"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het vuur van de vrijheid

Zondag, 15 mei, 2022

Geschreven door: Wolfram Eilenberger
Artikel door: Marnix Verplancke

Wolfram Eilenberger over Weil, De Beauvoir, Rand en Arendt

[Interview] “Laat ons niet vergeten dat Europa niet is onderworpen door horden die van een ander continent of van Mars kwamen, en dat het niet voldoende zou zijn om ze te verjagen,” schreef Simone Weil in februari 1943 in een brief aan de leiding van de Franse Résistance, “Europa lijdt aan een innerlijke ziekte. Het behoeft genezing.” Of de heren verzetslieden veel aandacht besteedden aan haar brief is niet geweten. Wellicht vonden ze dat ze niet veel aankonden met haar idee van een ziek Europa. Zij wilden die nazi’s buiten, en hoe eerder hoe liever. Wie ongetwijfeld wel oren gehad zouden hebben naar haar woorden waren een aantal vrouwelijke collega-filosofen, toont de Duitse Wolfram Eilenberger in zijn nieuwste boek, maar of ze het eens geweest zouden zijn met Weils remedie, een spirituele terugkeer naar de wijsheid van de Oude Grieken en het vroege Christendom is hoogst betwijfelbaar.
In Het vuur van de vrijheid volgt Eilenberger vier filosofes tussen 1933 en 1943. Er hing verandering in de lucht, en het zou geen positieve verandering worden, wisten Simone Weil (1909 – 1943), Simone de Beauvoir (1908 – 1986), Hannah Arendt (1906 – 1975) en Ayn Rand (1905 – 1982). Weil vluchtte naar Londen, waar ze een commando ziekenverpleegsters wou oprichten dat aan het front werkzaam zou zijn en niet een eind achter de linies zoals gewoonlijk. Zelfmoord, oordeelde de legerleiding afkeurend, waarna de filosofe steeds verder de mystieke weg opging, zich vrijwillig uithongerde uit protest tegen de oorlog en uiteindelijk op haar 34e stierf. De Beauvoir bleef in Frankrijk en experimenteerde samen met haar levenslange partner Jean Paul Sartre met de vrije liefde. Samen met drie jongeren vormden ze een ‘gezin’, en ervoer de filosofe dat vrijheid meer is dan militaire bevrijding. Je kunt pas echt vrij zijn wanneer de anderen dat ook zijn, schreef ze. Ook Arendt ging op de vlucht, naar New York, waar ze zich inzette voor de terugkeer van de joden naar Palestina, en waar ze net als Weil tot de conclusie kwam dat de Holocaust diep ingebakken zat in de Europese cultuur. Ze zou er later The Origins of Totalitarianism over schrijven. En dan is er nog Ayn Rand, de dochter van een apotheker uit Sint-Petersburg die na de Russische revolutie op de loop ging, net als Arendt in New York belandde en daar de bijbel van het libertarisme schreef, The Fountainhead, haar ode aan het eigenzinnige individu dat zich niet door de wereld – of door de sovjets en de nazi’s – wil laten knechten.
Het thema dat de vier verbindt moge duidelijk zijn: vrijheid. Ze benaderen het concept elk vanuit een andere hoek, stellen andere vragen en geven andere antwoorden en tonen hoe ongelooflijk rijk en divers de filosofie wel kan zijn. “Er zijn drie mogelijke antwoorden op de vraag welke invloed het bestaan van anderen op mijn vrijheid heeft,” legt Eilenberger uit wanneer we hem in Amsterdam ontmoeten. “Er is de vraag van de liefde, omdat die ons enerzijds in staat stelt om vrij te zijn, maar onze ziel tezelfdertijd dreigt op te sluiten. Er zit dus ambivalentie in die liefde, net zoals er ambivalentie zit in het feit dat ik tot een gemeenschap behoor waar ik niet voor heb gekozen, zoals joods of vrouw zijn bijvoorbeeld, maar waarmee ik wel geïdentificeerd word en die me beperkingen oplegt. En dan is er de vraag van de staat die me enerzijds vrijheid garandeert, maar in donkere totalitaire tijden die vrijheid ook wegneemt. Wij voelden nooit de kille hand van de staat die ingrijpt in ons privéleven en ons beperkt in onze mogelijkheden tot corona uitbrak en we opeens beseften dat een staat werkelijk onze vrijheid kan inperken. Dat voelden die vier vrouwen ook.’ 

Een paar jaar geleden schreef Eilenberger al een gelijkaardig boek, over vier mannelijke filosofen, Walter Benjamin, Ernst Cassirer, Martin Heidegger en Ludwig Wittgenstein. Het speelde net na het einde van WO I, en heette Het tijdperk van de tovenaars. Het eindigde met een discussie tussen Cassirer en Heidegger over de toekomst van Europa. We moeten de maatschappelijke angst verdrijven, zei de een, en streven naar rationaliteit en kalmte, terwijl de ander het de taak van de filosoof vond om net doorheen die angst te gaan en te kijken waar die de mens bracht. Inmiddels weten we dat natuurlijk, en het waren Arendt, Weil, de Beauvoir en Rand die dat aan den lijve ondervonden. ‘Er is inderdaad een continuïteit tussen die twee boeken,’ aldus Eilenberger, ‘en niet alleen omdat Hannah Arendt de leerlinge en maîtresse van Heidegger was en heel erg beïnvloed werd door Walter Benjamin. Filosofen reageren altijd op degenen die voor hen komen en dit in het licht van een veranderende wereld. Maar hun situatie was tegelijk ook anders. Zij verkeerden in een positie van drievoudige marginalisatie. Drie van de vier waren joods, het waren intellectuelen en het waren vrouwen. Dat maakt dat zij het veel moeilijker hadden dan de vier mannen uit mijn vorige boek.”

Wat opvalt is dat zij hun filosofie leefden. Het waren geen academici die ’s avonds naar huis gingen en stopten met denken.

Eilenberger: “Absoluut. Zo moet filosofie ook zijn, denk ik, een manier om je leven te leiden, of om filosofisch te existeren, zoals Wittgenstein het zei. Dat maar weinig filosofen dit ook echt doen komt wellicht doordat het een radicaal leven impliceert. De vier vrouwen waar ik over schrijf, waren geen aangenaam gezelschap. Ze waren niet sympathiek en goed overkomen was iets waar ze niet echt in deden. Simone Weil ging daar misschien het verst in, met haar uiteindelijke weigering om nog langer te eten. Wanneer je vandaag de populaire filosofie bekijkt, zie je niet veel anders dan een lauw advies om een betekenisvol leven te leiden. Voor hen kwam het er echter op aan moedig te zijn. Soms zie ik hen als diamanten, hoe meer kracht er op hen uitgeoefend werd, hoe helder ze werden.”

Foodlog

Hoe belangrijk was intellectuele onafhankelijkheid voor hen?

Eilenberger: “Van fundamenteel belang, omdat het hun manier was om vrij te zijn. Ze wilden trouwens ook als vrouw onafhankelijk zijn, en daar moest je toen voor vechten. Simone de Beauvoir heeft zich hevig verzet tegen het idee, de verwachtingen en de beperkingen van een gezin. Als de vier al een man hadden, dan speelden zij de eerste viool. Maar tezelfdertijd dachten ze ook na over de wijze waarop hun vrijheid groter kon worden door zich aan een ander te geven. De ander was dus geen bedreiging waarvan je je moest afsluiten, maar ook een manier om de persoonlijke vrijheid te vergroten. Ayn Rand beweerde dat vrijheid betekende verlost te zijn van de anderen, terwijl de Beauvoir ongetwijfeld gezegd zou hebben dat vrijheid juist bestaat uit het onafhankelijk zijn samen met anderen. Simone Weil zou dan weer gezegd hebben dat vrijheid om het loskomen van zichzelf draait. Dat deze vrouwen daar over nadachten in het begin van WO II zegt veel. Ik krijg wel eens de kritiek dat ik in mijn boeken beweer dat je een goed filosoof zou worden door extreme ervaringen op te doen. Maar dat is natuurlijk ook zo. Dat er vandaag nog maar weinig interessante filosofie voortgebracht wordt heeft daar volgens mij veel mee te maken. De urgentie is er niet meer, net zo min als de existentiële noodzaak. Filosofie moet je niet vanuit je luie ligstoel bedrijven. Ik wil hier geen pleidooi houden voor een nieuwe oorlog, maar zonder existentiële nood wordt er geen goede kunst geproduceerd, en zeker geen goede filosofie. We waren nooit eerder zo vrij als tijdens de oorlog, zeiden Sartre en de Beauvoir in 1944, en ik ben er zeker van dat na de huidige oorlog in Oekraïne ook daar heel wat mensen dat zullen zeggen. Op zo’n moment is de intensiteit van je leven heel groot en betekenen de mensen om je heen uitzonderlijk veel. Het was verschrikkelijk zullen ze zeggen, maar ik ben blij dat ik het heb meegemaakt.”

In extreme situaties kom je te weten wie je bent?

Eilenberger: “Je zal inderdaad een facet van jezelf leren kennen, maar of dat je ware zelf is, weet ik niet.”

Welk weerwerk kan de filosofie bieden tegen de oorlog?

Eilenberger: “Simone Weil schreef over de oorlog en zei dat het belangrijk was om de betekenis van woorden klaar en duidelijk af te bakenen. De meeste woorden waar we voor vechten zijn leeg, zei ze, zoals natie, communisme en fascisme. Die woorden zijn als Helena, de vrouw waarover de Trojaanse oorlogen uitgevochten werden, maar die niemand ooit heeft gezien. Het ondervragen van die woorden, aldus Weil, is een activiteit die levens kan redden. Ik denk dat we daar vandaag ook veel aan zouden hebben. Er wordt wel eens gezegd dat de waarheid het eerste slachtoffer van een oorlog is. Dat klopt niet volgens mij, het is de wil en de mogelijkheid om een verschil te maken en om anders dan de anderen te denken. Ik zie daar een taak weggelegd voor de filosofen van vandaag.”

Is Ayn Rand geen vreemde eend in de bijt? De andere drie lijken me sociaal bewogen, terwijl zij toch opkwam voor het brute egoïsme?

Eilenberger: “Ze wordt altijd neergezet als de verdedigster van het ruwe kapitalisme, maar dat was zij in feite niet. Zij kwam op voor het persoonlijk initiatief, voor de eer en de waardering van de creativiteit. Voor haar ging daar een groot gevoel voor ethiek mee gepaard, dat je je als mens niet mag laten knechten en dat je de ander daar ook niet toe mag verplichten. Links Europa heeft de voorbije halve eeuw een karikatuur gemaakt van Rand en wat me daarbij opvalt is dat degenen die de strafste mening over haar hebben nog nooit iets van haar hebben gelezen. Ik vind dat jammer, niet omdat ik het eens ben met wat ze zegt, maar wel omdat je haar werk als een vaccin kunt zien. Ayn Rand lezen beschermt je nadien tegen een bepaald soort libertair denken.”

Was ze ook niet de meest mannelijke filosofe van de vier?

Eilenberger: “Ze was alleszins geen vrouw om zonder handschoenen aan te pakken en ze had iets met Nietzsches concept van de übermensch. Haar helden waren mannen, met uitzondering van die uit haar eerste boek. Dat was een vrouw. Maar tezelfdertijd denk ik dat zij op haar manier ook een feministe was. Gender deed er in feite niet zo toe voor haar. Alleen het zuivere denken, los van enige sekse, was waardevol.”

Ga je daarmee akkoord?

Eilenberger: “Ik weet het in feite niet. Natuurlijk hebben we vrouwelijke stemmen nodig in de filosofie, maar of ze daarom ook over vrouwelijke kwesties moeten nadenken is iets anders. Wanneer ik me afvraag wat er zo vrouwelijk is aan de vier filosofes die in mijn boek aan bod komen, dan kom ik al gauw uit bij wat Arendt de liefde voor de wereld noemde. Mannen gaan vaker voor scepticisme en cynisme. Ze zullen de waarde van het leven op zich veeleer ontkennen. Deze vier niet. Ze hadden een moeilijk bestaan, maar vonden toch iedere dag weer redenen om dankbaar te zijn voor het leven. Ik vind dat een waardevolle kijk op de werkelijkheid.”

Misschien was Arendt wel degene die het meest concreet met de wereld na de oorlog bezig was. In 1935 bezocht ze Palestina al om te kijken of de terugkeer van de Europese joden naar dat gebied een optie was. Waarom keerde ze zich dan uiteindelijk zo tegen de staat Israël?

Eilenberger: “De werktitel van mijn boek was De zieners. Alle vier deze filosofes hadden immers de gave om een situatie vliegensvlug te analyseren en te voorspellen waar ze toe zou leiden. Rand was profetisch over de politieke consequenties van de New Deal, over de toename van de macht van de overheid dus. De Beauvoir zag in dat de ander het thema van de na-oorlogse filosofie zou worden. Weil waarschuwde voor het hersenloze materialisme van de Amerikaanse bevrijders en voorspelde dat het zou overslaan op ons. En om terug te komen op Arendt, haar analyse van de eerste jaren van de staat Israël was buitengewoon profetisch. Ze stond kritisch tegenover een Israëlische natie die gevormd zou worden naar een negentiende-eeuws voorbeeld: één territorium, één volk en één staatsorgaan dat dat volk zou vertegenwoordigen. Dat was het begin van alle kwaad voor haar en ze was teleurgesteld toen de zionistische beweging besliste dat dit type natie ideaal zou zijn voor Israël. Dit zal onoplosbare problemen veroorzaken, zei ze, en geef haar maar eens ongelijk.”

Stel je voor dat je met een van deze vrouwen een avondje op restaurant zou mogen gaan. Wie zou je dan kiezen?

Eilenberger: “Kijk, ik ga het liefst met mijn vrouw op restaurant. (lacht) Maar als je me dan toch zou dwingen, zou ik voor Simone Weil gaan. Hannah Arendt zou wellicht de aangenaamst zijn om een avond mee door te brengen aangezien zij de meest sociale was van de vier, maar van Simone Weil ben ik het meest onder de indruk. Voor ik aan het boek begon wist ik in feite maar weinig over haar, maar ik ontdekte dat de diepgang, de zuiverheid en de radicaliteit van haar denken uniek zijn. Ze is een van de scherpste geesten van de twintigste eeuw, en toch kent bijna niemand haar. Vlot zou ons dineetje niet gaan denk ik, want ze had een hekel aan gesprekken over koetjes en kalfjes en ze zou wat ik te zeggen heb wellicht ook niet interessant vinden, maar als mens was zij de meest fascinerende van de vier. Dat zij zo onbekend is, vind ik trouwens heel opmerkelijk, aangezien haar werk zo toegankelijk is.”

Wat was er dan zo scherp aan haar denken?

Eilenberger: “Wanneer het over oorlog gaat is er geen denker die een scherper inzicht in onze mentale militarisering heeft dan Weil. Ze was ook al bezig met de ecologische crisis en het idee dat de nooit ophoudende wedren van de economische groei alleen maar slecht kon aflopen. Ze had het ook vaak over het belang van aandacht. Ze was van mening dat het kwaad ons in zijn macht zal krijgen wanneer we niet langer in staat zijn om het af te weren. We moeten dus steeds op onze hoede zijn, zei ze. We hebben machines ontwikkeld die onze aandacht afleiden, waardoor we niet meer aan het gevaar van het kwaad denken. Het lijkt wel alsof Weil iets te zeggen heeft over alle hot topics van onze tijd.”

En wat zou je haar vragen?

Eielnberger: “Of ze god echt gezien heeft. Ik denk dat geen ander de voorbije eeuw het statuut van heilige zo sterk benaderd heeft als Simone Weil. Als ze katholiek was geweest, wàs ze een heilige, daar ben ik zeker van. Hoe zij over het ervaren van god schrijft is bijzonder uitdagend. Daar zou ik wel wat meer over willen weten, net als over haar manier om abstractie te maken van zichzelf, en dan meer specifiek van haar wil, wat ze ‘décréation’ noemde. Voor haar was dat de uitgelezen manier om vrij te zijn. De ware vrijheid bestaat erin net niet te doen wat je zou willen doen, zei ze. Je moet je van je wil bevrijden om werkelijk vrij te kunnen zijn. Ik denk dat dit een bijzonder vruchtbare manier is om over vrije wil na te denken. Maar ik kan me best voorstellen dat anderen liever met de Beauvoir of Arendt zouden willen dineren. Iedere filosofe heeft haar eigen fans. Zeg me van welke van deze vier je het meest houdt, en ik zeg je wie je bent. Van wie hield jij trouwens het meest?”

Ongetwijfeld ook van Weil, omwille van haar ongeremde idealisme.

Eilenberger: “Ja, het was een fascinerende vrouw. Als je haar vandaag naar een psychiater zou sturen kreeg ze geheid de diagnose spectrumstoornis opgeplakt, net als Ayn Rand trouwens.”

Voor het eerst gepubliceerd in Knack

Boeken van deze Auteur:

Het vuur van de vrijheid

Het tijdperk van de tovenaars