"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het verslag van Brodeck

Zaterdag, 19 november, 2016

Geschreven door: Philippe Claudel
Artikel door: Jannie Trouwborst

Het verdriet van de ander

Brodeck heeft er niet om gevraagd. Hij is door zijn dorpsgenoten uitgekozen om een verslag te schrijven over de ‘Anderer’, een vreemdeling die enkele maanden eerder in het dorp is komen wonen. Details zijn niet nodig, de feiten zijn genoeg. Zolang maar duidelijk wordt dat de dood van de vreemdeling onvermijdelijk was. Brodeck ontdekt al snel meer dan hij ooit kwijt zal kunnen in het verslag. Al schrijvende wordt hij overspoeld door herinneringen. Hij besluit naast het officiële verslag een persoonlijk document bij te houden. Intussen hoort hij steeds meer gedempte stemmen, die hem doen inzien dat hij zelf misschien ook niet zo thuis is onder zijn dorpsgenoten als hij tot dan toe had gedacht.

[Recensie] Brodeck richt zich direct tot ons: “Mijn naam is Brodeck en ik heb er niets mee te maken. Laat dat duidelijk zijn”. Het verhaal dat wij vervolgens te lezen krijgen, is zijn persoonlijke verslag. Een belangrijk deel daarvan bestaat uit zijn herinneringen. Het geeft ons een onthutsend beeld van het verloop van zijn leven. Daarbinnen is hij bezig met het onderzoek voor het verslag waar zijn dorpsgenoten om vroegen, maar voor hem is dat minder belangrijk. Hij begrijpt dat hij voorzichtig moet zijn met wat hij opschrijft en heeft zo zijn eigen gedachten over de gebeurtenissen. De gesprekken die hij met de dorpsbewoners heeft over de ‘Ereigniës’ (dat wat gebeurd is) komen wel ter sprake in het boek, maar wat hij daarover in het feitelijke verslag schrijft, weten we niet. Zo krijgt de titel Het Verslag van Brodeck een dubbele bodem.

Tijdens het schrijven springt het verhaal heen en weer tussen zijn bevindingen nu en wat hem in het leven is overkomen. Puur associatief en daardoor niet altijd chronologisch. Nergens noemt Claudel plaatsnamen of jaartallen, invullen laat hij aan de lezer over. Dat geeft ruimte voor eigen conclusies, maar doet je meteen beseffen dat de gruwelijke verhalen van wat mensen elkaar aan kunnen doen, zeker als ze gezamenlijk optrekken en elkaar ophitsen, van alle tijden en alle streken zijn. Net als het trachten te redden van je eigen hachje, waaraan ook hij zich eenmaal heeft schuldig gemaakt en waar hij nog altijd onder lijdt.

Bijna niemand in het verhaal krijgt een normale naam: het zijn allemaal bijnamen die karaktereigenschappen suggereren en de gedetailleerde fysieke omschrijvingen vormen karikaturen. Alleen zijn vrouw Emélia , dochtertje Poupchette en de oude Fédorine worden bij naam genoemd en liefdevol omschreven. Het verhaal is gruwelijk, somber, maar ook poëtisch, teder. Het is realistisch en magisch, troosteloos en hoopvol. Je wordt als lezer heen en weer geslingerd, zoals Brodeck heen en weer geslingerd wordt bij het opdiepen en noteren van zijn herinneringen.

Boekenkrant

Kristallnacht

Een reconstructie van wat het leven Brodeck bracht, is niet zo ingewikkeld. Hij is een jochie van 4 als hij tijdens WO I op de puinhopen van een verwoeste stad wordt gevonden door een oude vrouw: Fédorine, zijn ouders zijn dood. Ze neemt hem mee en zal altijd voor hem blijven zorgen, er is een sterke, liefdevolle band tussen beiden. Ze komen te wonen in het dorp (ergens in Elzas/Lotharingen) waar het drama, waarover Brodeck verslag moet doen, zich afspeelt. Hij is ooit door zijn dorpsgenoten naar de stad gestuurd, om als een van de weinigen te studeren om van nut te zijn voor de rest van het dorp. Tijdens zijn studie leert hij Emélia kennen, maar hij moet samen met haar terug naar het dorp vluchten vanwege de Kristallnacht: ook hij wordt aangevallen. WO II is een feit en zijn dorp wordt door de Duitsers ingenomen. Hij wordt als Jood aangegeven, opgepakt en naar een concentratiekamp gestuurd waar hem de vreselijkste dingen overkomen en hij getuige is van de afschuwelijke daden waartoe mensen in staat zijn. Hij overleeft en keert naar huis terug. Het is de liefde voor zijn vrouw die hem door alle vernederingen en kwellingen heeft heen gesleept. Niemand had hem terug verwacht, hij krijgt signalen dat zijn vrouw door zowel door de Duitsers als de dorpelingen misbruikt is. Poupchette kan niet van hem zijn, maar hij houdt zielsveel van haar en van zijn vrouw die door alle gebeurtenissen niet meer spreekt, alleen nog neuriet. En van Fédorine. Gelukkig zijn met deze drie mensen is voor hem belangrijker dan terugkijken naar alles wat hem is aangedaan.

