meestal troebele tegenstellingen. En omdat zij onder alle omstandigheden overtuigd blijft van het eigen onwankelbare gelijk. Wie Bendaâs âevidenteâ zonden serieus neemt, zou daarom de ideale intellectueel ook anders kunnen definiĂ«ren: niet als een politieke moralist door dik en dun, maar als een matigend tegenwicht in het zo vaak hysterische vormen aannemende politieke en publieke debat. Ook een democratie heeft bezonnenheid nodig.
Intellectuelen die dit te weinig vinden, verwijs ik graag naar de passage in Un rĂ©gulier dans le siĂšcle, waar Benda â opeens bijna gematigd â de bekentenis doet dat het hem nooit erom te doen was geweest âde wereld te reddenâ. Het enige wat hij had willen redden was de âeer van de klerkâ. Dat is nu, niet minder dan toen, al moeilijk genoeg.
—
Eerder verschenen in NRC Handelsblad
Lees ook een eerder essay van Arnold Heumakers over Julien Benda