"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Hoe heette de hoedenmaker? - Recensie

Vrijdag, 2 februari, 2018

Geschreven door: Loekie Zvonik
Artikel door: Hans Vervoort

Het korte leven van een vroegvoltooide

[Recensie] Ook als je de achtergronden niet kent denk je bij het lezen van Loekie Zvonik’s Hoe heette de hoedenmaker? toch al: wat een wonderlijk mooi verhaal is dit. Over Hermine, een Belgisch meisje van Tsjechische komaf en Didier, een Belgische jongen. Ze zijn kort verliefd op elkaar in hun studententijd aan de universiteit van Gent en 15 jaar later – na elkaar lang niet gezien te hebben – reizen ze samen in 1970 per auto naar een filologen-congres in Wenen en hervinden onderweg hun liefde.

Zvonik’s proza heeft een serene, kalme wiekslag en is secuur maar liefdevol beschrijvend. Het gaat over grauwe sombere plaatsen in Gent en de straat waar hun professor Herman woont:

“In zijn werkkamer met de bibliotheekkasten achter de werktafel en de rieten fauteuil bij de haard ruikt het naar inderhaast geleegde asbakken en oude boeken van de Sint-Jacobsmarkt, het plein aan de andere kant van de stad, in de richting Dampoort, waar op vaste dagen de leurders en de handelaars in tweedehandse goederen hun schragen opslaan tussen de fladderende duiven (…)”

Als ze naar Wenen rijden en en in Salzburg stoppen gaat het over de Judengasse en de verlaten Joodse huizen en een hoedenmaker die daar ooit woonde:

Boekenkrant

“Salzburg hing al vol met smeedwerk toen we in de Judengasse kwamen. Die was heel smal en grijs. We konden er met moeite ademhalen, omdat er geen zon en geen lucht was, alsof Jehova er met zijn volle gewicht bovenop zat. (…)

We kwamen op een binnenplaatsje en keken omhoog en op een vensterbank stonden twee hoeden op staanders.(…) Het huis heeft overal gewelven in kruisvorm en door vuile gangraampjes zijn stoffige ateliers zichtbaar waar zeker Joden hebben gewoond of andere volkeren die er op de een of andere manier niet gewenst waren. Want alles is nu verlaten, zo op stel en sprong verlaten dat hier zeker in de Tweede Wereldoorlog een hetze is geweest, zo verschrikkelijk dat nooit nog iemand de ateliers heeft durven betreden.”

En als ze vertrekken uit Salzburg en na een lange rit op hun bestemming aankomen gaat het natuurlijk over de grote, grote stad die Wenen heet.

Ik ken geen stad in Europa die is zoals Wenen, de oude, de lieflijke grond van vergane glorie, van oud geworden smart, van nostalgie en traagheid, moeheid, Lässigheit, zachtmoedigheid en overgave van de jonge helden aan de krachten van het noodlot.

Maar Hoe heette de hoedenmaker? van Loekie Zvonik gaat vooral over schrijvers als Kafka, en Trakl en Rilke en Pavese natuurlijk, en over wat zij schreven voordat zij zichzelf het leven benamen of jong aan een ziekte stierven. En over die dood natuurlijk. Het zelfgekozen eindpunt waar Didier steeds aan denkt, de jonge man in het verhaal die lijdt aan somberheid en doodsdrang. Iemand op wie de door hun professor Herman gebruikte term ‘Vroegvoltooide’ van toepassing zou kunnen zijn: mensen die twintig of dertig jaar leven en daaraan genoeg schijnen te hebben.

Maar zover is het nog niet als ze naar Wenen rijden.

Wat Hermine en Didier beleven is een idylle, een late idylle die niet meer dan dat kan zijn omdat beiden getrouwd zijn en hun geliefden X en Y willen blijven beminnen. Maar tijdens een wandeling in de bergen spreken ze af:

“Als het met één van ons beiden slecht gaat en hij heeft de andere dringend nodig dan zal hij opbellen of een expressebrief sturen of telegraferen en alleen het codewoord ‘koeienbellen’ gebruiken. Dan weet de ander dat het noodtijd is en dat hij onmiddellijk komen moet om hulp te bieden, om te zeggen dat het de moeite waard is tien dagen te lijden voor tien minuten geluk.”

