"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Irrationality – A History of the Dark Side of Reason

Zondag, 26 januari, 2020

Geschreven door: Onbekend
Artikel door: Niklas Anderberg

In de schaduw van het rationele

Let us calculate (or translated differently, “Let us compute!”)
(Gottfried Wilhelm Leibniz, citaat blz. 32)

[Recensie] Tegen het einde van de Franse Revolutie werden in katholieke kerken ‘Temples of Reason’ ingericht. Het is volgens Justin Smith, hoogleraar Geschiedenis van de Wetenschapsfilosofie in Parijs, niet geheel duidelijk wat zich daarbinnen zou moeten afspelen. Welke ‘rationele’ ceremonies zouden de christelijke rituelen moeten vervangen? Waren dit niet juist uitingen van bijgelovigheid  uit het verleden waar de Nieuwe Tijd definitief mee afgerekend had?

Smith, die een kenner van Leibniz is, doet in Irrationality – A History of the Dark Side of Reason een poging om het begrip rationaliteit en haar metgezel – het irrationele – in vogelvlucht te vangen. Het is niet altijd evident welk verschijnsel het scherpst in het vizier komt. Soms slaat het rationele over in platitudes of verandert het redelijke in iets absurds of bedreigends.

Smith opent met een standaard-definitie van de Verlichting: dat we redelijke wezens zijn en dat we met behulp van ons vernuft de maatschappij rationeel inrichten om onze individuele vrijheid te optimaliseren en zo bij te dragen aan een harmonieuze samenleving.

Heaven

Al snel voelt Smith zich genoodzaakt om deze rooskleurige voorstelling van zaken bij te stellen. Nu gaat hij ervan uit dat de meeste Verlichtingsdenkers grote waarde hechtten aan gevoelens en passies en dat ze waarschuwden voor de gevaren van een slaafse gehoorzaamheid aan de heerschappij van het vernuft (“supreme authority of the faculty of reason”; blz. 10). Hoe gaat dit samen?

De vroeg overleden kenner van Rousseau, Robert Wokler, vat het op een kernachtige manier samen: “Eén van de meest wijdverspreide misvattingen over de Verlichting – die we te danken hebben aan de slecht geïnformeerde welbespraaktheid van Burke en Tocqueville – is dat het een Tijdperk van de Rede (Age of Reason) zou zijn geweest”. Wokler stelt dat de Verlichtingsdenkersgeen hoge dunk hadden van abstracties die los staan van de concrete werkelijkheid. (Rousseau, the Age of Enlightenment, and Their Legacies, PUP 2012, blz. 82, mijn vert.)

Parijse irrationaliteit

Een recent voorbeeld  van ondoorgrondelijkheid is wat Smith ´Parijse irrationaliteit´ noemt. De vertegenwoordigers van deze illustere club Franse denkers, aangevoerd door Jacques Derrida, waren volgens Smith handelsreizigers in sprookjes en verhalen.

In dezelfde categorie plaatst Smith de alomtegenwoordige Sloveense filosoof Slavoj Žižek. Smith schuift hem terzijde als een komiek, die weliswaar zijn rol overtuigender speelt dan de volstrekt niet grappige Alain Badiou.

Toch is het de vraag of dit goede voorbeelden zijn van irrationaliteit. Dat filosofen cryptisch  en ingewikkeld kunnen schrijven weten we allemaal. Veel denkers verschuilen zich achter een façade van theoretisch jargon en gekunstelde woorden.

Maar hier is enige voorzichtigheid geboden. Complexiteit of ambiguïteit is niet hetzelfde als irrationaliteit. Dat er verschillende opvattingen over moeilijk toegankelijke filosofen bestaan is vanzelfsprekend; laat ik hier volstaan met twee voorbeelden:

De van oorsprong Zweedse filosoof en literatuurprofessor aan Yale University, Martin Hägglund heeft in 2011 een boek over Derrida gepubliceerd met de provocerende titel Radical Atheism. Dit boek veroorzaakte veel ophef in de academische wereld; Derrida lijkt terug van nooit weggeweest. Het is natuurlijk mogelijk dat iedereen zich blind staart op een hersenschim, maar de mate van aandacht die het boek gekregen heeft is overweldigend. De vermeende irrationaliteit van Derrida is blijkbaar in vruchtbare aarde gevallen.

Het tweede voorbeeld komt van niemand minder dan professor Robert B. Pippin van Chicago University. In zijn bundel Interanimations (2015) waarin vooral Nietzsche en Hegel behandeld worden (over duistere filosofen gesproken), is een hoofdstuk gewijd aan Slavoj Žižek en diens duizend pagina´s lange werk over Hegel, Less than Nothing uit 2013. Žižek wordt door Pippin uiterst serieus genomen. Het boek wordt omschreven als een “serious attempt (is) to reanimate or reactualize Hegel” en niet zelden is zijn conclusie dat de overwegingen van Žižek “are on the mark and valuable” (Interanimations, blz. 91; 107).

Hoe is het mogelijk dat één van de meest vooraanstaande kenners van Hegel de mediagenieke volgeling van Jacques Lacan en neomarxist Žižek op zijn woord gelooft?

