"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Iedere dag in dienst van jou

Maandag, 9 augustus, 2010

Geschreven door: Ivo Bonthuis
Artikel door: Carmen Meuffels

Iedere dag in dienst van het schrijven

Een verhaal aangereikt krijgen: sommige auteurs dromen ervan, maar voor Hugo, de schrijver uit Ivo Bonthuis’ veelbelovende debuutroman Iedere dag in dienst van jou, voelt het aan als een last. Zijn verhalenvertellers stellen dan ook nogal hoge eisen aan hem: de zestienjarige Noa wil dat hij een biografie over haar schrijft, en de pianolerares Alexandra Kneissler wil dat haar versie van de gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog vastgelegd wordt op papier. Beiden willen ze dat Hugo’s verhaal over hen een feitelijk relaas wordt, en beiden maken hem dit tegelijkertijd onmogelijk door hem alsmaar meer in te wijden in hun persoonlijke leven. Verschillende verhalen dienen zich aan als een grote kluwen wol die Hugo, zelf nog rouwende om zijn overleden ex-vriendin Isa, dapper probeert te ontwarren.

Na haar dood wil Hugo zich terugtrekken op een rustige plek om zich te wijden aan het schrijverschap. Hij huurt een kamer in de villa van mevrouw Roos. Daar leert hij haar jonge, aantrekkelijke en onberekenbare dochter Noa Roos kennen. Noa wil graag naar het conservatorium, maar dit wordt haar moeilijk gemaakt door haar moeder, die telkens weer haar geestelijk gehandicapte broer Ruud in huis haalt – omdat ze volgens haar in de instelling niet goed voor hem zorgen.

Noa kan zich niet concentreren op haar pianospel met haar schreeuwende, gekke broer in huis, en besluit ervoor te zorgen dat hij haar nooit meer tot last kan zijn. Noa is niet de enige die na het nemen van een radicaal besluit met een akelig geheim moet leven: haar pianolerares Alexandra Kneissler werd aan het begin van de Tweede Wereldoorlog gedwongen een gruwelijke keuze te maken over het lot van onschuldige mensen.

Genoeg ingrediënten dus voor een sentimenteel verhaal dat overloopt van misère, maar Bonthuis weet in Iedere dag in dienst van jou de voor de hand liggende, pessimistische verteltrant te vermijden. Zijn stijl is feitelijk. Door Hugo voor te stellen als min of meer objectieve toeschouwer, en door gevoelens wel te omschrijven maar nooit medelijden te tonen, blijft het lijden ondergeschikt aan de gebeurtenissen. Ook de raamvertellingstructuur van Iedere dag in dienst van jou draagt bij aan het behouden van een zekere objectiviteit, die ervoor zorgt dat je als lezer genoeg ruimte krijgt om zelf na te denken en je eigen conclusies te trekken.

Pf

Het (helpen) componeren van hun levensverhalen zorgt ervoor dat Noa en Alexandra hun eigen beslissingen beter leren begrijpen, net zoals de lezer hen geleidelijk aan beter begrijpt. Bonthuis presenteert ons via Hugo vrij schokkende taferelen, zonder er een waardeoordeel aan vast te knopen, daarbij suggererend dat niets zo zwart-wit is als het lijkt. Zo beschrijft hij bijvoorbeeld hoe Alexandra door middel van het zetten van plusjes moet beslissen of patiënten al dan niet voor de ‘genadedood’ in aanmerking komen. Zonder te oordelen beschrijft Bonthuis hoe ze twee plusjes zet, omdat maar één kruis haar opzet (zijnde om de mensen te redden) zou verraden en drie te veel zou zijn.

De spanning, die in het begin van Iedere dag in dienst van jou vrijwel niet aanwezig is, wordt zorgvuldig opgebouwd. Stukje bij beetje worden levensverhalen prijsgegeven, en op cruciale momenten onderbroken door Hugo’s reflecties op het schrijfproces:

‘Leg de washanden in de kast, schep orde in het verhaal van Alexandra. Schrijf dat vanavond op. Maar hoe moet ik van andermans verhalen guirlandes rijgen, als ik het mijne niet kan doorzien?’

Hugo vraagt zich af of hij ‘andermans verhalen’ kan schrijven, wanneer hij zijn eigen leven nog niet op orde heeft. Iedere dag in dienst van jou is in zekere zin het bevestigende antwoord op deze vraag: de stukken die gaan over Hugo’s eigen verleden zijn verreweg korter en minder samenhangend dan die over Noa en Alexandra. Terwijl hun verhalen duidelijker worden, blijft Hugo’s persoonlijke verleden verborgen achter een sluier van mysterie. Zijn herinneringen worden de weinige keren dat ze aan bod komen bovendien dikwijls onderbroken door een soort surrealistische droomscènes waarin hij bijvoorbeeld een reukloos prinsesje ziet:

‘De blocnote viel op de grond. Daar was het reukloze prinsesje weer, een spuit, een beagle met een leeg patatbakje in zijn bek. En stuiterballen. Zware stuiterballen. Zware stuiterballen en een kettingzaag.’

De droomscènes, die anders wellicht als tegenwicht voor de zakelijkheid hadden kunnen dienen, vormen in hun vaagheid zo’n schril contrast met de rest dat ze misplaatst lijken. In de passages waarin Hugo uitweidt over het prinsesje in een klein zilveren jurkje, en in die waarin hij gesprekken voert met de overleden geest van Beethoven, valt een stijlbreuk op die de zorgvuldig opgebouwde samenhang tekort doet.

Dat is jammer, maar er blijft genoeg positiefs te zeggen over Iedere dag in dienst van jou. De debuutroman van Bonthuis is, los van de surrealistische uitstapjes, een knap gestructureerd verhaal over de noodzaak en tegelijkertijd de onmogelijkheid van het schrijven van een auteur die voorlopig hopelijk nog genoeg (al dan niet aangereikte) verhalen in de pen heeft.


Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Niets en niemand

Iedere dag in dienst van jou

Iedere dag in dienst van jou