"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

HhhH

Vrijdag, 24 september, 2021

Geschreven door: Laurent Binet
Artikel door: Jona Lendering

Binets zelfonderzoek is harteloos

[Recensie] Je mag een gegeven paard niet in de mond kijken, maar voor Laurent Binets roman HhhH moet ik toch een uitzondering maken. Ik waardeer het dat ik het cadeau heb gekregen, maar ik heb het alleen uitgelezen omdat ik rekende op een spectaculaire conclusie, die echter uitbleef.

De merkwaardige titel is de afkorting van Himmlers hersens heten Heydrich, waarvan Binet zegt dat de Nazi’s dit gewoonlijk zeiden om de relatie tussen het hoofd van de SS en zijn rechterhand aan te duiden. Reinhard Heydrich gold als een van de gevaarlijkste mannen in het Derde Rijk, en het was een enorme klap voor het prestige van het nationaalsocialisme toen hij in Praag werd vermoord door twee Tsjecho-Slowaakse verzetstrijders, Jan Kubiš en Jozef Gabčík. Over deze aanslag gaat de roman, die in 2010 de Prix Goncourt voor een eerste roman kreeg.

Als Laurent Binet zich had beperkt tot het verhaal van de opkomst van Heydrich, de ondergang van Tsjechoslowakije, de eigenlijke aanslag en de gruwelijke wraak van de Nazi’s (de verwoesting van Lidice), zou het een goed, spannend en tragisch boek hebben opgeleverd. Er zitten genoeg knappe scènes in, zoals het gebruik van wat niet anders dan ‘slow motion’ kan worden genoemd als de laatste minuten van Heydrich worden beschreven.

Binet wil echter méér. Steeds onderbreekt hij zichzelf en reflecteert hij op zijn eigen schrijfactiviteit, waarbij hij uit en te na opmerkt dat hij de waarheid zo nauwkeurig mogelijk wil verwoorden, omdat het anders zou afdoen aan de heldenrol van Kubiš en Gabčík.

Hereditas Nexus

Ik ken dat gevoel. Als ik zelf schrijf over mensen uit het verleden – en dat is mijn vak nu eenmaal – heb ik ook het gevoel dat je ze verschuldigd bent dat je ze zo eerlijk mogelijk typeert. Zoals een van mijn docenten, de onlangs overleden professor Van Deursen, het pleegde te zeggen: het bijbelse gebod tot naastenliefde strekt zich ook uit naar de doden, de tot geschiedenis gewordenen.

Ik ben echter geen voorstander van de door Binet gekozen presentatie. Ook voor mensen die schrijven over het verleden geldt natuurlijk gewoon het adagium van Martinus Nijhof dat een dichter niet schreit. Je presenteert in principe het resultaat en gaat niet jeremiëren over de moeilijkheden die je hebt ondervonden. Dat hoeft de lezer niet te weten.

Nu bestaan op deze regel wel uitzonderingen. Wie schrijft over het verleden, presenteert een reconstructie, en het is op zich niet verkeerd om uit te leggen welke keuzes je daarbij hebt gemaakt. Die zijn immers nooit subtieler en gevaarlijker, en nooit méér van invloed op de resultaten, dan wanneer ze, onbenoemd en onuitgesproken, niet langer worden herkend als onderdeel van het proces van kennisverwerving.

Waar ik moeite mee heb, is de wijze waarop Binet zijn keuzes door het verhaal weeft. Soms vertelt hij iets, en neemt hij het later weer terug aan de hand van informatie die hij later zou hebben gekregen. Dit is gekunsteld. Hij plaatst daarmee zijn zelfportret als rusteloos zoeker naar de precieze waarheid, tussen de lezer en het verhaal.

Welk doel daarmee is gediend, ontgaat me. Voor het verhaal is het niet noodzakelijk, eerder irritant; het draagt niet bij aan het hommage aan Kubiš en Gabčík; evenmin is het zinvol als uitleg van de gemaakte keuzes. Het enige doel dat ermee lijkt te zijn gediend is het zelfportret van de verteller als zoeker naar de waarheid.

Ik had gehoopt dat de auteur zich, aan het einde van het boek, zou distantiëren van de verteller, ruwweg zoals Multatuli aan het einde van de Max Havelaar het masker laat vallen. Helaas laat Binet dat achterwege, zodat de lezer achterblijft met een verteller die doet alsof hij de waarheid najaagt, en ondertussen vooral een poseur is.

Dat mag. Het is tenslotte literatuur. Maar ik vind het harteloos ten opzichte van Jan Kubiš en Jozef Gabčík.

Eerder verschenen op Mainzer Beobachter

Boeken van deze Auteur:

De zevende functie van taal

De zevende functie van taal