"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Schrijven met impact

Maandag, 6 april, 2020

Geschreven door: Ann de Ron
Artikel door: Remus Thijssen

Heb ik je aandacht?

[Interview] ‘Wat zou een sterke openingszin voor dit artikel zijn?” Als stagiair die zijn eerste interview gaat schrijven, is dat een van mijn interviewvragen aan Ann de Ron, de auteur van Schrijven met impact – Bereik als onderzoeker, expert of adviseur lezers buiten je vakgebied’.

Haar antwoord: “Je kan pas een openingszin schrijven als je weet wat de kernboodschap wordt.” Die kernboodschap laat ze aan mij over, zo doet ze dat ook in haar workshops.

Poging 1: Ik interview Ann de Ron om erachter te komen hoe ze in de journalistiek terecht is gekomen, en om haar te laten vertellen over haar boek Schrijven met impact.

Dit blijkt géén goede kernboodschap. Om te beginnen zijn het eigenlijk twee boodschappen, en bovendien bevatten ze weinig inhoud. Een goede kernboodschap vernauwt het onderwerp tot één enkele inhoudelijk uitgeschreven boodschap op maat van je lezer. Die gebruik je als basis voor een pakkende openingszin, die je lezers verleidt om verder te lezen.

Pf

Poging 2: Het boek én het interview van Ann De Ron hielpen me om dit interview pakkend te openen en op te bouwen vanuit een scherp afgelijnde kernboodschap.

Beter zo, nu is er één duidelijke focus. Deze interviewtekst ben ik niet met deze letterlijke zin begonnen, maar met de anekdote over mijn zoektocht ernaar. Dat noemt Ann een impliciete manier om te starten met je kernboodschap. Op die manier creëer je een verhalende opening die je lezer meesleept in je verhaal. Je kan even goed meteen expliciet beginnen als je kernboodschap al pakkend genoeg is, zolang je opening de aandacht maar trekt. Daarin ligt de overkoepelende uitdaging van teksten schrijven voor niet-vakgenoten. Ik vroeg aan Ann:

Wat is het belangrijkste verschil tussen een wetenschappelijke publicatie en een tekst voor niet-vakgenoten?

         “Dat je bij een populair artikel de aandacht van je lezer moet verdienen. Die komt er niet vanzelf door de kwaliteit van de inhoud, het is geen cadeau. Dat is de overkoepelende uitdaging uit Schrijven met impact. Je lezer is iemand met veel aan zijn hoofd, en hoe nuttig of interessant je inhoud ook is, je moet eerst je lezer zien te overtuigen om verder te lezen. Daar is weinig tijd voor, niet meer dan een oogopslag. Bij belangrijke academische publicaties moeten je lezers de tekst lezen, want het is hun werk. Als het goed geschreven is dan is dat slechts mooi meegenomen. Hoewel er ook bij academische bladen het een en ander aan het verschuiven is.”

Je schrijft dat wetenschappers hun wetenschappelijke teksten op hun kop moeten zetten, daarbij heb je het over een omgekeerde driehoek. Kan je dat toelichten?

         “Als je je lezer bij de kladden wil grijpen, dan is het belangrijk om bij de kernboodschap te beginnen. Bij academisch schrijven staat de conclusie onderaan, dat is het interessantste gedeelte. Academici beginnen ook gewoon daar te lezen, maar bij een normale tekst begint de lezer vaak aan het begin. Experts beginnen hun teksten vaak breed en werken toe naar hun conclusie, dat is de punt punt van de driehoek. Ik wil graag een piramidevorm, dus met de punt van boven. Je kan letterlijk met een kernboodschap beginnen zoals bij een persbericht, daar begin je gewoon met het nieuws. Maar je kan ook op een impliciete manier beginnen met de kernboodschap. Dus bijvoorbeeld met een heel storytelling stuk, dat dan wel helemaal relevant of kies een sprekender is voor de kernboodschap. Je lezer weet het dan nog niet, maar jij weet wel dat de kernboodschap al overgedragen wordt.”

Heb ik je aandacht nog? Een aantrekkelijke opening is het halve werk, maar dan gaat de rest nog niet vanzelf. Ik vroeg aan Ann advies over de schrijfstijl die ik zou kunnen hanteren voor dit artikel. Het leek haar erg leuk om door het stuk steeds terug te komen op mijn positie als stagiair, die gecoacht wordt door degene hij interviewt.

Om je lezer ook mee te krijgen door het middenstuk van je tekst, loont het om terug te vallen op de anekdote waarmee je bent begonnen. Dit is een vorm van wat Ann in haar boek storytelling noemt. Er zijn nog veel meer trucs en methodes in Ann’s boek om de aandacht van je lezers vast te houden. Welke het beste bij jouw tekst passen, ligt aan wat het doel van je tekst wordt.

Roeland, onze hoofdredacteur, kwam met het idee om Ann aan het einde van ons interview te vragen om advies voor de opzet van dit stuk. Ann was begin jaren negentig van de vorige eeuw een stagiair van Roeland, toen zij voor het eerst de journalistiek in ging bij het populaire wetenschapsblad Natuur & Techniek. Roeland was daar toen hoofdredacteur. Ann leerde daar de basisprincipes die nu te vinden zijn in haar boek, zoals beginnen vanuit een duidelijke kernboodschap.

Waarom is het zo belangrijk om te beginnen met een scherp afgebakende kernboodschap?

         “Dat heb ik van Roeland geleerd in mijn allereerste artikel voor Natuur & Techniek. Ik had een heel interessante Britse wetenschapper geïnterviewd. Het ging over dinosaurussen, en het was naar aanleiding van een tentoonstelling die naar België en Nederland zou komen. Ik stelde hem wat vragen over zijn onderzoek dat gerelateerd was aan die tentoonstelling, maar dat onderzoek was al jaren oud. Hij was op dat moment bezig aan een ontzettend boeiend nieuw onderzoek. Dus ik schrijf een tekst met die twee onderwerpen erin, enerzijds de tentoonstelling en anderzijds zijn nieuwe onderzoek. Toen Roeland het nalas vroeg hij meteen: ‘Ann waar gaat het nou over, het een of het ander, je kunt geen twee dingen in een tekst hebben.’

Twee richtingen is te veel, dan heb je geen top van je driehoek en dan weet je niet waar je moet beginnen. Dan krijg je een tweekoppige driehoek, of in ergere gevallen een zevenkoppige draak van een tekst. Lezers beoordelen heel snel en haast onbewust of ze iets gaan lezen of niet, en dat doen ze voor een groot deel aan de hand van een blik op de titel en de eerste regels.”

Hoe verschilt een kernboodschap van een wetenschappelijke stelling?

         “Eigenlijk niet, want een wetenschappelijk artikel heeft ook een kernboodschap. De oefening is een kernboodschap te maken die afgestemd is op lezers die niet uit je vakgebied komen, en dat is een hele moeilijke opdracht. Daar komt een heleboel bij kijken, zoals oplossingen zoeken voor het jargon, een nieuwe afbakening maken en je publiek goed afbakenen en kennen.”

Het gaat dus vooral om waar je die kernboodschap plaatst en hoe je hem formuleert.

“Ja, het gaat erom dat je hem helemaal moet omvormen. In een beperkt aantal gevallen kan je de kernboodschap van je onderzoek gewoon gebruiken voor een tekst voor niet-vakgenoten, maar bijna nooit. Daarna gaat het erom dat je ermee begint in plaats van ermee eindigt. Als experts hun kernboodschap aan een breder publiek uitgelegd willen krijgen, gaan ze vaak heel breed. Dan gaan ze hun vakgebied helemaal uitleggen, en niemand wil dat eigenlijk weten. Voor een tekst voor niet-vakgenoten begin je door te vragen: ‘Wat is mijn doelgroep en wat wil ik bij die doelgroep bereiken.’ Die twee elementen leiden tot een kernboodschap. Het is ook heel goed om jezelf te beseffen waarom je eigenlijk dit artikel wil schrijven. Academici zeggen altijd in eerste instantie dat ze willen informeren, want dat klinkt zo mooi objectief, maar in de meeste gevallen willen ze eigenlijk veel meer. Ze willen adviseren, ze willen overtuigen of ze willen waarschuwen. Het is belangrijk om je daarvan bewust te zijn en je kernboodschap erop af te stellen.”

“Schrijven is puzzelen” zei Ann toen ik haar vroeg om een goede metafoor over schrijven die ik kon gebruiken. Het loont enorm om de structuur van je tekst goed te plannen, en je af te vragen of er niet wat geschoven moet worden met je tekstonderdelen. De knip-en-plak functie is onmisbaar in dit opzicht. Kijk nog eens naar de afgekeurde kernboodschap waarmee we begonnen.

Ik interview Ann de Ron om erachter te komen hoe ze in de journalistiek terecht is gekomen, en om haar te laten vertellen over haar boek Schrijven met impact.

Om tot een mooie afgebakende kernboodschap te komen heb ik de helft van de informatie eruit gehaald, maar ik heb Ann wel gevraagd om ook iets over haarzelf te vertellen. Dat deel van het interview komt niet in de hoofdtekst, maar het is ook zonde om het helemaal niet te gebruiken. Ann vond het een goed idee om dit in een kader te plaatsen, dat is ook puzzelen. Een tekstblok dat geheel op zichzelf staat, werkt als een aandachtstrekker. Vaak lezen mensen eerst een kadertekst, want hij is korter en toegankelijker. Het is daarbij belangrijk om die tekst een eigen kernboodschap te geven, zodat hij los van de hoofdtekst gelezen kan worden. Zorg ook dat je niet van de ene naar de andere tekst gaat verwijzen, daarmee stuur je je lezer met opzet uit je tekst.

Een kader waaraan gelijk te zien is dat het op zichzelf staat, met een kernboodschap die in een oogopslag naar voren komt, valt op als je lezer de tekst scant. Even het kader lezen is een kleine moeite, als het prikkelend genoeg is beginnen ze daarna meteen aan de hoofdtekst, en anders heb je toch je kadertekst gelezen gekregen. Scanbaar schrijven is ook een van de belangrijke lessen uit Schrijven met impact.

Waarom is het zo belangrijk om scanbaar te schrijven?

         “Dat slaat terug op die overkoepelende uitdaging om je lezer zo snel mogelijk te overtuigen. Dingen die mensen vaak uitstellen tot helemaal op het einde, zoals een prikkelende titel kiezen, passende illustraties zoeken en een goede lay-out opzetten. Ik zeg vaak: ‘Als je nog een minuut hebt, steek er een paar witregels tussen, dat verhoogt de kans dat het gelezen wordt enorm. Als je nog tien minuten hebt, werk nog even aan je titel.’ Eigenlijk moet je daar veel meer tijd voor nemen. Het is misschien maar de vorm, maar de vorm is wel waardoor mensen beslissen of ze gaan lezen of niet, en dat doen ze in seconden.”

Als laatste, is er nog een discipline in het bijzonder die je dit boek zou aanraden?

         “Ik merk dat elke discipline eigen uitdagingen heeft. Natuurwetenschappers zijn vaak bang dat ze niet uit hun jargon zullen komen. Filosofen aan de andere kant hebben vaak meer moeite hun kernboodschap aan te scherpen. Natuurlijk verschillen de uitdagingen ook enorm per persoon. Ik ga er geen discipline uithalen die mijn boek het hardst nodig heeft. Mijn eigen achtergrond in de moleculaire biologie zorgt dat ik tot een meer specialistisch niveau kan meekomen met dat soort onderwerpen. Het zou echter een valkuil kunnen zijn om van specialist tot specialist te gaan praten, dat helpt niet. Ik kan hen eigenlijk het beste helpen als ik doe alsof ik het niet kan volgen. Ik heb inmiddels ook zelf veel andere opleidingen gevolgd, en mensen uit alle disciplines begeleid. Het boek is voor alle disciplines en ook voor heel veel tekstsoorten zoals een beleidsadvies, journalistieke tekst, blogs, mailing en eigenlijk alle soorten teksten. Het is ook niet alleen voor onderzoekers, maar voor alle experts, daarom heb ik ook de voorbeelden ik zo breed mogelijk gemaakt. 

Dit is een geheel nieuwe tekstsoort voor mij, en populariserend schrijven op zich is ook iets waar ik pas aan begonnen ben. Ik vond het erg leerzaam om dit interview te schrijven met behulp van Ann’s boek en haar advies. Ik hoop dat je ook wat opgestoken hebt door het te lezen.

***

Vis met voeten

Ann de Ron heeft een achtergrond in zowel de natuurwetenschap als de journalistiek. Ze geeft al twaalf jaar coaching en trainingen aan alle soorten experts om ze te leren schrijven voor lezers buiten hun vakgebied. Ze houdt ervan om tussen disciplines in te staan en verbindingen te leggen. Een vis met voeten zoals ook de naam van haar trainingsbedrijf Fish Grow Feet.

Hoe ben je van de biologie in de journalistiek beland?

         “Voordat ik ging studeren was ik al iemand die veel las en graag opstellen schreef. Ik was ook goed in wetenschappen en daarin geïnteresseerd, en ik ben dan uiteindelijk biologie gaan studeren. Achteraf gezien was dat erg door de invloed van mijn ouders, die allebei scheikundigen waren. Ik heb die hele andere kant van mijn interesses toen niet echt overwogen als studierichting. Ik merkte wel snel, al in het eerste jaar, dat ik dat heel erg miste. Ik was blij dat we toen nog filosofie als vak hadden, iedereen vond dat vreselijk, maar ik dacht alleen: ‘Ah, nog iets anders.’ Ik heb de studie afgemaakt, maar ik heb wel tussendoor nog enkele weken lessen Germaanse talen en geschiedenis gaan proeven. Kortom, het was niet geheel plotseling dat ik van onderzoeker naar journalist overschakelde, dat zat er wel al langer aan te komen. Ik ben nog aan een doctoraatsonderzoek begonnen, maar daarbij liep ik er toch tegenaan dat ik het heel interessant vind, maar niet zo nodig zelf dat onderzoek wil doen. Ik mocht van mijn begeleider toen vier maanden vrij nemen om stage te lopen bij Natuur en Techniek, en was toen de eerste Vlaamse stagiair bij de redactie in Maastricht.”

Werkte je achtergrond in de natuurwetenschappen ook in je voordeel als journalist?

         “Absoluut, er bestond in die tijd nog helemaal geen opleiding journalistiek op universitair niveau. Ik had een telefoongesprek met een Vlaamse krant waar ik wou gaan freelancen, ze gingen toen net een wetenschapskatern oprichten. Dan ben je met mijn achtergrond een uitzondering in de massa aan mensen die in de journalistiek willen, dus dat heeft me toen zeker geholpen om te kunnen freelancen.” Na mijn stage bij Natuur en Techniek ben ik ook daar gaan werken, en natuurlijk ging het daar ook over dat soort wetenschappen dus gaf mij dat daar een voordeel.

Hoe ben je uiteindelijk uitgekomen bij je huidige beroep?

         Fish Grow Feet, zo heet mijn eenmansbedrijf. Dat verwijst enerzijds naar de biologie, naar het moment dat dieren poten kregen en de zee uit wandelden. Anderzijds gaat het ook over die oversteek, over tussen verschillende disciplines staan. Ik doe eigenlijk nooit maar één ding, nu nog niet. Toen ik jonger was dacht ik dat ik zo iemand was van 12 ambachten 13 ongelukken. Maar ondertussen weet ik dat juist daar mijn kracht ligt. Ik heb veel verschillende dingen geprobeerd en op een gegeven moment kwamen die dingen ook weer samen. Nu heb ik veel aan mijn ervaring als journalist maar ook aan mijn studie in de harde wetenschap.”

Hoe was het om les te geven aan mensen uit je oude vakgebied?

         “Zalig. Hoewel mijn eerste ervaring met lesgeven verschrikkelijk was, ik was zeer zenuwachtig. Maar intussen is het juist mijn passie geworden. Om discussies aan te gaan en om met al het verschillende materiaal te werken waar ik mee te maken krijg. Ik kan helemaal in de journalistieke modus gaan staan, of juist aan de kant van de wetenschapper, en dat vind ik heel leuk. Ik doe dat ook letterlijk door in mijn lokaal heen en weer te lopen, dan zeg ik: ‘Vanaf hier is het zo, maar vanaf hier is het juist zo, hoe kunnen we zorgen dat hier iets gemeenschappelijks uitkomt’. Kortom, ik vind het erg boeiend. Ik heb het eerst een aantal jaar als bijbaan gedaan, en nu doe ik het al een tijdje als hoofdbaan. Ik heb ook alweer een nieuwe bijbaan waar ik meer lichaamsgerichte workshops geef.”   


Door Remus Thijssen