Eenmaal terug in België houden ze telefonisch en soms lichamelijk contact, maar Hermine haakt af als Didier’s doodswens steeds sterker wordt en hij haar vraagt hem te redden. En de afloop is dan voorspelbaar. Wat een treurigmakend maar mooi en goed geschreven verhaal, denkt de lezer, die de achtergrond nog niet kent.

Maar dan

Maar dan volgt in deze heruitgave (het boek verscheen in 1975) een uitvoerig essay van Jeroen Brouwers getiteld De Vroegvoltooiden over de achtergrond van Hoe heette de hoedenmaker? Hij prijst de kwaliteit van Zvonik’s boek en geeft aan dat het in feite een sleutelroman is. Didier was in werkelijkheid de Vlaamse schrijver Dirk de Witte, wiens zelfmoord in december 1970 hem al een grote plaats gaf in Brouwers boek over suicidale schrijvers: De Laatste Deur. (In 2017 verscheen een herziene en uitgebreide herdruk).

Brouwers heeft hem goed gekend in zijn laatste jaren, ze woonden een kwartier van elkaar en Dirk’s vrouw Anneke was zijn secretaresse toen hij als redacteur werkte bij uitgeverij Manteau waar Dirk’s boeken verschenen. Alhoewel hij Dirk de Witte een behulpzame en vriendelijke man noemt heeft hij geen hoge pet op van Dirk’s schrijverschap. Diens oerserieuze zelfmoord-fixatie en zijn overgave aan de teksten van zelfmoordenaar Pavese ergeren hem: “Al ging het over een aan de deur gekocht lotje voor de buurttombola, Dirk de Witte wist het binnen een paar seconden om te plooien tot een discours over Het Lot, Het Noodlot, Das Schicksal en kwam Pavese tevoorschijn (…)'”

Eigenlijk was Dirk een “poseur die met zijn eigen voorgenomen, zelfs ophanden zijnde zelfmoord koketteerde vanwege de gedachte dat die hem zogenaamd ‘eeuwige’ roem zou bezorgen, zoals al die belangrijke schrijvers-zelfmoordenaars over wie hij niet uitgepraat raakte.”

Dirk de Witte is als schrijver volstrekt vergeten. Terecht volgens Brouwers. Toen Zvonik hem – ze kenden elkaar – het manuscript van haar boek stuurde kon hij niet nalaten chagrijnige kantlijn-opmerkingen te maken over Didier’s zum Tode betrübte uitlatingen. Maar Hermine/Loekie Zvonik liet zich haar liefde voor Didier/Dirk en zijn liefde voor haar niet afpakken. Aan het slot van zijn essay schrijft Brouwers over een foto die hij nam van het – inmiddels geruimde – graf van Dirk de Witte:

“Nadat die was ontwikkeld zag ik wat ik niet gezien had toen ik voor de zerkplaat stond. In het bestofte zwarte marmer had een vinger geschreven: KOEIENBELLEN.”

Dirk de Witte heeft zelf geen sporen achtergelaten in de Nederlandse literatuur. Maar als Didier wel, dankzij het schrijverschap van Zvonik, die hem beminde. Toen het boek in 1975 uitkwam genoot het grote waardering en de herdruk nu is een goede keus geweest van uitgeverij Cossee. Zvonik (1935 – 2000) schreef na Hoe heette de hoedenmaker (een titel die ook Brouwers niet kon duiden) nog twee romans die eveneens geprezen werden. Maar daar liet ze het bij. Ook een schrijverschap kan vroegvoltooid zijn.

Eerder verschenen op Literair Nederland en www.hansvervoort.nl


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Hoe heette de hoedenmaker? - Interview

Hoe heette de hoedenmaker? - Recensie