Internet kills Everything

Donald Trump speelt als persoon en als fenomeen in Irrationality een glansloze hoofdrol. Hij is de onbetwiste ster van de absurdistische theatermaatschappij met nepnieuws en alternatieve feiten waarin we leven. Dit is een soort irrationaliteit die twee scherpe critici van de Verlichting, Horkheimer en Adorno, niet hadden kunnen voorspellen. Dat een instrumentele rationaliteit gebruikt kan worden door autoritaire regimes en dat de consumptiemaatschappij een onstuitbare opkomst zou beleven hebben ze voorzien maar volgens Smith waren ze niet voorbereid op de nevelige wereldbeschouwing van ‘Trumpism-Putinism’.

Naast nepnieuws en alternatieve feiten floreren pseudowetenschap en bijgeloof als nooit tevoren. Astrologen, helderzienden, numerologen, tarotlezers en wichelroedelopers struikelen over elkaar – op het net zowel als in reguliere media en boekhandels.

Over de staat van onze huidige digitale wereld is Smith duidelijk: ‘Internet kills everything’. Een schoolvoorbeeld is de rol van Twitter tijdens de Arabische lente. Waar sociale media aanvankelijk een verbindende en bevrijdende rol speelden duurde het niet lang voordat de overheid het heft in handen nam; binnen ‘no time’ werd de oproer in de kiem gesmoord.

De zogenaamde vrijheid van meningsuiting wordt door ondoorzichtige logaritmes in gewenste banen geleid. Het gevoel van totale vrijheid in de digitale ruimte is bedrieglijk. Smith leent het begrip ‘Imagined Community’ van de onlangs overleden Benedict Anderson om de schijn van solidariteit binnen de gemeenschap te omschrijven. Cyberspace is natuurlijk geen Goelag maar uitsluiting – Smith gebruikt de term excommunicatie – kan verwoestende sociale gevolgen hebben.

Het verontrustende is dat niemand controle heeft over de legers van hackers, trollen en andere ongewenste elementen die het internet binnendringen. In combinatie met de notoire onbetrouwbaarheid van de menselijke natuur is dit voor Smith een recept voor een mogelijke globale ramp: De ontdekking van het vuur gaf de vroege hominiden warmte voor de nacht – voordat het gehele dorp in de as gelegd werd…

Thomas Bernard

Irrationality bevat ook een aantal persoonlijke bespiegelingen. Als dertienjarige katholieke jongen uit Nevada werd Smith verliefd op The Beatles, wat volgens hem een volkomen natuurlijke en onproblematische combinatie was. Hij kende de straatnamen van Liverpool en Hamburg net zo goed als die van Reno.

De Fab Four is inderdaad een prachtig simulacrum voor de vier apostelen gestoken in een modern jasje. Even later vinden we Smith terug in de punk-scene als aanhanger van Dead Kennedys en Social Distortion. Of dit als irrationeel bestempeld kan worden is onduidelijk. Met enige weemoed constateert hij dat zijn vrienden uit die tijd tegenwoordig rechts zijn en op Trump stemmen. Van uiterst links naar extreem rechts; iets wat vaker voorkomt (zelden andersom!) maar of dat irrationeel is? Smith zegt zelf dat irrationaliteit niet normatief maar descriptief is – niet goed of slecht en ook niet links of rechts – en in dat geval kan een voor hem ongewenste keuze toch gezien worden als logisch.

Smith spreekt aan het eind van het boek zijn bewondering uit voor toneelschrijver Thomas Bernard die in een toespraak na ontvangst van een prestigieuze literaire prijs in Oostenrijk ophef veroorzaakte met zijn openingswoorden: “There is nothing to praise… it is all ridiculous, if you think about death” (blz. 263).

Voor Smith was dit veel nobeler dan de weigering van Thomas Pikkety en John Lydon (beter bekend als Johhny Rotten van de Sex Pistols) om de Légion d´honneur, respectievelijk de R&R Hall of Fame te accepteren. Dat deden ze alleen maar om zichzelf te promoten. Zou het dan beter zijn om überhaupt geen prijs te krijgen? Maar dat is volgens Smith alleen weggelegd voor kunstenaars en schrijvers die “voortdurend middelmatig werk afleveren”. Dit lijkt mij één van de schaarse momenten van intellectuele kortsluiting in het boek. De lijst van niet-Nobelprijswinnaars is in ieder geval net zo indrukwekkend als die van de gelauwerde collega’s; van alle losers in de kunstwereld is Vincent van Gogh de allergrootste!

Tweeling-identiteit

Als frontispice gebruikt Smith de beruchte illustratie The Sleep of Reason van Goya; de even emblematische als omstreden belichaming van de Verlichting. Als het verstand in slaap gesust is, ontwaken de demonen. De boodschap lijkt simpel maar heeft een dubbele bodem: In de epigraaf schrijft Goya dat een combinatie van fantasie en verstand onontbeerlijk is (om kunst te kunnen maken).

Nu de Contraverlichting weer wind in de zeilen heeft klinkt weerstand tegen een al te simplistische lofzang over de merites van de rede. “Verlichting is verduistering” heet het in sommige academische kringen.

In deze verscheurde tijd is Irrationality een bescheiden maar scherpzinnige poging om het zwart-witte beeld in kaart te brengen. Dit is alleen mogelijk als het model zich laat afbeelden met alle onvolkomenheden en defecten die erbij horen – als de mens zich laat zien, ‘warts and all’. Irrationaliteit is de tweeling-identiteit van de rationaliteit. 

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles