"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Indisch leven in Den Haag

Woensdag, 18 april, 2018

Geschreven door: Gerard Termorshuizen
Artikel door: Karin de Leeuw

Toen verlofgangers bij het Kurhaus zaten

[Recensie] Er was een tijd, lang voordat Wieteke van Dort van de Indische Menschen in Den Haag typetjes veranderde, dat je in de tram in Den Haag mensen elkaar luidruchtig zag begroeten. Dan wist je vrijwel zeker dat het Indiëgangers waren. Zeker in Den Haag vormden ze een aparte sociale geleding. Het waren de mensen die opleefden als het eindelijk zomer werd. Dan zag je ze in grote getale bij het Kurhaus. Mensen die op woensdagavond naar de brievenbus snelden, omdat dan de luchtpost werd verzameld en die de volgende dag brieven uit het Verre Oosten ontvingen, waar ze de dag tevoren nog zo graag op geantwoord hadden.

Herman Salomonson, beter bekend als Melis Stoke, beschreef hun levens in columns en die waren zeer populair. Hij is een vooroorlogse mediapersoonlijkheid en het is mooi dat twee kenners nu vijftig van zijn stukken hebben verzameld in een boekje dat bovendien voorzien is van een biografie en talrijke prachtige foto’s. Toch is het geen duur kijkboek geworden. De foto’s zijn eenvoudig afgedrukt. Dat doet iets af aan de kwaliteit, maar de nostalgie wordt zo wel binnen dragelijke proporties gehouden.

Herman Salomonson werd geboren in 1892 en was de zoon van een Amsterdamse bankiersdochter en een Indische jongen, Maurits Salomonson, geboren in Semarang. Hermans vader en grootvader hadden daar een zaak. Zijn grootmoeder was van Indo-Europese origine. Van jongs af aan had Herman daardoor een emotionele band met Indië. Hoewel zijn vader jong stierf, bleef dit gevoel via de grootouders in stand. Salomonson studeerde Weg- en Waterbouw in Delft en werd na het behalen van zijn kandidaatsexamen in 1914, oorlogscorrespondent aan het front in België. Daarna ontvouwde zich vrij snel een glansrijke carrière als journalist en (hoofd)redacteur. Naast nieuwsberichten en reportages schreef hij ‘rijmkronieken’ en columns. Hij koos voor die activiteiten het pseudoniem Melis Stoke, naar de veertiende-eeuwse kroniekschrijver die eveneens op rijm schreef. Ze waren populair. Menno ter Braak noemde het (in 1935) werk van Salomonson ‘amusementslectuur’, dat was een mild oordeel voor deze criticaster. Mogelijk las hij Stoke dus wel iedere week.

Bij De Amsterdammer, weekblad voor Nederland, nu beter bekend als De Groene Amsterdammer, ontwikkelde Salomonson zich als een gewaardeerd all-round journalist. In 1923 kreeg hij het aanbod hoofdredacteur van de Java-Bode te worden in Jacarta, toen nog Batavia. Het blad, de oudste krant van de hoofdplaats van Nederlands-Indië, was zo goed als dood. Salomonson was de laatste troef van de eigenaar om de Java-Bode te redden. Nu kreeg hij eindelijk de kans naar het Indië van zijn jeugdverhalen te gaan. Met vrouw en zijn eerste kind, zoon Hans ging hij scheep. In Indië werd dochter Netje geboren.

Hereditas Nexus

In drie jaar tijd kreeg de hoofdredacteur de krant uit het slop, niet in de laatste plaats door zijn eigen tomeloze energie. De krant nam onder zijn leiding een politiek gematigd standpunt in, respectvol over de opkomende nationalistische beweging en nooit discriminerend naar etnische afkomst. Eind jaren twintig verharde standpunten in Indië. In 1926 was op West-Java een uitbraak van communistische rebellie. Misschien omdat hij de snel verrechtsende sfeer niet steunde, mogelijk ook omdat zijn vrouw het Indonesische klimaat slecht verdroeg, nam hij aan het eind van dat jaar een baan aan als directeur van de vestiging Den Haag van het Indisch Persbureau Aneta. Hij kreeg de baan aangeboden door de krantenmagnaat Dominique Berretty, oprichter van het agentschap en bijgenaamd ‘de roddelkoning van Bandoeng’.

In zee gaan met Berretty hield voor een degelijke journalist enig gevaar in. Berretty’s reputatie had in het begin van de jaren ‘20 schade opgelopen toen hij in de ogen van (jaloerse) concurrenten het nieuwsmonopolie van zijn bladen en het persbureau misbruikte. Berretty en Salomonson zullen mogelijk echter een overeenkomst gevoeld hebben. Beiden waren bekend als charmante, beminlijke persoonlijkheden, enigszins buitenbeentjes. Salomonson was dit laatste vooral door zijn Joodse afkomst.

Salomonson werkte daarna als directeur van Aneta in Den Haag tot in de meidagen van 1940. Hij keerde nog diverse keren terug naar Indonesië en was bijvoorbeeld betrokken bij de eerste radiotelegrafische nieuwsuitwisselingen (via de radiostations van Kootwijk en Bandoeng) in 1927.

In het midden van de jaren dertig verbleef hij bijna een jaar in Batavia, na het plotseling overlijden van de eigenaar van Berretty. Die kwam om het leven bij de crash van het beroemde KLM-toestel De Uiver in Syrië in 1934. Bij terugkeer in Nederland kreeg hij in Den Haag meer assistentie en was daardoor in staat zijn schrijfwerk weer aandacht te geven. Hij schreef diverse boeken, meest romans, maar was op zijn best in zijn korte stukken.

Tussen 1930 en 1940 schreef ondermeer een aantal columns in De Indische Verlofganger, een blad speciaal gericht op de negenduizend mensen die jaarlijks voor verlof naar Nederland kwamen vanuit de koloniën in Azië. De stukken gaan op anekdotische wijze over het leven van de Indiëgangers tijdens hun verblijf in het vaderland. Het schetst een wereld die we niet meer kennen; schreef over hun aankomst met vaak een verblijf, gedurende de eerste dagen, in het Hotel des Indes (In Batavia verbleven ze bij terugkeer in een hotel met dezelfde naam alvorens door te reizen naar hun eigen huizen). Hij maakte observaties van de Indische mensen die je in Den Haag op zomerse dagen herkende aan hun witte tropenkostuums. En als geen ander kon hij de sensatie oproepen van de vreemde geuren die deze mensen meebrachten met hun on-Hollandse keuken.

De beste vijftig columns zijn gekozen door Gerard Termorshuizen en Coen van ‘t Veer en in dit boekje verzameld. Termorshuizen schreef eerder een biografie van Dominique Berretty. Van ‘t Veer leverde belangrijke bijdragen aan Termorshuizens’ boek Een humaan koloniaal, leven en werk van Herman Salomonson (2006). Bij deze twee mannen is een boekje als dit in deskundige handen en dat straalt er ook van af. Ik heb erg genoten van hun inleiding die geschreven is in een stijl die de archaïsche zinsbouw en huiselijke woordkeuze van Melis Stoke benadert.

Salomonson heeft de oorlog niet overleeft, zijn zoon, die in het verzet ging, evenmin. Dit charmante boekje is opgedragen aan Netje Fernhout-Salomonson, Hermans dochter.

–-

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles