"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Huil maar, ik wens je uitstel toe

Vrijdag, 9 november, 2018

Geschreven door: Joubert Pignon
Artikel door: Bart Deckx

Droom en werkelijkheid in strak stramien

[Recensie] Veel feeërieke personages bevolken in Huil maar, ik wens je uitstel toe een soms bijna surrealistische wereld, als op de grimmigste schilderijen van Magritte of Dali. In dit vervolg op Er gebeurde o.a. niets (2012) schrijft Joubert Pignon opnieuw een roman-in-korte-verhalen van hoogstaand niveau.

In bijna driehonderd korte verhalen wordt de lezer meegenomen naar de wereld van Joubert Pignon. Ook al zijn sommige verhalen ultrakort, zelfs maar enkele woorden, door zijn grote zeggingskracht slaagt Pignon er toch in om een hele wereld uit deze woorden op te trekken, een wereld waarin de lezer zich na enig aarzelen met plezier laat meeslepen. Zo ontmoeten we in een van de eerste verhalen (Vertelde mensen) een dame die via een brief van de gemeente te horen krijgt dat ze eigenlijk niet bestaat. Haar man “zegt dat hij dat altijd al vreesde, maar dat hij toch van haar houdt.” Zulke bizarre voorvallen vragen van de lezer een mentale klik, het is aan hem om op eigen houtje aanknopingspunten vinden in de bevreemdende en excentrieke wereld van Pignon, een proces dat toch een twintigtal verhalen de tijd moet krijgen. Pas dan kan je deze droomwereld appreciëren. Het boek kost tijd en energie, maar het is de moeite alleszins waard.

Realisme en surrealisme

De bundel bestaat uit met elkaar verweven surrealistische en realistische verhalen. Zo maken we onder andere kennis met een man wiens hoofd een grammofoonspeler is, leren we over diepgevroren katten en beschrijft de auteur hoe hij slagroom aan de muren van de kerk smeerde. Er komen zelfs vliegende schotels voorbij. Beschrijft de auteur hier zijn droomwereld? Of vervormt hij alledaagse gebeurtenissen tot zonderlinge situaties? Dat is voor de lezer wel even werken.

Kookboeken Nieuws

De verhalen lijken willekeurig geordend, maar toch zit in de realistische verhalen een duidelijke chronologische lijn. We lijken het leven van de verteller, een wat uitgebluste verkoper in een dierenwinkel, te volgen. In het boek beschrijft hij, soms absurd, soms realistisch, wat er zoal gebeurt in zijn leven. Het gaat dan over kleine zaken als het verkopen van kattenvoer of het roken van een sigaret. Ook haalt hij jeugdherinneringen op, waar soms een hele levensfase in een zin wordt samengevat: “Op de basisschool had iedereen Nike Air-schoenen omdat iedereen Nike Air-schoenen had.” Zo simpel lijkt het leven van een puber te zijn. Ergens halfweg het boek vraagt de verteller zijn vriendin ten huwelijk, maar haar antwoord komt de lezer niet te weten. Misschien is dat stof voor een derde verhalenbundel?

Het alledaagse leven opgetild

In Huil maar, ik wens je uitstel toe is Pignon op zijn best als hij een banale scène optilt naar een literair niveau. In een van de beste verhalen, De gesloten kop van een adder’ beschrijft hij hoe treinconducteurs doeltreffender met zwartrijders kunnen omgaan:

“Om het duel eerlijker te laten verlopen overhandigt de conducteur de zwartrijder een sabel. Zelf heeft hij een dolk met een lemmet dat aan twee kanten snijdt. (…) De conducteur grijpt zich vast aan het bagagerek terwijl hij de slagen van de zwartrijder pareert. Regelmatig worden conducteurs in kleine groepen bijgeschoold. Er wordt ze geleerd niet te doden en het duel bij voorkeur zakelijk te houden. (…) Nadat hij twee keer in zijn schouder is gestoken geeft de zwartrijder het eerste cijfer van zijn postcode prijs.”

Door dit soort zinnen was het boek een lust om te lezen. Het gevecht tussen zwartrijder en conducteur wordt tot epische proporties opgepompt. De lezer krijgt het voorrecht nu een hele scène voor ogen te halen: een overvolle trein, een woordenwisseling, het gevecht … Zwartrijden wordt een heroïsche daad. In slechts enkele zinnen roept de verteller een hele wereld in leven.

Pignons wereld

Pignon beheerst het metier van schrijver tot in de finesses. De verhalen zijn mooi geconstrueerd en strak opgebouwd, met spitse zinnen die steeds weer nieuwe werelden openen. De soms té surrealistische voorvallen moet de lezer maar voor lief nemen. Dat is nu eenmaal Pignons stijl, zoals hij ook aangeeft in het verhaal De dood van de fantasie (2). Hierin zegt het hoofdpersonage: “Mijn maximale schrijflengte ligt iets onder de 400 woorden. Daarna weet ik niet meer wat ik aan het doen ben en gaan mijn teksten zwabberen en verlies ik het overzicht.” Toch is Huil maar, ik wens je uitstel toe niet alleen een strak geordend construct. Het is bijwijlen ook een filosofisch boek. Pignon dwingt niet alleen zichzelf, maar ook de lezer na te denken over vragen als: hoe zien wij de werkelijkheid? En is die werkelijkheid niet steeds een persoonlijke constructie? In Pignons wereld versmelten droom en werkelijkheid met elkaar. Voor de lezer een boeiende plaats om zo nu en dan te vertoeven.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.