"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het volk in de grot

Zondag, 15 april, 2018

Geschreven door: René ten Bos
Artikel door: Marnix Verplancke

“Je moet er toch niet aan denken dat we alleen maar filosofen zouden hebben?”

Precies een jaar geleden werd René ten Bos de Nederlandse denker des vaderlands. De perfecte functie om het volk te verheffen, zou je zo denken, maar nee dus. Ten Bos schreef een boek waarin hij juist aantoont dat die verheffing alleen maar miserie oplevert: “We zitten allemaal in onze bubbel,” zegt hij, “en we zitten daar goed”.

[Interview] “Ik ben de zoon van een Twentse textielarbeider en steeds weer wezen mijn ouders me daarop, dat ik uit het volk kwam en altijd tot het volk moest blijven behoren. ‘Als je maar weet waar je vandaan komt,’ zei mijn moeder op haar sterfbed. Ik ben nu hoogleraar filosofie en (hij fluit als een bouwvakker naar een mooie meid) denker des vaderlands, maar dat ben ik toch niet altijd? Wanneer ik in mijn stamcafé kom, zit ik het liefst met de andere jongens over voetbal te praten.” Over dit volk schreef René ten Bos een boek waarin hij ervoor pleit het vooral zichzelf te laten zijn. Uitgangspunt van zijn betoog is Plato’s beroemde allegorie van de grot. Wij mensen liggen allemaal geketend in een donkere grot, gaat het verhaal, en we zien de realiteit niet. Achter ons brandt een groot vuur en worden de ware objecten van de wereld heen en weer gedragen. Wij zien deze niet, maar alleen de schaduw die ze werpen op de wand voor ons. Socrates weet te ontsnappen uit zijn ketenen, vlucht naar buiten, leert de waarheid kennen en keert terug om ook de andere mensen te overhalen, maar wat blijkt? “Krijg toch de klere, zeggen ze,” aldus ten Bos, “en daar hebben ze groot gelijk in.”

Heeft de filosoof dan niet de taak om het volk te verheffen?

“Ik heb me altijd verbaasd over verheffingsfantasieën, want daar zitten allerlei haken en ogen aan. Waarom is het volk zo weifelend en hardleers, en wil het de waarheid niet zomaar accepteren? Omdat Socrates kennis meebrengt over de astronomie. Daar hebben gewone mensen toch niets aan? Die willen wijn en brood leren maken en denken na over het alledaagse politieke gekrakeel. In feite heb je twee Socratessen bij Plato. De ene wil verheffen, en de waarheid van buitenaf opleggen, terwijl de tweede in de anamnese gelooft, de theorie dat de kennis in de mens zelf zit en deze zich die moet herinneren. In Meno beschrijft Plato bijvoorbeeld hoe Socrates een slavenjongetje een moeilijke som laat oplossen door in hem de kennis te laten ontwaken die daar lag te sluimeren. Dit is niet Socrates de verheffer, maar Socrates de verloskundige. Die is afwezig in de allegorie van de grot, en ik vraag me af waarom. Het heeft allemaal met menselijke waardigheid te maken en het idee dat iedereen wel een talent heeft dat tot ontwikkeling kan worden gebracht. Dan krijg je dus een heel andere educatieve filosofie, waarin vertrouwen in plaats van wantrouwen centraal staat.”

Wandelmagazine

Maar dat is toch ook verheffing?

“Natuurlijk, ik zeg ook niet dat verheffing per definitie slecht is, maar moet die de vorm hebben van het klassieke Bildungsideaal? Moeten we echt terug naar de 18e-eeuwse Duitse kostscholen waar je Goethe in je kop moest stampen? Mijn vrouw geeft les in een school voor bijzonder lager onderwijs. Zij kan je vertellen hoe moeilijk het is om kinderen iets te laten oppikken en hoe wreed het is om hen naar school te sturen, omdat het wilde, anarchische proces dat leren uiteindelijk is, er ingebed en lam gemaakt wordt. Hetzelfde geldt voor asielzoekers. Die moeten inburgeren, wat betekent dat het opeens heel erg waardevol voor hen is om te weten wie Willem van Oranje was. Verheffing is dus pijniging en dat benadrukt Plato ook. Wanneer Socrates zijn ketenen afwerpt doet het overal zeer. Verheffen is dus op zich niet goed, al ben ik natuurlijk wel een wandelende contradictie omdat ik studenten probeer te enthousiasmeren voor iets. Ik moest op school ooit Klaaglied om Agnes van Marnix Gijsen lezen. Loodzwaar en archaïsch vond ik het en dat zei ik ook tegen de leraar. Daarop toonde hij mij een interview waarin Gijsen gevraagd werd waarom zijn boeken zo moeilijk leesbaar waren en deze het briljante antwoord gaf: ‘Ik schrijf niet voor boeren.’ Dus heb ik het gelezen en uiteindelijk was het nog best goed ook.”

Zit achter de verheffing ook geen politiek ideaal? Zij maakt van ons tot echte burgers die actief kunnen zijn in de democratie?

“Steeds weer hoor je filosofen beweren dat waarheid nodig is voor het functioneren van de mens in de democratische samenleving. Ik ben daar niet zeker van. Misschien is die waarheid wel overschat. Ik kan me hele stabiele samenlevingen herinneren die op illusie waren gebaseerd. De Romeinse heersers bestudeerden de ingewanden van vogels bij het uitstippelen van hun politieke koers. Wij vinden dat vandaag pure onzin, maar het zorgde wel voor duizend jaar stabiliteit. Macht heeft twee kanten. Er is de macht van de heerschappij, die zijn tanden in het vlees van het volk zet en het straft wanneer het niet wil deugen en de macht als heerlijkheid. Dat is de gouden koets en de schijn van de livreiknechten. Het zou heel dom zijn te denken dat de macht alleen via de heerschappij tot stand moet komen, want tanden veroorzaken pijn in het vlees. Vanuit het volk gezien is macht op basis van heerlijkheid veel beter. Kijk naar mijn moeder, die een abonnement had op Story, zich veel liever aan de foto’s van koningen zat te vergapen dan ze naar de politie keek die opstanden van textielarbeiders neersloeg. Uiteindelijk noemde ze mijn zus zelfs naar de Belgische koningin Astrid. Dat is toch leuk?”

Verheffing zorgt toch ook voor een betere baan en daardoor een beter leven?

“Het resultaat van dergelijk denken is dat we vandaag met veel te veel hoog opgeleiden zitten. De samenleving schreeuwt om loodgieters. Er moet een intellectuele taakverdeling zijn in de maatschappij. Je moet er toch niet aan denken dat we alleen maar filosofen zouden hebben? Dat zou een rem zijn op de verheffing. Plato was zich heel goed bewust van de intellectuele taakverdeling in de maatschappij en zijn oplossing was eenvoudig. De bewakers moesten erop toezien dat iedereen net datgene deed waarin hij goed was, niet meer en niet minder. Een schoenmaker moet dus vooral schoenmaker blijven en geen directeur van een schoenfabriek willen worden. Dan krijg je maatschappelijke instabiliteit. Plato’s allegorie van de grot staat niet toevallig in De staat, de dialoog over de ideale samenlevingsvorm. In feite stond hij bijzonder cynisch tegenover de gedachte dat iedereen verheven kon worden. Je diende je plaats te kennen en echte verheffing was er alleen voor de elite.”

Het dedain voor het volk?

“Het idee dat je het volk als politicus niet moet representeren, maar dat je het voor je kar moet spannen is inderdaad al eeuwenoud. Laat het voor je roepen en maak gebruik van hun geroep, maar jij bepaalt waar het heen gaat. Dat is wat Carl Schmitt schreef, en wat de Thierry Baudets van deze wereld denken. Daar moeten we tegengas tegen geven en dus zeker niet denken dat de mensen die voor Wilders of Trump stemmen volks zijn. Er is een verschuiving gekomen in ons oordeel over volk en elite. Vroeger bestond de elite uit de kakkertjes. Geert Wilders, dat was elite. Mijn vader zag dat meteen. ‘Directeurszoontje,’ zei hij over Wilders, ‘kun je niet vertrouwen.’ Thierry Baudet had hij wellicht een charlatan gevonden. Dat was nog de tijd dat het volk uit het juiste hout gesneden was en onmiddellijk begreep hoe de vork aan de steel zat. Voor mij als kind bestond de elite uit de mensen aan wie je de balletjes teruggaf die zij van het golfterrein af hadden geslagen. Voor ieder balletje kreeg je dan een dubbeltje. Vandaag rekent men iedereen met een academische opleiding tot die elite. En het volk is een raar woord geworden, met heel veel associaties, insluitend en uitsluitend tegelijk. Enerzijds zijn we allemaal het volk. Stel dat er oorlog komt met de Russen, dan behoren we allemaal tot het volk, maar tot het ongure volk van die of die wijk willen we absoluut niet gerekend worden. Anderzijds staat het zo goed om het volk te claimen. Kijk naar de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. Als er één partij is die bij uitstek geen volkspartij is, zal het die VVD wel zijn. Of de Volkskrant, de krant die absoluut niet door het volk wordt gelezen.”

Is de hedendaagse journalistiek dan wel goed bezig?

“De vraag is of je als journalist loyaal moet zijn aan mensen of aan de waarheid. Of stuw je de waarheid in de richting van die mensen? Ik denk dat vandaag de loyaliteit ten opzichte van de mensen groter is dan die ten opzichte van de waarheid. Je kan dat rottig vinden, maar het is wel zo. In Scandinavië bedrijft men ‘constructieve journalistiek’, waarbij de journalist niet alleen feiten verzamelt, maar ook oplossingen aandraagt en therapeutisch werkt voor het publiek. Hij zorgt er dan voor dat mensen zich verbonden en betrokken gaan voelen. Dat waait ongetwijfeld naar hier over, als het nog niet gebeurd is. Het volk heeft het volste recht om de waarheid naast zich neer te leggen. Ik hoef ook niet altijd alles te weten. Ik lees geen Story, en mijn moeder deed dat wel. Daar is toch niets mis mee? Zo creëert ieder zijn eigen bubbeltje. Het is heel belangrijk om te beseffen dat we dat allemaal doen en dus niet gaan beweren dat die anderen in hun bubbel zitten en gek zijn, maar wij niet, want wij kennen de waarheid.”

Als ieder in zijn bubbel zit, hoe vorm je dan een maatschappij?

“Ik vind het idee van een G 1000 van David Van Reybrouck heel vruchtbaar. Hij haalt Socrates binnen als een verloskundige: de mens moet zich de waarheid herinneren die diep in hemzelf verborgen zit. Als je dus een heleboel mensen van allerlei slag bij elkaar zet, komt daar wel wat uit. Ook als je de grootste proleet even serieus laat nadenken over het klimaatvraagstuk, zal hij de goede beslissing nemen, misschien wel een betere dan die verhoffen universitairen van tegenwoordig. Ik was onlangs bij een duurzaamheidsavond. Zat daar zo’n stel jongens melige duurzaamheidsliedjes te tokkelen op hun gitaar. Ik hoor ze het nog zo zeggen: ‘We moeten duurzaam omgaan met de natuur, maar het moet wel plezierig blijven.’ Ecologie is niet plezierig. Ecologie is klote. Dat moet de boodschap zijn. Op conferenties ben ik wel eens van die jonge meisjes tegengekomen met korte rokjes en een t-shirt met daarop ‘Sustainability is sexy’. Als duurzaamheid nu echt iets niet is, zal het wel sexy zijn toch? ‘Sustainability sucks’, dat zouden ze op hun t-shirt moeten zetten.”

Duurzaamheid is toch ieders bekommernis vandaag?

“Tegen duurzaamheid kun je inderdaad niet zoveel hebben, maar het is ook heel moeilijk om er enthousiast over te zijn. Als iedereen ervoor is, wat is het dan? Is het dan opium voor de massa, die ons in staat stelt met een goed geweten de planeet verder naar de verdommenis te helpen, zoals Slavoj Zizek zegt? Duurzaamheid is als concept ook nauwelijks veranderd de voorbije decennia, waaruit blijkt dat het wel massaal omarmd is, maar dat er weinig over nagedacht wordt. En toch is het al een bijzonder oud concept. Ik denk dat het voor het eerst in Duitsland opdook, in de zestiende eeuw, bij Gregor Bauer, beter bekend als Agricola, onder de noemer nachhaltigkeit. Hij was een van de eerste geologen en hij wist bijzonder goed dat mijnbouw tot het afsterven van de bossen leidde. Zelfs Plato heeft al een passage over vissers die bedwelmende plantaardige oliën in zee gieten om er vissen mee te vergiftigen. Ik weet niet of het uit ecologisch standpunt was, maar Plato had een ontzettende hekel aan vissers. Hij vond vissen een laffe manier van jagen. Een klassiek filosofisch concept is de ataraxia, de gelijkmoedigheid van geest en wereld. Het komt er dus niet op aan alles in  jezelf tot rust en bedaren te brengen. Nee, als de wereld complex is, moet je die beantwoorden met een complexiteit in je denken. Dat is volgens mij de kern van het ecologisch denken, en dat heeft niets te maken met jezelf zo fantastisch vinden omdat je o zo goed bezig bent.”

Ook op dat vlak hebben we nood aan wat volkse bescheidenheid?

“Precies. Vandaar dat ik heel erg geïnteresseerd ben in plekken waar het volk geen ongelijkheid tolereert. Samen met de andere ouders kijkend naar de voetballende kinderen is er geen verschil tussen de terreinknecht en de hoogleraar, net zo min als in de file. In het cultuurcafé op de campus moet ik netjes zoals de studenten in de rij staan. Vorige week was ik in de zevende hemel omwille van een mooie recensie in Le Figaro en het vooruitzicht dat nog meer boeken van me in het Frans vertaald zouden worden. God jong, dacht ik, wat ben jij toch succesvol bezig. Tot ik de jampot niet open kreeg, mijn zoon die nooit een boek leest hem met gemak voor me opendraaide en zei: ‘Dit verkruimelt jouw ego, pa.’ Stond ik meteen weer met beide beentjes op de grond.”

Eerder verschenen in De Morgen