"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

In het huis van de dichter

Dinsdag, 9 maart, 2021

Geschreven door: Jan Brokken
Artikel door: Quis leget haec?

De vriendschap met Youri Egorov

[Recensie] In het huis van de dichter is het relaas van een vriendschap tussen Jan Brokken en de Russische pianist Youri Egorov (1954-1988). Het boek heet een roman en daar zal ik hem onder classificeren, maar Brokken stelt dat alles gebaseerd is op feiten. Het verschil met een biografie is marginaal. Waarom noemt Brokken het dan toch een roman? Hij geeft het zelf aan in de verantwoording achterin het boek;

“Ik koos voor de romanvorm omdat ik vijf verhalen wilde samenballen tot één; het verhaal van een vriendschap, het verhaal van een vlucht, het verhaal van een pianist, het verhaal van een bestaan en het verhaal van een tijd.”

Het begint natuurlijk met die vlucht. Egorov is een getalenteerd pianist maar kan in Rusland niet alles spelen wat hij wil. Bovendien is hij homseksueel en daar kan je niet voor uitkomen in Rusland. Zijn grootste angst is om in een kamp terecht te komen waar zijn vingers gebroken zouden kunnen worden. Hij vlucht daarom in 1975 naar het westen en komt uiteindelijk in Amsterdam terecht. Daar leert hij Jan Brokken kennen en omringt hij zich met een vaste club vrienden, waaronder zijn partner Jan Brouwer. Hij krijgt al snel uitnodigingen om op te treden met gerenommeerde orkesten. Het is interessant om te lezen dat het dan natuurlijk om de pianist Egorov gaat, maar nog meer om de mens Egorov. Hij kampt met onzekerheid, podiumvrees en zijn vrienden zijn daarvan op de hoogte;

“Ik kreeg het benauwd wanneer Youri de lange trap naar het podium afdaalde. Van alle vrienden maakte ik me misschien wel de meeste zorgen, omdat ik in Engeland had meegemaakt wat er allemaal mis kon gaan voor en tijdens een concert. Sinds Salisbury vertrouwde hij me toe of hij helemaal klaar was voor het grote werk dat hij zou gaan uitvoeren of nog niet. Of dat hij in een snelle passage telkens last kreeg van een hinderlijke kramp in de rechterpink. Ik was op de hoogte van alle kwalen, pijntjes en onzekerheden, een dubieus voorrecht dat ik met Tatjana deelde.”

Boekenkrant

Zijn ster rijst snel en Egorov geeft zijn geld net zo snel uit als dat hij het verdient. Hij zoekt graag de anonimiteit op van het uitgaansleven in Amsterdam en New York. Hij wordt een vrijgevochten Rus, die evengoed maar beter niet mag vergeten waar hij vandaan komt. Dat blijkt als hij een neptelefoontje krijgt waarin hem wordt verteld dat zijn vader overleden is; de overheid wil hem teruglokken naar Rusland.

Egorov vindt het fijn om anoniem te feesten, maar privé staat hij graag in het middelpunt. Hij zorgt voor het inkomen, zijn vrienden worden geacht voor de rest te zorgen. Soms is zijn gedrag onhebbelijk, zoals toen hij met het Concertgebouworkest moest optreden. Hij ziet er geen been in om weg te blijven bij de repetitie. Hij is er bij de uitvoering wel en het is zelfs een succes, maar het zorgt ervoor dat hij jarenlang niet meer wordt gevraagd om met hen op te treden.

Toch is hij ook een serieus artiest. Hij speelt een stuk pas als hij het totaal en muzikaal kan doorgronden;

“[…] bij de grondige voorbereiding van een concert hield hij minimaal vijf uur studie per dag aan, zaterdag en zondag inbegrepen. Het memoriseren van partituren telde hij dan niet mee. Dikwijls begon zijn dag met geconcentreerd noten lezen; deed hij dat vijf keer achtereen, dan zat een stuk muurvast in zijn geheugen – een zeldzame gave.”

Zijn hedonistische levensstijl wordt hem uiteindelijk fataal. Hij is seropositief en in de jaren tachtig zijn de medicijnen nog niet zo ver dat je hier mee door kan leven. Hetzelfde geldt voor zijn partner Jan. Zijn afweersysteem laat hem in de steek en hij krijgt koorts en hersenvliesontsteking. Zijn zicht wordt zo slecht dat hij niet meer kan spelen en hij zal uiteindelijk op 33-jarige leeftijd overlijden.

Het is een prachtig document over een muzikant met een bijzonder talent. Gelukkig is zijn spel te beluisteren via internet. Brokken geeft aan wat hem onderscheidt van andere grote pianisten;

“In zijn streven naar helderheid en analyse gaat hij voort op de weg van Gould. Maar hij voegt er een dosis lyriek aan toe. Niet de lyriek van Rubinstein, Horowitz en andere grote romantici, maar een beredeneerde lyriek…De vleugel laat hij als een sopraan zingen of als een hamerklavier stamelen, zonder ook maar één moment de bedoelingen van de componist uit het oog te verliezen.”

Schrijven over muziek blijft lastig, je moet het horen maar ook daarom is het een fijn boek. Je doet veel tips op over andere pianisten en hun werken. Er staan mooie anekdotes in, zoals over de pianiste waar Stalin naar luisterde ten tijde van zijn overlijden, of het meest indrukwekkende verhaal; dat Russische muzikanten komen spelen bij de doodskist als één van hen overlijdt, als een soort wake. Ook als ze niet meteen goed bevriend zijn doen ze dat uit respect. Zo speelde de pianiste Elisabeth Leonskaja bij zijn kist toen deze in zijn woonkamer stond, evenals de cellist Mischa Maisky. Egorov’s partner Jan Brouwer overlijdt kort na hem en beiden zijn ze gecremeerd, maar hun as is verwerkt in de grafsteen van Egorov’s moeder, die ook in Nederland begraven is.

Eerder verschenen op Quis leget haec?