"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Inzake dit huis

Dinsdag, 1 juni, 2021

Geschreven door: Hester Knibbe
Artikel door: Rob Schouten

Schrap het heftigste woord

[Recensie] Wat is nu eigenlijk klassieke poëzie? Je denkt aan gesublimeerde emoties, rake maar beheerste beelden, welgevormde zinnen, evenwicht. Geen gevoelsuitbarstingen, geschreeuw, maar ook geen eindeloos gefilosofeer of praatzucht. Mozart, geen Berlioz! Het klassieke streeft naar harmonie en omdat het dat doet in een chaotische wereld kun je het als een soort ideaal beschouwen, een troost voor al het onvolmaakte om ons heen. Klassieke dichters zullen er zijn zolang de beschaving bestaat want zij vertegenwoordigen die beschaving, waar anderen er misschien juist aan willen knagen met opstandige, vormeloze verzen, (quasi-)ongeregisseerde gedachtenoprispingen, getoeter, ironie, experimenteerdrift. De klassieke dichter heeft er vertrouwen in dat de taal iets moois en waardevols kan communiceren. Hij ziet ook wel dat de wereld verbrokkeld en imperfect is, maar hij wil daar iets tegenover stellen. Zo’n klassieke dichter is Hester Knibbe, die het in haar werk zeer uitgebreid over het onvolmaakte en ontoereikende heeft maar nooit op een manier dat je bij de pakken neer gaat zitten vloeken, integendeel: haar bedoeling is juist dat je vrede vindt in al dat menselijke en dierlijke van ons. Althans zo lees ik haar werk, als een poging om gevoelens, dingen en feiten met elkaar te verzoenen. Is dat braaf? Ja, dat is braaf, maar het is ook humanistisch en groots, de mens op z’n best. Daarom peurt de klassieke dichter niet al te diep in de ziel van de mens en begeeft hij zich niet al te zeer in ongewisse speculaties, want alles is een glibberig pad en dat wil hij juist niet. Neem deze regels uit de cyclus Klein dier in Knibbes jongste bundel 

Niettemin, ondanks haar klassieke inslag en de daarbij passende helderheid schrijft Knibbe toch opmerkelijk vaak over ongrijpbare zaken; de ziel, de dierlijke instincten in ons, zaken als onrechtvaardigheid, onbegrip. En ook de wereld van nu is in dit eerder tijdloze dan actuele universum niet afwezig, zoals in het gedicht Om niets waarin geWhatsAppt wordt met zelfs een emoji tot slot. Knibbes poëzie is zeker niet wereldvreemd of wereldontheven, maar dat neemt niet weg dat ze blijft zoeken naar balans, zoals in Slaapliedje, waarin het kind dat in plaats van de pap het mes wil, te horen krijgt:

“Schrap het mes, het botte geslepen
mes, voed het kind het mollige magere en

leg het te slapen. Span het paard voor de wagen
er hangt slaap in de lucht, zoveel rozige
ranzige slaap dat het zaagt

Hereditas Nexus

aan beweging en adem. Dus
hop de straat op een kruispunt over een
zijlaan in, schrap het heftigste woord schrap de onzin
van

weg. Wieg suja suja het kind het mollige
magere oude kind”

Een gedicht waarin alle tegenstellingen worden geïnventariseerd: bot-geslepen, mollig-mager, rozig-ranzig, snurken-ademen, oud-kind. En daardoor ook in zekere zin tegen elkaar weggestreept. Schrap het heftigste woord, zegt ze, maar ook: schrap de onzin van (witregel/het ongezegde/niks) weg. Ik lees daarin de raad om niet over, maar ook niet ónder de schreef te gaan. Iets gemiddelds dus. Maar het is een gemiddelde waarin je bij Knibbe steeds de spanning voelt tussen wat er gebeurt en wat ze beschrijft, tussen wat ze voelt en hoe ze het in beeld brengt. En nee, ze gaat niet los, een eigenschap die in deze wereld van irrationele emoties en onderbuikgevoelens misschien meer dan ooit valt te waarderen.

Eerder verschenen op Poëzieclub