"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het verstoorde leven

Zondag, 21 februari, 2021

Geschreven door: Etty Hillesum
Artikel door: Evert van der Veen

Persoonlijk dagboek in oorlogstijd

[Recensie] Etty Hillesum werkte in de Tweede Wereldoorlog voor de Joodsche Raad en stond later mensen bij in concentratiekamp Westerbork. Van hieruit werd zij in 1943 naar Auschwitz getransporteerd waar zij werd omgebracht. Haar dagboek Het verstoorde leven verscheen voor het eerst in 1981 in onze taal en dit jaar is de 39e druk uitgekomen. Alleen al daaruit blijkt dat het boek een klassieker is geworden en dat in betrekkelijk korte tijd.

Het voorziet dus in een behoefte en spreekt mensen aan. Etty wordt door iemand een ‘lichtende persoonlijkheid’ genoemd. Opvallend en het meest indrukwekkend in dit boek is haar houding tegenover de Duitse bezetter, de oorlogssituatie en de toenemende bedreiging van haar eigen levenssituatie. Zij koestert geen haat want “Haat ligt niet in mijn karakter. Zou ik in deze tijd zover komen, dat ik werkelijk ging haten, dan zou ik geblesseerd zijn in m’n ziel en moeten trachten zo gauw mogelijk genezing te vinden”, (p. 9).

De oorlog speelt aanvankelijk geen rol in haar dagboek dat in die periode vooral getuigt van haar diepe liefde voor een man die zij S. noemt. Het zijn – zeker voor die tijd – tamelijk erotisch getinte passages. Aardig om te lezen maar zij geven – althans voor mij – dit boek niet die bijzondere betekenis die er tegenwoordig aan wordt gegeven.

Dat is toch vooral haar diepe religieuze overtuiging, die voor die tijd niet traditioneel is te noemen en ook nu nog eigentijds klinkt. Wat zij zegt, is ook vandaag voor velen een vertolking van hun geloofsbeleving en godsbeeld. Zij ontdekt en erkent dat ze religieus is en zij voelt zich in alles van God afhankelijk en in de verschrikkingen van die tijd in God geborgen.

Boekenkrant

Toch kent zij ook haar twijfels: “In de grond vind ik het leven toch een grote lijdensweg en alle mensen maar ongelukkige wezens…” (p.72–73). Hier klinkt zelfs een diepe ondertoon van melancholie. Dat gevoel komt later in het boek niet meer voor, dan klinkt steeds meer dankbaarheid voor het leven in al zijn gebrokenheid. Een gevoel dat niet iedereen haar in zijn of haar persoonlijke omstandigheden altijd zo gemakkelijk zal kunnen nazeggen.

Etty denkt na over woorden uit de bijbel, kent de bijbel ook getuige diverse passages die zijn aanhaalt. Zij is overigens zeer belezen zoals uit talloze literaire verwijzingen blijkt.

Gaandeweg komt de context van de oorlog meer naar voren en worden de schaduwen van de tijd waarin zij leeft steeds hoorbaarder wanneer ze schrijft over Duitse maatregelen die de Joden treffen. Ook in haar boek klinkt de Holocaust door: “Het laatste bericht is, dat alle joden uit Holland weggetransporteerd zullen worden, via Drenthe naar Polen. En de Engelse zender zei, dat er sinds verleden jaar april 700 000 joden zijn omgekomen…” (p.122).

Etty aanvaardt het lijden van de tijd en vindt dat dit tot het leven behoort. Ook de dood ziet zij open onder ogen:

“Het klinkt bijna paradoxaal: door de dood buiten zijn leven te sluiten, leeft men niet een volledig leven en door de binnen zijn leven op te nemen, verruimt en verrijkt men zijn leven”, (p.129).

Dat zijn diepe en voor menigeen ook wel prikkelende gedachten. Tot aan de huidige crisis meenden wij – in het algemeen gesproken – dat wij aardig grip hadden op ons leven en de omstandigheden. Alles leek maakbaar en planbaar. De huidige crisis waarin wij sinds vorig jaar verkeren, heeft die menselijke overmoedigheid doen wankelen en misschien is dat op zichzelf ook niet zo erg.

Zij beleeft haar omgang met God als zeer vertrouwelijk en getuigt daar in gemoedelijk klinkende bewoordingen van en spreekt vaak over ‘mijn God’ waaruit een zekere vertrouwelijkheid klinkt. Etty wil God te hulp komen want “…dit éne wordt me steeds duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen wij onszelf”, (p. 155). Het is de gedachte van de machteloze God die na de oorlog steeds meer ingang heeft gevonden. God die in en door mensen aanwezig wil zijn in de wereld. God staat niet langer op een hoog voetstuk, Hij is niet meer ongenaakbaar in zijn ontzagwekkende en soms ook afschrikwekkende macht. God krijgt menselijke trekken, wordt bijna aan ons gelijk. Toch blijft God ook wel weer onze meerdere tot wie mensen zich richten in hun gebed zoals Etty zegt: “Het enige menswaardige gebaar, dat ons mensen nog gebleven is in deze tijd: het knielen voor God”, (p.167).

Het zijn intrigerende gedachten die Etty in haar dagboek vertolkt, theologisch was zij haar tijd ver vooruit en haar beleving doet zeer eigentijds aan. Het is met name dit spirituele aspect dat dit dagboek z’n blijvende waarde geeft.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles