"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Jacob van Lennep

Dinsdag, 15 december, 2020

Geschreven door: Marita Mathijsen
Artikel door: Quis leget haec?

Hij was advocaat, politicus, romanschrijver, dichter, toneelschrijver, historicus, editeur, taalkundige en beschermer van oudheden

[Recensie] Zeker had ik van Jacob van Lennep gehoord, als schrijver in ieder geval en omdat een straat hierachter naar hem is vernoemd én ik associeerde hem met een flinke wandeltocht. Dat klopt, maar er is zoveel meer en Marita Mathijsen legt dit allemaal uit in zijn biografie Een bezielde schavuit.

De man leefde van 1802 tot 1868 en heeft een groot stempel gedrukt op de Amsterdamse én Nederlandse samenleving van de 19e eeuw. Hij was advocaat, politicus, romanschrijver, dichter, toneelschrijver, historicus, editeur, taalkundige en beschermer van oudheden. Hij stond aan de basis van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, de verbetering van het Nederlands toneel, het Vondel- én het Rembrandtstandbeeld, het behoud van de Ridderzaal, schoon drinkwater in Amsterdam, het Amstel Hotel, het Noordzeekanaal, de uitgave van Max Havelaar én de bescherming van oudheden in Nederland.

Zo begon het echter niet. Van Lennep stond in zijn studententijd onder invloed van de ‘dompers’ Bilderdijk en Da Costa. Streng gelovig en ver verwijderd van de zelfbewuste man die hij zou worden. Dat stelt de auteur ook voor een probleem;

“Ikzelf althans heb er moeite mee Van Lennep te portretteren als iemand die werkelijk punnikte aan de pre-destinatiegedachte en gebukt ging onder religieus schuldbesef. Ik zie liever de vrolijke frans, de schaterlachende verteller, de plannenmaker, de oprichter van monumenten, de editeur van Vondel, de monumentenbeschermer, de helper van mensen in nood, en ook de vrouwenjager is me lief.”

Kookboeken Nieuws

Van Lennep verloor al jong zijn moeder en dat zou volgens de biograaf een thema in zijn leven blijven. Vrouwenjager was hij ook en hij wordt met 20 jaar al vader van een dochter. Hij zal haar erkennen maar het wordt nooit bekend wie de moeder is. Hij trouwt en zal één dochter en vijf zonen krijgen.

Dat van die wandeltocht klopt, hij maakt met een vriend een voetreis door Nederland. Daarna gaat hij schrijven en publiceert hij romantische gedichten en dito verhalen. Zijn vader is hij opgevolgd als rijksadvocaat, een beroep dat hij tot zijn dood zal uitoefenen. Hij tracht uit zijn huwelijk te breken door met ene Doortje Ringeling naar Engeland te vluchten maar zijn vader belet hem dat. Hij keert terug bij zijn vrouw en Doortje stierf alleen. Dat leidde overigens tot een mooie reactie van een familielid van Doortje op het blog van de auteur.

Het boek geeft een razend interessante inkijk in de 19e eeuw en zijn moraal. De boeken die Van Lennep publiceert worden niet allemaal even goed ontvangen. Hij krijgt een lading kritiek als hij de Vaderlandse geschiedenis met enige humor en illustraties uitgeeft. De wereld was nog niet klaar voor een fragment als dit:

“De moord op graaf Floris I wordt gadegeslagen door de keukenmeid die het zonde vindt dat de moordenaar de man in bed doodsteekt door het beddengoed heen:”

“Och, meneer! – sprak de meid – wat een zunde veur die mooie noppiesdeken!”
“Hoû je stil, ouê Trijn! dat is gestopt met drie steken.”

De auteur geeft in de epiloog aan dat het een enorme klus is geweest om research voor dit boek te doen, juist omdat er zoveel bewaard is gebleven. Talloze brieven, zijn Vondel-project, rechtbankverslagen, zijn complete oeuvre, vergaderverslagen uit de Tweede kamer en al die instituten waarbij hij betrokken was. Gelukkig is dat wel gebeurd want al die fragmenten vormen de meerwaarde van dit boek. Je bent er zelf bij, zoals bij de verwikkelingen over de grondwetswijziging. Van Lennep uitte kritiek op die wijzigingen met het argument dat de Amsterdamse bevolking daar helemaal niet achter stond. Dat leverde hem de volgende schrobbering op van het Algemeen Handelsblad:

“Waarlijk, Mijnheer Van Lennep, nu maakt gij het wat al te bont: Uw brief aan Mr. D. Donker Curtius loopt de spuigaten uit, en gelijk gij durft te veronderstellen, dat de commissie van herziening eenige artikelen der grondwet na den eten of ’s morgens heel vroeg in een uur van slaperigheid zou hebben opgesteld, komen wij tot de stellige overtuiging, dat gij in eene bui van groote opgewondenheid, welligt na een of ander souper, u aan het schrijven hebt gezet, en al schrijvende zulk een welbehagen in u zelven gekregen hebt, dat gij niet kondet uitscheiden, maar u op het laatst wel moest verbeelden, dat gij de ziel waart, zoo niet van het geheele land, dan toch van Amsterdam […]. Waart gij het verzenmaken of romanschrijven beû, gelijk u zeker de rijksbelastingzaken reeds lang de keel uithangen, welnu, goed, bemoei u dan ook eens met andere rijksbelangen dan die van de belasting; maar bemoei u dan alleen met de landstaal: daar zijt gij in uw element.”

Die kon hij in zijn zak steken. Het boek staat vol met zulke fragmenten, evenals met prachtige illustraties over de hoofdpersonen en uitgaven van zijn werk. De genoemde epiloog is een mooie afsluiter van dit boek, waarin Mathijsen aangeeft dat ze drie draden heeft proberen te vervlechten tot één draad; de zoektocht naar de moeder, het werken aan maatschappelijke vooruitgang en bekommernis om zwakken. Daarin moest de vreemde tweespalt in zijn karakter ook een plaats krijgen, de religieuze tobber uit zijn vroege jaren en de gedreven en maatschappelijk betrokken burger uit zij latere jaren. Het heeft mij mateloos geboeid.

Eerder verschenen op Quis leget haec?