"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

In goede handen

Zondag, 20 september, 2015

Geschreven door: Robbert Welagen
Artikel door: Roel Smeets

Oog in oog met jezelf

‘Verdomd, daar loop ik’. De openingsscène van In goede handen, het zesde boek van Robbert Welagen (1981), bevat een ronduit vreemde situatie: hoofdpersoon Erik (begin dertig, illustrator) ziet zichzelf, niet in de spiegel, maar in den vleze. Vanuit het raam van een trein ziet hij een man op het perron staan die precies op hem lijkt, en – zo blijkt later – grotendeels dezelfde eigenschappen draagt. Of: hebben we hier toch te maken met een spiegelsituatie? In aangename, haast lichtvoetige taal onderzoekt Welagen het idee van je andere, superieure ik. Wie had je kunnen worden als het allemaal anders was gelopen in je leven, als bepaalde ‘breukmomenten’ niet hadden plaatsgevonden?

Dat frappante gegeven uit die openingsscène bevat de thematiek van de roman in een notendop. Hoe zou je leven eruit zien als bepaalde gebeurtenissen in je leven niet waren voorgevallen? Welagen kadert deze vraag in rondom een surrealistisch aandoende fantasie van zijn hoofdpersoon. Het twaalfjarige jongetje dat ‘stierf’ tijdens die bewuste herfst waarin zijn ouders scheidden is helemaal niet dood, maar leeft voort in een parallel ‘ik’.

Acceptatie

De houding van Erik tegenover het genadeloos verstrijken van de tijd is vervat in de romanstructuur. In deel 1 (heden) worstelt de dertiger met de richting die hij aan zijn leven moet geven (moet hij vader worden of toch niet?). In het in retrospectief vertelde deel 2 worden we geconfronteerd met de oorzaak van zijn moeizame verhouding ten opzichte van Vadertje Tijd, van dat ‘onbestemde’ en ‘definitief onvervulde’ gevoel: de scheiding van zijn ouders. Uiteindelijk staakt hij in deel 3 (heden) zijn gevecht tegen de bierkaai van de tijd – hij komt in het reine met zichzelf, de fascinatie voor zijn parallelle (fantasie)leven dooft uit, acceptatie daalt langzaam in.

Vederlichte taal

Opvallend aan Welagens werk is de verhouding tussen een wijsgerige, reflectieve thematiek enerzijds en het omhulsel van een lichte, rapporterende, makkelijke verteerbare stijl anderzijds, een combinatie die ook zijn vorige roman Het verdwijnen van Robbert (2013) kenmerkt. Bij literaire reflecties op de relatie tot het eigen subject en de onomkeerbaarheid van de tijd, verwacht men mogelijk een meer gezwollen, ernstiger of zwaarder aanvoelende taal. Niets van dat alles bij Welagen. Op de vleugels van een vederlichte taal laat de schrijver ons door de lotgevallen van zijn hoofdpersonage zweven, slingert ons terug in de tijd naar zijn jeugd, om ons ten slotte weer met gerust hart en open ogen diens innerlijke zuivering mee te laten maken in de slotscène. Welagen rapporteert, doet verslag van de persoonlijke worsteling van zijn personage zonder te vervallen in pseudo-wijsheden en pretentieus gefilosofeer.

Heaven

Fantasie versus realiteit

Riskant aan In goede handen is dat het, ondanks haar reflectieve dimensie, bij tijd en wijle dreigt te vervallen in een wat al te onkritische en geïdealiseerde benadering van de jeugd als Gouden Tijdperk, toen alles nog vredig, onbespoten en onbevlekt was. Dat is een logische bijwerking van het ‘ik’-vertelperspectief, dat de lezer weinig mogelijkheden biedt om zich te ontworstelen aan de introspecties van het hoofdpersonage. Gelukkig grijpt Welagen op tijd in. Het gevaar wordt in de kiem gesmoord wanneer Eriks broer ten tonele verschijnt in het derde en laatste deel van de roman. De oppositie tussen Erik als dromerige, fantasierijke kunstenaar en zijn broer Floris als nuchtere, rationele wetenschapper is precies wat de roman nodig heeft. Wanneer Erik zich afvraagt of ‘je door het krijgen van een kind bevrijd [zou] kunnen worden van je verleden’, staat Floris klaar om hem wat realiteitszin bij te brengen:

‘Dat lijkt me niet. Verval niet in grootspraak of fantasie, blijf met beide benen op de grond staan. Het verzorgen van een kind is geen concept, maar een dagelijkse realiteit’.

Bij monde van Floris, door diens alternatieve en met Erik conflicterende visie, wordt de roman gered van eendimensionaliteit. Welagen verstaat de kunst om de lezer te betrekken bij de particuliere ontroering van een melancholisch terugverlangen van een ik-figuur; tegelijkertijd is hij in staat om die weemoed te relativeren en te nuanceren. Niets aan de hand dus, lezer, bij Robbert Welagen bent u in goede handen.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Antoinette

In goede handen

De nachtwandeling

Het verdwijnen van Robbert