"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

In tijden van oorlog

Vrijdag, 7 september, 2018

Geschreven door: Alexis Jenni
Artikel door: Ger Leppers

Eén man, drie oorlogen

Tot zijn verbazing won biologieleraar Alexis Jenni met zijn debuut meteen de belangrijkste literaire prijs van Frankrijk. 

[Recensie] Vorig jaar augustus [2011/red.] was Alexis Jenni nog een onbekende biologieleraar van middelbare leeftijd uit Lyon. Na jaren van eenzaam, onverdroten geschrijf was hij er juist in geslaagd zijn eerste roman gepubliceerd te krijgen. Drie maanden later werd het boek bekroond met de belangrijkste literaire prijs van Frankrijk, de Prix Goncourt. Ineens stond de schrijver midden in de aandacht. Inmiddels gingen er honderdduizenden exemplaren van de roman over de Franse toonbanken en zijn de vertaalrechten aan meer dan een dozijn landen verkocht.

Wie het boek leest, begrijpt dit overweldigende succes. Jenni weet pijnlijke momenten uit het Franse heden en recente verleden in zijn roman op een organische manier te verbinden met belangrijke ervaringen in de levens van gewone mensen. Via tijdloze thema’s als oorlog, liefde, kunst en ook racisme raken politieke en militaire analyses verbonden met concrete ervaringen van mensen van vlees en bloed.

In tijden van oorlog is een tomeloze, meeslepende totaalroman. Het boek bestrijkt de Franse geschiedenis van 1940 tot en met nu, en daarmee de drie zeer verschillende oorlogen waarin het land in die paar decennia verzeild raakte: de Tweede Wereldoorlog, die werd geleverd aan het thuisfront in Europa, de koloniale opstand in Indochina, in de welhaast ondoordringbare, vijandige tropische vegetatie van Azië, en de Algerijnse bevrijdingsoorlog. Dat was de meest meedogenloze van de drie, die werd uitgevochten in de dorre, vijandige landschappen en in de overbevolkte kasba’s van Noord-Afrika.

Boekenkrant

Ook nu nog, ruim een halve eeuw later, is dat conflict een van de grootste nationale trauma’s van Frankrijk. Als het al ter sprake komt, wordt het doorgaans aangeduid als ‘de gebeurtenissen’. Zoals wij het, met vergelijkbare bedekte schaamte, hebben over ‘de politionele acties’ in Indonesië. Het is niet de minste verdienste van Jenni’s boek dat het dat deel van de Franse geschiedenis onverbloemd aan de orde stelt.

De belangrijkste hoofdpersoon is de oud-militair Victor Salagnon. Hij heeft in alle drie de oorlogen gevochten. Dat hij ze overleefde, dankte hij aan zijn vermogen zich aan nagenoeg alle omstandigheden aan te passen en aan de flinke dosis mazzel die elke militair in oorlogen nodig heeft. Maar ook aan het feit dat hij een goede schilder en tekenaar is. Dankzij die gave kon hij zich op sommige momenten afsluiten van de gruwelijkheden om hem heen, en wist hij zich onder de kameraden die hij portretteerde een bijzondere positie te verwerven. Zijn kunst was voor hem een geestelijke vluchthaven ter zijde van het oorlogsgeweld.

Nu is Salagnon oud, hij slijt zijn dagen in Voracieux-les-Bredins, een vooral door allochtonen uit de voormalige koloniën bevolkte verre buitenwijk van Lyon, in gezelschap van de nog steeds mooie Eurydice, die jaren op hem wachtte. Hij voelt zijn einde naderen, en heeft besloten zijn resterende schilderijen te verkopen op de plaatselijke rommelmarkt. Daar maakt hij kennis met een jongeman die in een carrièredip zit.

De jongeman, die ook de verteller is van het boek, raakt onder de indruk van de schilderijen, en slaagt erin om Salagnon te overreden hem schilderles te geven. In ruil daarvoor zal hij Salagnon helpen bij het opschrijven van zijn levensherinneringen.

Jenni heeft zijn boek zorgvuldig geconstrueerd. Hoofdstukken die in Salagnons verleden spelen, getiteld Roman, wisselen af met gedeelten Commentaar die zich in het hedendaagse Frankrijk afspelen. Daarin vertelt de jonge vriend van Salagnon over zijn leven en zijn bezoeken aan het flatje van Salagnon. In die laatste hoofdstukken laat de schrijver steeds zien langs welke lijnen het verleden doorwerkt in het heden.

De absurditeit van elke oorlog schetst Jenni met een weelde aan details en een fijn ontwikkeld gevoel voor de kleinere ongerijmdheden van het leven: “Ze hadden een vreemd leger boven Indochina losgelaten, met als enige missie dat het zich maar moest zien te redden. Een rommelig leger onder aanvoering van aristocraten van weleer en verdwaalde verzetsstrijders, een samenraapsel van verschillende Europese volkeren, van romantische, goed opgeleide jongeren, een stelletje mislukkelingen, idioten en schoften, met veel normale types die in zo’n abnormale situatie verzeild raakten dat ze werden wat ze anders nooit waren geworden.”

Knap is de allesomvattende blik, de wijze waarop de schrijver een situatie tegelijkertijd in haar geheel overziet en haar in sprekende details tot leven brengt. Wel ontkomt het boek, en ook dat blijkt uit het citaat, niet altijd aan een zekere wijdlopigheid. De boodschap wordt er wel erg vasthoudend ingehamerd.

Dit bezwaar wordt evenwel ruimschoots goedgemaakt door de enorme rijkdom van het boek: de mooie liefdesgeschiedenis met Eurydice, de overweldigende beschrijvingen van de landschappen en luchten, van steden, maar ook van het oorlogsgeweld en de folteringen, en op een meer beschouwend en abstract niveau: de analyse van het kolonialisme, van de rol van de taal, die voor de kolonisator een heel andere betekenis heeft dan voor de gekoloniseerden, van de redenen waarom het hoogmoedig en hypocriet is om neer te zien op allochtonen, wier land wij eerst zo nodig geheel onuitgenodigd moesten koloniseren en van hun natuurlijke rijkdommen beroven, maar die nu bij ons niet welkom zijn.

Jenni gaat in zijn analyse nog verder. Salagnon had ook een oorlogskameraad, een zekere Mariani, die hem in Indochina het leven redde, en hem op een lange tocht door de jungle naar een veilige plaats sleepte. Vandaag is deze Mariani, die nog steeds regelmatig bij Salagnon over de vloer komt, voorman van een nationalistische beweging met een eenvoudig politiek programma: alle buitenlanders moeten het land uit worden gegooid.

Het knappe is dat Jenni ook diens beweegredenen inzichtelijk maakt. Hij veroordeelt niet, maar laat wel duidelijk zien waar en waarom de beperkingen van de mens zich tegen hem keren.

Bij Jenni is cultuurrelativisme geen vorm van lafheid, van gemakzuchtige politieke correctheid. Het is bij hem een volwassen geesteshouding die moed en humor vraagt. Helaas, zo laat hij doorschemeren, kan de overheid zulke eigenschappen niet opleggen aan haar burgers. De individuele mens moet ze zelf veroveren.

De hier en daar wat nadrukkelijke herhalingen geven het boek soms een didactische uitleggerigheid die wellicht de geboren docent verraadt, maar wat weinig ruimte laat voor mysterie en invulling door de lezer.

Van honderdvijftig bladzijden minder zou het boek dan ook zijn opgefleurd. Al moet ik, eerlijk is eerlijk, bekennen dat die herhalingen aan mijn leesplezier nauwelijks afbreuk deden.

Eerder verschenen in Trouw