Dan komt er een vreemdeling naar het dorp en vraagt onderdak in de herberg. Hij heeft een ezel en een paard bij zich en kleedt zich anders, heeft een vreemde haardracht (zwarte, lange krullen). Niemand kent zijn naam. Hij is heel vriendelijk, dwaalt door het dorp en de omgeving, schrijft en tekent in een notitieboekje. De aanvankelijke nieuwsgierigheid van de dorpsbewoners verandert langzamerhand in achterdocht, angst en afwijzing. En uiteindelijk in razernij en moordlust.

De Anderer, zoals Brodeck hem noemt, nodigt iedereen uit in de herberg om de tentoonstelling van zijn tekeningen en schilderijen te bekijken. Ze lijken onschuldig, maar wie beter kijkt, ziet dat hij hen een spiegel voor houdt: hun misdaden en slechte eigenschappen zijn aan de portretten af te lezen, de landschappen tonen de plekken waar door hun schuld vreselijke dingen gebeurden. Ze zijn behoorlijk dronken en opgefokt, als ze besluiten dat deze vreemdeling moet sterven. Ze vernielen de kunstwerken. De volgende dag doden ze zijn geliefde ezel en paard. Hij is ontroostbaar. Maar dat is niet genoeg.
Brodeck stapt de herberg binnen, als de moord net heeft plaatsgevonden. Ze willen dat hij in zijn verslag duidelijk maakt, dat zij niet schuldig zijn, dat het niet anders kon, dat deze vreemdeling wel moest sterven. Als hij het officiële verslag af heeft, begrijpt Brodeck dat hij hier niet kan blijven. Hij vertrekt uit het dorp, heel vroeg in de morgen, samen met de drie mensen waar hij het meest van houdt: Emélia, Poupchette en Fédorine.

Jezus

Elke interpretatie is juist, het is aan de lezer, zegt Claudel in een interview. Mij bekruipt evenwel het gevoel dat er zoveel meer in dit boek zit, dan ik kan vermoeden, meer dan de hierboven simpelweg ingevulde feiten. En dat het me daarom zo enorm aangreep, in verwarring bracht en tot denken aanzette.
Symboliek, spiegeling, metaforen, het verhaal zit er vol mee. De herberg, de vreemdeling, de ezel en het paard? Verwijzingen naar Jezus? De Anderer die bij zijn dood alle schuld van de dorpsbewoners op zich neemt, zodat er vergeten kan worden wat ze misdaan hebben? Bij zijn vertrek heeft Brodeck het gevoel alsof alles achter hem van de aardbodem verdwijnt. Een verwijzing naar: doe wel en zie niet om? Een sterke boodschap is ook: liefde overwint alles, haat en wraak leiden nergens toe.

Op een kar kwam het kind Brodeck naar het dorp, met diezelfde kar vertrekt hij weer: de altijd dwalende Jood, nergens veilig. Zich afvragend: “Misschien ben ik wel nergens meer. Misschien ben ik uit de geschiedenis gestapt. Misschien is de tijd der fabelen wel aangebroken en ben ik de reiziger uit die fabel wel.”
Een fabel: een verzonnen, moraliserende vertelling. Ook ons wordt een spiegel voorgehouden. Lees het verhaal van de reiziger uit deze fabel en word je bewust van wat er om je heen gebeurt, nog steeds. “Ik heet Brodeck. In godsnaam, onthoud het. Brodeck”.

Voor het eerste in deze vorm verschenen op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur:

De boom in het land van de Toraja

Onmenselijk

Archipel van de hond

Archipel van de hond