"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Interieurs van herrijzend Nederland 1940-1965

Donderdag, 12 mei, 2022

Geschreven door: Marieke Kuipers
Artikel door: Chris Reinewald

Houd de sanseveria hoog

[Recensie] Saillant dat nogal wat Nederlandse interieurs, kerken en overheidsgebouwen uit de herbouwperiode, midden twintigste eeuw, inmiddels op punt staan om afgebroken te worden. Of dat zelfs al zijn. Een doorwrocht overzichtsboek met prachtig beeldmateriaal legt verantwoording af over de trouwzalen, scholen en woonkamers waar zestigplussers nostalgische herinneringen aan hebben.  

De omslagfoto is leuker dan bedoeld. Jonge vrouw, die doorgerekend nu richting de 90 zal zijn, leest een boek. Met haar rug naar het raam in een ruim, zon doorlicht interieur.

Op de welgevulde vensterbank, tegenwoordig veelal afwezig, prijken praktische vetplanten. Tussen de vrouwentongen van de sanseveria loert een passerend heer naar binnen.

De Nederlandse gewoonte om ’s avonds de gordijnen open te houden, tot verbazing van buitenlanders, moet wel in de jaren vijftig ontstaan zijn. Achter het gemaaide gazon staan bakstenen woonhuizen met traditionele puntdaken. Modern met mate. Zo ziet herrijzend Nederland eruit. Ver van het oude centrum werden aan de stadsrand kraakheldere tuinsteden gebouwd, vaak op voormalige land- en tuinbouwgronden.

Boekenkrant

Eigenlijk is het vreemd een publicatie over de ‘midcentury’,  van herrijzend Nederland al te laten beginnen in 1940, met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog op Nederlands grondgebied. Waarschijnlijk komt dit door een woontentoonstelling die het Amsterdams Stedelijk Museum onder Sandberg in 1941 organiseerde: een veilige keuze onder de Duitse bezetting. Er bestond toen ook een premoderne stijl zoals de charmante krullendraaierij van architect Sybold van Ravesteyn bij zijn verbouw van de Schouwburg Kunstmin in Dordrecht (1938-40).

Overheid
De zich herhalende thema’s over wooninrichting  en vooral openbare ruimtes, aan het eind gepreciseerd met een aantal opvallende gebouwen en belangrijke ontwerpersnamen, geven het boek iets plichtmatigs. Je merkt dat het overheidspublicatie is. Veelzeggend citaat uit het voorwoord voor de algemeen directeur van de verantwoordelijke Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: “…we willen graag onze kennis over de interieurs van herrijzend Nederlands delen met een groot publiek.”

Dat is gelukt. De daarop volgende, informatieve artikelen van verschillende specialistische auteurs lezen goed maar zijn vlak van toon. Hoe aardig had het niet geweest om behalve het tonen van de folders,  tijdschriften en boeken ook uitgebreider uit deze optimistisch ronkende teksten van toen te citeren? Hoe verhield Nederland zich in die tijd eigenlijk met wat elders in Europa gebeurde? In 1958 sprak Nederland zich duidelijk uit met zijn landenpaviljoen op de Brusselse wereldexpositie, ontworpen door Gerrit Rietveld.

Later hoogoplopende kwesties als de bedilzicht van de Stichting Goed Wonen met hun eigen tijdschrift (belangenverstrengeling met adverteerders) worden diplomatiek besproken. Het blijkt overigens interieurarchitect Wim den Boon te zijn die als goedbedoelend maar belerend polemist de bijnaam “ïnterieurdominee” kreeg. Hier tekent zich ook het verschil tussen privé en overheid af. Het ‘nieuwe wonen’ in de tuinsteden zag er in de regel van binnen niet zo uit als bij de dame op het omslag.

Men richtte zich vaak met oude spullen in. Pas na diverse loonrondes van de overheid ging de Nederlander meer aan zijn inrichting besteden. Stijlbepalers waren juist winkels, horeca en – opvallend – ook kerkgebouwen waar de moderne principes van licht, lucht en ruimte werden toegepast. Voor scholen en overheidsgebouwen maakten monumentale kunstenaars symbolische, figuratieve en abstracte muurschilderingen. Onder hen grootheden als Karel Appel, verder bravere kunstenaars die een baan als tekenleraar hadden. Juist deze nagelvaste schilderingen sneuvelen nu vaak bij herbestemming of afbraak. Daarmee verdwijnt een tijdsbeeld.

Ocriet
De zorgzame beeldredactie verraadt hoeveel tijd in het zoeken van de prachtige illustraties is gestoken. Anders dan de tekst sprankelt het beeld wel volop. Een kijkje in een kegelbaan, een jonge dame in haar vrijgezellenflatje, het roemruchte lavet in de badkamer van het mysterieuze materiaal ocriet. Op het afvoerputje stond het dwingende mededeling “ocriet reinigen met vim” (schuurpoeder).

Hoewel de makers dat zeker niet beoogden werd hun publicatie een koffietafelboek waar je graag naar blijft grijpen om je te verbazen dat ook het modernisme nostalgisch kon worden en geluk toen heel gewoon was.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles en Alleroogen