"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Humanismen. Filosofische beschouwingen over diversiteit en pluraliteit

Zondag, 11 februari, 2018

Geschreven door: Marc Van den Bossche
Artikel door: Marc van den Bossche

Over grenzen en een humanisme in het meervoud

[Essay/herpublicatie] Debatten gaan dezer dagen weer over (open en/of gesloten) grenzen en over culturele identiteiten. Ik vind dat geen evidente termen, ‘grenzen’ en ‘identiteiten’. Kunnen we ze misschien ook anders bekijken? En misschien ligt daar een opdracht voor wat ik als een actueel humanisme beschouw. Een humanisme dat expliciet in het meervoud denkt.

Bij Nasr Abu Zayd (2010), een van oorsprong Egyptische hoogleraar aan de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht, vond ik een omschrijving van humanisme die in al haar eenvoud toch krachtig en veelzeggend is: respect voor de mens. Een aangepaste versie daarvan kan dan luiden: respect voor de mens in al haar of zijn diversiteit en pluraliteit.

Ik meen dat deze benadering van humanisme tegemoet komt aan een actuele situatie. Tegelijkertijd is het ook een kritiek op een hele traditie denken om in monologische termen te redeneren en al te vaak vast te houden aan een eigen, onwankelbare identiteit. Hoe momenteel het multiculturalisme een invulling krijgt, ontsnapt daar eigenlijk ook niet aan. Het culturaliseren van verschillende bevolkingsgroepen leidt tot een beeld van afgezonderde eilandjes waartussen communicatie moeilijk, zo niet onmogelijk is. Interculturaliteit of transculturaliteit zouden misschien adequatere termen kunnen zijn. Zij wijzen immers op de mogelijkheid van dialoog en van transitie.

Dialoog en transitie lijken mij de kern te vormen van wat een eigenlijk verstaan van de ander kan heten. Abu Zayd had het hierover in zijn inaugurele oratie in 2004 in Utrecht waaraan ik hoger vermelde omschrijving van humanisme ontleen en waarin hij de vraag stelt naar een herdenken van de koran. Een verkorte Nederlandstalige versie van deze oratie heeft het overigens over een doordenken van de koran, een doordenken naar een humanistische hermeneutiek toe. Hermeneutiek is een verstaan, dat – en ik verwijs hier naar de Duitse filosoof Hans-Georg Gadamer – altijd een anders verstaan is. We halen iets binnen in een nieuwe context. We zijn dan aan het vertalen. Wat hier bedoeld wordt met het meervoudige humanisme gaat dan ook over een voortdurend spel van vertalen en van het verstaan van andere contexten waarin dat respect voor de mens gestalte kan of zou moeten kunnen krijgen.

Pf

Maar wat gebeurt er dan wel bij dat vertalen? Ik gebruik twee citaten van een andere Duitse filosoof, Martin Heidegger, die er wellicht niet gelukkig mee zou zijn zich in een tekst over humanisme vermeld te zien als inspiratiebron. Het eerste: “Door de vertaling wordt de arbeid van het denken overgebracht in de geest van een andere taal en ondergaat aldus een onvermijdelijke transformatie. Deze kan echter vruchtbaar worden, want ze laat de zaak in kwestie (…) in een nieuw licht verschijnen. Ze verschaft zo de gelegenheid er zelf klaarder in te zien en er met nauwkeurigheid de perken van te onderscheiden. Daarom is de zin van een vertaling niet alleen het vergemakkelijken van de communicatie met de wereld van een andere taal; ze is in wezen een ontbolsteren van de gestelde kwestie die ons allen aangaat”. En, besluit Heidegger in deze in Over denken, bouwen, wonen opgenomen tekst, dat vertalen kan dan bijdragen tot een wederzijdse verstandhouding.

Vertalen gaat over het onderscheiden van perken, van grenzen. Maar wat zijn grenzen? Ook van Heidegger kunnen we hier leren dat grenzen niet de plek aanduiden waar je stopt, maar de plek van waar je begint. Qua perspectiefwissel kan dat wel tellen. De grens gaat over wat – met een Engelse term – beyond is. De Britse literatuur- en cultuurwetenschapper Homi Bhabha schrijft in zijn boek The Location of Culture dat de hedendaagse cultuur draait om dit beyond. Dit beyond is voor Bhabha noch een nieuwe horizon, noch een achter zich laten van het verleden. Begin en einde zijn voor hem slechts mythes die het tussenin moeten ondersteunen. Ruimte en tijd verkeren in een overgang en brengen complexe figuren voort van differentie en identiteit, van verleden en heden, van binnen en buiten, van inclusie en exclusie. Dit beyond leidt volgens Bhabha ook tot een moment van desoriëntatie. Wat wij hier volgens hem theoretisch nodig hebben en wat theoretisch innovatief en politiek cruciaal is, is de nood aan een denken beyond narratieven van oorspronkelijke en initiële subjectiviteiten. En dat we ons beter gaan richten op de processen die ontstaan in de articulatie van culturele differentiatie. Dat zou bijvoorbeeld kunnen gaan om onze definitie van wat samenleven is: niet ergens, maar tussenin. Politiek is dan de plek waar zich onze verschillen kunnen articuleren. En waarbij we ons dus niet opsluiten onder de eigen theemuts. Wat zich in dat tussen afspeelt is echter niet altijd dialogisch en op samenwerking gericht. Het tussen is met name ook de plek van conflicten en antagonismen. We bevinden ons voor Bhabha in een toestand van een voortdurend onderhandelen dat zoekt naar het autoriseren van culturele hybriditeit in een periode van historische transitie.

Wat kan deze, voor sommigen misschien te theoretisch en abstract klinkende, benadering van humanisme dan wel betekenen? In zijn bijdrage aan het boek Humanismen heeft Rik Pinxten het over een ‘inclusieve vrijzinnigheid’. Die zou het primaat van een rationalistische benadering moeten inruilen voor een ‘medemenselijke redelijkheid’. Hij gaat van de vaststelling uit dat de huidige sociaal-economische realiteit van ons vraagt om progressief met de hele wereld bezig te zijn. Dat acht hij vooral nodig op het niveau van onze mentaliteit. Ook Pinxten ziet problemen met de neiging alhier om nog steeds te denken vanuit iets als ‘ons volk’ of ‘onze godsdienstige gemeenschap’. Pinxten: “Vanuit die afgegrensde eenheden, waartoe sommigen behoren maar waarvan de meesten uiteraard buitenstaanders of uitgeslotenen zijn, stellen we theorieën en modellen op, waarop we dan plannen gaan uittekenen voor actie”. Hij ziet deze ‘strategie’ bijvoorbeeld aan het werk als vertegenwoordigers van de drie grote boekgodsdiensten (christendom, jodendom en islam) de weg naar elkaar lijken te vinden en daartoe ontmoetingen organiseren, maar daarbij dan wel vaak tot stellingnamen en morele of politieke boodschappen komen die als de oplossing worden beschouwd voor problemen van de Europese samenleving in haar geheel. Op die manier cultiveren de boekgodsdiensten een exclusieve houding. De eigen levensbeschouwing is er de enige maatstaf. De ‘ander’ is een ketter, of dwaalt.

In de optiek die ik hierboven schetste zou dit dus geen ‘vertalend’ denken kunnen heten, laat staan een denken van de transitie. Onderzoek toon wel vaker dat vanuit wat wij doorgaans als ‘allochtone’ groeperingen beschouwen een gelijkluidende stem te horen valt. In het door Karel Arnaut e.a. samengestelde boek Een leeuw in een kooi (Meulenhoff/Manteau) wordt op scherpe wijze geschetst hoe Vlaanderen een ingebakken traditie lijkt te herbergen waarbij de bekommernis om het bewaren van een eigen identiteit het verstaan van elke andersheid ten gronde bemoeilijkt. Nadia Fadil en Meryem Kanmaz stellen dat hier een alledaags racisme heerst dat duidelijk naar voren komt in de scheidslijn die Vlaanderen hanteert om zijn bevolking op te delen in autochtoon en allochtoon. “Door systematisch een bepaald deel van de bevolking bij de ‘autochtonen’ te plaatsen, en een ander deel bij de ‘allochtonen’ – of het nu gaat om de eerste of de derde generatie – wordt een essentieel en onoverbrugbaar verschil verondersteld”, schrijven Fadil en Kanmaz.

In zijn boek Culturen sterven langzaam stelde Rik Pinxten, overigens ook al dat de onbetwiste dominantie van het westerse waardesysteem en van de westerse politieke en sociale gevoeligheidspatronen, zoals we die tot de voorbije twee eeuwen kenden, tot de verleden tijd behoren. Voor Pinxten bestaat het grote verschil tussen het westerse etnocentrisme en dat van andere culturen er in dat wij westerlingen altijd gemeend hebben de ander te kunnen veranderen naar ons model. Een model dat superieur werd geacht en dus exclusief is. Pinxten pleit als alternatief voor een autochtoon perspectief. Dat houdt in: elke cultuur heeft een eigen manier van omgaan met de dingen en ziet de wereld op een welbepaalde wijze. Onze taak bestaat er dan in de verschillen te kennen en te respecteren. Als we het zo bezien, zou de term humanisme eigenlijk expliciet de eigen meervoudsvorm in zich moeten dragen.

Dit is een lichtjes herschreven versie van mijn inleiding van de bundel Humanismen. Filosofische beschouwingen over diversiteit en pluraliteit dat in 2009 bij VUBPress verscheen en dat het eerste deel was van een reeks onder dezelfde titel waarvan inmiddels een tiental delen zijn verschenen. Ik herneem deze tekst hier omdat ik meen dat de actualiteitswaarde opnieuw duidelijk is.

Ook eerder verschenen op www.marcvandenbossche.be

Boeken van deze Auteur: